De eerste marathon in Rotterdam was al in 1908
De eerste keer dat in Rotterdam een marathon werd gelopen was op 24 mei 1908, als voorbereiding op de Olympische Spelen later dat jaar in Londen.
Rotterdam begin vorige eeuw. Afbeelding via het Stadsarchief Rotterdam
In aanloop naar de Olympische Spelen van 1908 in Londen werden ook in Nederland sportevenementen georganiseerd, die voor het gemak Olympische Spelen werden genoemd. Het IOC was in die tijd nog niet invloedrijk genoeg om daartegen iets te kunnen ondernemen. En zo had zowel Haarlem als Rotterdam in dat jaar zijn eigen Olympische Spelen, ofwel ‘atlethische voorwedstrijden’.
Op 24 mei 1908 werd in dat kader een marathon gelopen van Rotterdam naar Gouda en weer terug, met een zilveren bokaal voor de snelste loper. Niemand minder dan baron Van Tuyll van Serooskerken – vanwege zijn pionierswerk bekend als De Sportvader – had die ter beschikking gesteld. Van Tuyll was toentertijd een grootheid in de Nederlandse sport. In 1912 werd hij zelfs de eerste officiële voorzitter van het Nederlands Olympisch Comité, dat in dat jaar was opgericht.
Eerste tot en met negende dronk
Op 19 mei 1908 meldde het Nieuws van den Dag dat het officiële programmaboekje van de Olympische Spelen te Rotterdam was verschenen. ‘De wedstrijden op het Schuttersveld beginnen a.s. Zondagmorgen te 9 uur, met hardloopen op 100 meter. De wedstrijd op 40 kilometer (Marathon-wedloop) van Rotterdam naar Gouda en terug, vangt ‘s morgens om half elf aan.’
Dat de afstand in 1908 anders was dan de ons nu bekende 42,195 kilometer was omdat in die tijd nog niet de standaardafstand was bepaald. Hoe dan ook: er hadden zich elf atleten opgegeven om zich hierop te storten.
Maar liefst 20.000 tot 25.000 toeschouwers trokken die dag naar Rotterdam voor deze ‘atlethische voorwedstrijden’, aldus het Nieuws van den Dag op 26 mei 1908. Een van de eregasten was De Sportvader zelf, ‘die den eersten dronk wijdde aan H.M. de Koningin’.
Als ik goed heb geteld, werden er daarna nog acht toosten uitgebracht: op de Atletiekunie, op het uitvoerend comité, op de sport in het algemeen, op de atletiek in het bijzonder, op de heer Dudok de Wit, op de winnaar van de marathon, op de pers in het algemeen en de sportbladen in het bijzonder.
Kortom: de sfeer was gemoedelijk, ‘zoodat politie en commissarissen van orde een gemakkelijke taak hadden’. Hoogstens een aangeschoten notabele waggelend over de openbare weg, toostend op de koningin en de sportpers.
De winnaar van de marathon kreeg een toost aangeboden omdat die wedstrijd volgens de aanwezigen ‘het glanspunt van het programma’ was geweest. De heer W.F. Theunissen uit Amsterdam – volgens de krant in het dagelijks leven semi-arts – had de veertig kilometer afgelegd in 2 uur, 55 minuten, 44 seconden en een heel klein beetje.
Niet naar Londen
Ondanks deze zege vertrok de Amsterdammer daarna niet naar Londen om de olympische marathon te lopen. George Buff uit Rotterdam daarentegen, die achter Theunissen als tweede was geëindigd, reisde weer wél naar Londen om die marathon helaas niet te voltooien. Willem Wouter Wakker, die in Rotterdam wel meedeed maar het eindklassement niet haalde, ging ook naar Londen om daar op de twintigste plaats te eindigen.
Waarom de ene loper wél en de andere niet naar Londen ging, kan ik helaas niet meer achterhalen. Er waren zelfs nog twee Nederlandese marathonlopers op de Spelen van 1908 – Wilhelmus Braams en Arie Vosbergen – die niet eens hadden meegedaan in Rotterdam, maar zich toch op duistere wijze hadden gekwalificeerd. Ook deze lopers stapten in Londen al snel uit de race. Kort samengevat: een en al deceptie.
Heel sneu, dus laten we toost nummer tien, elf en twaalf daarom maar aan de Rotterdamse marathon in het algemeen en Braams en Vosbergen in het bijzonder opdragen.