De juryrapporten van de Nico Scheepmaker Beker 2012
Zes boeken waren genomineerd voor de Nico Scheepmaker Beker, de vakprijs voor het beste sportboek van het jaar. De jury bestond uit David Endt (voorzitter), Arthur van den Boogaard, Wilfred van Buuren en Renate Verhoofstad. Hieronder de rapporten.
Winnaar: Wilfried de Jong / Kop in de wind
Met de verhalenbundel Kop in de wind heeft Wilfried de Jong een belangrijke stap gezet in zijn schrijverschap. Op televisie toont hij al jarenlang een eigenzinnige kijk op sport. Met dit boek is hij erin geslaagd dezelfde eigenzinnigheid op papier te zetten. Loskomend van een journalistieke blik en vrijwel geheel vertrouwend op zijn verbeeldingskracht komt De Jong tot zeer originele verhalen. Het lijkt fictie, of ten dele verzonnen, maar ze zijn allemaal diepgeworteld in de liefde van De Jong voor de wielersport.
De opzet is telkens weer eenvoudig. Een ik-figuur gaat op pad met zijn fiets, door bijvoorbeeld de Hollandse duinen, het Noord-Franse landschap of over Italiaanse bergen, ontmoet tijdens de tocht een persoon en beleeft zo een klein avontuur.
Inzoomen op schijnbaar onbelangrijke details is een van de grote kwaliteiten van De Jong, maar de jury was vooral onder de indruk van de grotere thema’s die op de achtergrond meespelen. Angst, seks, schoonheid: de schrijver noemt het nergens expliciet maar in vrijwel elk verhaal zijn deze thema’s voelbaar aanwezig.
De vrijheid die de schrijver zich permitteert overtuigt keer op keer. De verhalen zijn geworteld in sport, maar worden voortgedreven door verbeelding. Voortdurend nodigt De Jong de lezer uit hetzelfde te doen: zijn of haar verbeelding te gebruiken. En uiteindelijk geeft hij daarmee onbedoeld een belangrijke raad aan collega-sportschrijvers: je bent als auteur koning in je eigen hoofd. Laat de lezer toch vooral meegenieten van jouw koninkrijk.
Nummer 2: Arthur Huizinga / Nooit een thuiswedstrijd
Hoe is het om elke voetbalwedstrijd geconfronteerd te worden met de politieke betekenis van jouw club? Nooit trap je de bal zomaar richting doel, altijd is er een diepere maatschappelijke betekenis. In het boek Nooit een thuiswedstrijd geeft journalist Arthur Huizinga antwoord met een indringend portret van de uit 1951 stammende voetbalclub FK Qarabag Agdam uit Azerbeidzjan.
Al jarenlang wordt deze club van Azeri meegezogen in de politieke ontwikkelingen in het juist door Armeense invloeden gedomineerde gebied van Nagorno-Karabach. Het betreft de onafhankelijkheidsstrijd, het uiteenvallen van de Sovjet Unie en de opkomst van Azerbeidzjan als een nieuwe oliestaat. FK Qarabag won een nationale titel in 1993, maar sinds dat jaar is de club gedoemd de wedstrijden elders te spelen: niet langer in het eigen stadion in thuisstad Agdam.
De jury is onder de indruk van het verrichte onderzoek door Huizinga. Hij sprak met veel directbetrokkenen, reisde veelvuldig naar Azerbeidzjan en de niet-erkende republiek Nagorno-Karabach en bezocht daar wedstrijden: waaronder die tegen het Nederlandse FC Twente in 2009. De wens van de schrijver een bezoek te brengen aan de inmiddels ‘spookstad’ Agdam zorgt voor een interessante spanningsboog.
De politieke situatie is ingewikkeld, maar allesbepalend voor de voetballers. Huizinga begrijpt dat en weet met zijn stijl van vertellen – beschrijvingen aan de hand van scenes – het geheel begrijpelijk te houden. De vele informatie, kundig verweven in de scenes, laat zien dat Huizinga precies weet waarover hij schrijft. Nooit een thuiswedstrijd toont aan dat sport, in dit geval voetbal, grote maatschappelijke betekenis heeft. En dat langdurig onderzoek tot mooie resultaten kan leiden.
Nummer 3: Wiep Idzenga / Op zoek naar Bob Marley de voetballer
In een speciaal nummer van het voetbaltijdschrift Hard Gras toont schrijver / journalist Wiep Idzenga voor eens en altijd aan dat je Bob Marley natuurlijk kunt herinneren als reggaegrootheid, maar dat zijn grootste liefde toch echt de bal betrof. Vrouwen, drugs en muziek; Marley liet het allemaal voor even links liggen als hij met zijn maten een potje kon voetballen. Heel goed was hij niet, maar zijn passie voor het spel was ongekend, blijkens ‘Op zoek naar Bob Marley de voetballer’.
Reizend naar Spanje, Frankrijk en natuurlijk Jamaica speurt Idzenga naar allerlei details die de voetballiefde van Marley staven. Daarbij onderzoekt hij ook het mythische verhaal dat Marley zijn uiteindelijk fatale kanker te wijten had aan een tijdens een voetbalwedstrijd opgelopen blessure. Idzenga bewijst dat het een mythe is. Al was de beslissing van de voetbalminnende Marley om zijn met kanker geinfecteerde teen niet te amputeren natuurlijk onverstandig.
Wat het boek extra aangenaam maakt is de relativerende blik van de schrijver. Voetbal en reggae zijn plezierige bezigheden en dus mag er gelachen worden. Er is niets moeilijker dan grappig schrijven, maar Idzenga beheerst dit. Uiteindelijk maakt het consequent volhouden aan zijn eenvoudige onderzoeksvraag – de liefde van Bob voor de bal – het boek tot een krachtig geheel. Idzenga heeft met kunde, interesse en een fijne pen een boek van internationale allure geschreven. Jammer dat Marley het zelf niet heeft kunnen lezen. Hij had er vast van genoten.
Nummers 4 tot en met 6:
Erik Brouwer / Schaduwboksen. Nelson Mandela en de nobele kunst van de zelfverdediging
Erik Brouwer schrijft in Schaduwboksen over de betekenis van boksen voor de voormalige anti-apartheidsstrijder en president van Zuid-Afrika Nelson Mandela. Als negentienjarige startte Mandela met trainingen in een boksschool. Dit schonk hem plezier, een goede fysieke conditie en een liefde voor, en begrip van het boksen.
Nadien bleef hij de bokssport trouw. Ook tijdens zijn langdurige gevangenschap volgde Mandela elke ochtend een vast trainingsritueel: buikspieren, opdrukken, schaduwboksen en hardlopen op één plek. Het staalde de spieren en het gaf hem geestelijke rust. Verder vrat hij elk krantenbericht over bokswedstrijden -vooral Amerikaanse. En hielp boksen hem tijdens de politieke strijd. Zoals een vuistvechter zoekt naar de zwakheden van zijn tegenstanders, zo nam Mandela op soortgelijke wijze zijn politieke tegenstanders de maat.
Brouwer hanteert de door hem gekoesterde stijl van de zogenaamde ‘virutas’, Spaans voor houtsplinters. Het zijn korte verhalen die tezamen een groter verhaal vertellen. In Schaduwboksen hebben de houtsplinters titels als ‘Gooi de Witmans in zee’; ‘Sport is de achilleshiel van Zuid-Afrika’ of ‘De bokshandschoenen van Mike Tyson’: stuk voor stuk puntgave vertellingen. De chronologische opzet maakt dat naast het levensverhaal van Mandela en diens liefde voor de bokssport er ook een alternatieve geschiedenis wordt gegeven van het Zuid-Afrikaanse boksen én van het (zwarte) Amerikaanse boksen.
Brouwer reisde naar Zuid-Afrika en de Verenigde Staten en sprak veel betrokkenen. Naast de stijl was de jury onder de indruk van de paralellen, getrokken via de boksport, tussen de anti-apartheidsstrijd in Zuid-Afrika en de anti-discriminatie strijd van zwart Amerika. Brouwer schreef met Schaduwboksen een boek van internationale allure dat het verdiend om in elk geval in het Engels vertaald te worden.”
Michel van Egmond / Gijp
Toen Michel van Egmond aan René van der Gijp vroeg of hij een boek over de oud-voetballer mocht maken had de schrijver geen flauw benul van de gevolgen van zijn vraag. Van der Gijp stemde er mee in, het tweetal ging aan de slag en ondanks een depressie van Van der Gijp – ‘opeens zat ik gevangen in mijn eigen toneelstuk’ – was er uiteindelijk een dik boek over de voormalige voetballer en televisiecommentator. En van dat boek werden meer dan tweehonderdduizend exemplaren verkocht.
Maandenlang domineerde Gijp de bestsellerlijsten. Boekhandelaren spraken van een compleet nieuwe lezersgroep. En misschien wel het meest bijzondere: deze hype ging gepaard met een goed geschreven boek. Met gedegen onderzoek belicht Van Egmond zijn onderwerp: het voetbalverleden, de voorliefde voor verkleinwoordjes, de depressie, de adoratie van vader Wim voor zijn zoon en de gelijkenissen van René met zijn ‘ook niet super sociale’ moeder.
Maar de kwaliteit is vooral te danken aan de droge schrijfstijl van Van Egmond. Zijn taalgevoel en timing vatten Van der Gijp in volle glorie op de pagina’s. Dat lijkt eenvoudig, maar is juist heel moeilijk. Van Egmond heeft met Gijp het landschap van het sportboek in Nederland ingrijpend veranderd.
Kees Sluys / Mart Smeets Biografie
Eindelijk, dacht de jury na het lezen van de door Kees Sluys geschreven biografie van Mart Smeets: eindelijk een serieuze biografie. Er verschijnen in Nederland al heel erg lang (auto)biografische boeken over sporters en aan sport gerelateerde personen. Maar vrijwel nooit neemt de biograaf zijn taak serieus en probeert zijn of haar onderwerp daadwerkelijk te duiden.
Sluys doet dat wel en op overtuigende wijze. Puttend uit veel gesprekken met Smeets zelf, mensen uit zijn omgeving en alle mogelijke boeken en artikelen die Smeets zelf ooit schreef komt hij tot een mooi afgewogen portret. Het boek overtuigt door de afstand van de schrijver tot Smeets: een afstand die bij de inmiddels bekende zelfanalyses van de sportpresentator ontbreekt. Sluys durft kritisch te zijn, zonder daarbij te vervallen in cliché gedachten over Nederlands bekendste sportpresentator. Uiteindelijk toont deze goed geschreven biografie dat Smeets een vakman is vol angsten. Hij is bang om alles te verliezen waar hij zoveel van houdt: sport, vrouwen, zijn familie, zijn werk als presentator en de aandacht.