Een bijzondere beweging: 125 jaar studentensport op de Vrije Universiteit
Op 11 november was op het Sportcentrum VU een symposium over de geschiedenis en betekenis van de studentensport. Daar was ook de boekpresentatie van Een bijzondere beweging, 125 jaar studentensport op de Vrije Universiteit.
Voetballen bij de VU. Foto Doriann Kransberg via het Stadsarchief Amsterdam
De studentensport aan de Vrije Universiteit is een bijzondere beweging. VU-oprichter Abraham Kuyper was in zijn jeugd een fanatiek beoefenaar van zwemmen, gymnastiek en schermen. De eerste sportclub van de VU begon in 1902. De Algemene Sportvereniging VU (ASVU) werd opgericht in 1945; en het Sportcentrum VU werd in 1966 geopend. In deze tijd ontstond aan de VU een heel eigen sporttraditie.
Voor mijn nieuwe boek Een bijzondere beweging deed ik archiefonderzoek en sprak ik met tientallen betrokkenen. Het levert twintig hoofdstukken op vol onbekende verhalen. Over de studentensport in de Tweede Wereldoorlog als dekmantel voor verzetswerk. Over de studentensporter Arie Klapwijk, die het initiatief nam voor de bouw van Het Dorp, de permanente woonvoorziening voor gehandicapten. En over al die andere duizenden VU-studenten, die al 125 jaar deel uitmaken van een bijzondere beweging.
Als opwarmer is hier het eerste hoofdstuk.
De droom van Diepenhorst
Het duurde ruim vijf jaar voordat een grote wens van prof. dr. I. A. Diepenhorst werd vervuld. In maart 1961 sprak hij als rector magnificus van de Vrije Universiteit op een symposium over de mogelijkheden van de studentensport voor de komende jaren. ‘De sprekers waren het er algemeen over eens, dat de sportaccommodatie voor de Nederlandse student nog veel te wensen over laat,’ zo schreef Het Parool in zijn verslag. “Weliswaar is in Delft nu een sporthal gebouwd en hoopt men op korte termijn nog meer te kunnen bereiken,” aldus Diepenhorst, “maar de meeste universiteiten hebben tevens behoefte aan sintelbanen, velden en zwemgelegenheid.”
Op 12 oktober 1966 werd deze wens vervuld. Diezelfde Diepenhorst verrichte die dag de officiële opening van maar liefst acht nieuwe gebouwen van de Vrije Universiteit, inmiddels als minister van onderwijs. ‘Hij deed dit symbolisch,’ legde de verslaggever van Trouw vast, ‘in het Internationaal Congrescentrum RAI.’ Achter hem werden die nieuwe panden op een levensgroot scherm geprojecteerd, zoals het academische ziekenhuis, het gebouw voor wiskunde, sterrenkunde en natuurwetenschappen en de studentenflats op Uilenstede. ‘Het gaat hier om ongeveer één derde deel van de thans voorziene nieuwbouw van de universiteit,’ aldus Trouw over de grootste verhuizing in de geschiedenis van de VU. Ook het Sportcentrum VU op Uilenstede werd in gebruik genomen, want vanaf het begin maakte de studentensport onderdeel uit van deze ambitieuze uitbreidingsplannen.
Deze locatie op Uilenstede is inmiddels alweer 55 jaar lang het sportieve hart van de VU, maar dat wil niet zeggen dat er op dit gebied in de jaren daarvoor helemaal niets was gebeurd. Integendeel, want de geschiedenis van de studentensport op deze universiteit gaat nog veel verder terug. Zo’n 125 jaar geleden werden gymnastiektoestellen geplaatst in de tuin van het VU-hospitium op de Keizersgracht. Begin vorige eeuw richtte student Johannes Geelkerken de eerste sportvereniging van de VU op. Na de Eerste Wereldoorlog werd VU-student Hendrik Colijn voorzitter van de Algemene Studenten Sportvereeniging Amsterdam, de zoon van de latere premier.
De echte doorbraak kwam meteen na de Tweede Wereldoorlog met de oprichting van de Algemene Sportvereniging Vrije Universiteit, de ASVU. Het universiteitsbestuur nam Carl Gordijn in dienst als sportleider, wat het begin was van een indrukwekkende en langdurige loopbaan in de bewegingswetenschappen. In die begintijd werkte hij intensief samen met Arie Klapwijk, de eerste voorzitter van de ASVU.
Op deze manier groeide aan de Vrije Universiteit een bijzondere sporttraditie met christelijke grondslag, een nog onbekend hoofdstuk uit de geschiedenis van zowel de VU als de Nederlandse sport. ‘Bewegingsonderwijs, lichamelijke oefening, sport?,’ schreef roeivereniging Okeanos bijvoorbeeld in het jubileumboek uit 2007. ‘Het waren ongebruikelijke woorden in de context van de Vrije Universiteit in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. In gereformeerde VU-kringen gold sportbeoefening als vloeken in de kerk.’
Dat is niet correct, want aan de VU ontstonden al heel vroeg interessante en vooral eigen ideeën over sport en lichamelijke opvoeding. Zo gebruikte Geelkerken theologische argumenten om zijn medestudenten in beweging te krijgen, net als Abraham Kuyper tijdens een feestrede voor gereformeerde jongeren. Een preek van ds. J.D. Boerkoel in 1928 zorgde voor veel debat vanwege de positieve passages over sport. Vlak vóór de sluiting van de VU in 1943 gaf de zoon van een beroemde hoogleraar nog judolessen aan studenten en personeel. Gordijn verrichtte eind jaren veertig pionierswerk met onderzoek naar lichaamsbeweging bij mensen met een handicap. Klapwijk was in 1962 initiatiefnemer van Het Dorp bij Arnhem, de eerste permanente woonvoorziening voor kinderen met een handicap, inclusief sportfaciliteiten. In dit boek gaan we op zoek naar de wortels van deze bijzondere beweging, die is ontstaan op en rond de Vrije Universiteit.
De droom van Diepenhorst van zestig jaar geleden was dus geen merkwaardig incident binnen gereformeerde kringen, maar maakte er juist onderdeel van uit. Ook sloot Diepenhorst zich aan bij de algemene tijdsgeest, want enkele jaren eerder had de nationale overheid al besloten dat zij een belangrijke taak had te vervullen in de ontwikkeling van de studentensport. Hiervoor werd vijftien miljoen gulden beschikbaar gesteld, waardoor het Sportcentrum in Amstelveen kon worden gebouwd, net als dat van Tilburg, Groningen en Enschede. De universiteit van Nijmegen opende haar nieuwe sportcentrum zelfs in exact dezelfde maand als de VU!
In het tijdperk van Diepenhorst werd zo het fundament gelegd van de universitaire sportcentra, zoals we die nu nog steeds kennen. Natuurlijk is er ruim een halve eeuw later veel veranderd, al was het maar door de gewijzigde samenstelling van de studentenpopulatie. En waar aanvankelijk vooral traditionele sporten werden beoefend als roeien, gymnastiek en schermen zijn tegenwoordig vooral fitness, yoga en sportklimmen populair. In dot boek leggen we vast hoe dat is gegaan op het Sportcentrum VU.
Tot slot zijn er grote veranderingen geweest in de relatie van sportcentra met universiteiten en overheden. De politieke realiteit van de jaren zestig bestaat niet meer en keert ook nooit meer terug. In de jaren zeventig en tachtig werd de studentensport getroffen door een aanhoudende reeks bezuinigingsvoorstellen, waar we in onze tijd te kampen hebben met de naweeën van corona. In dit boek blijkt hoe belangrijk studentensport is in zulke moeilijke tijden. Er is altijd eerst een crisis nodig om opnieuw tot dat inzicht te komen.
Sinds de opening hebben zo tienduizenden studenten gebruik gemaakt van het Sportcentrum VU, het hart van een bijzondere beweging. De droom van Diepenhorst bestaat nog steeds.