BoekenNieuwRecensies

Storytellende sportboeken

Van alle sportboeken die er vorig jaar verschenen, bespreek ik er hier vijf waarin storytelling een bijzondere rol speelt.

In de op 13 februari 2019 uitgesproken vijfde Kees Fens-lezing Fictie moet de sport redden betoogt Bert Wagendorp dat goede sportjournalistiek wordt bedreven door echte verhalenvertellers: storytellers. Volgens de Wet van Wagendorp gaat het daarbij om verhalen die de droge cijfers overstijgen en de meeslepende menselijke geschiedenis achter de sport beschrijven.

Wagendorp in 2002.

Fens was de eerste Nederlandse sportcolumnist die gebruik maakte van fictie. Hij nam de taak op zich sport te relativeren, iets waartoe de sport zelf amper in staat is. Fens kreeg navolging van een hele generatie moderne sportschrijvers. Zijn opvolger op de maandagse sportpagina van de Volkskrant, Jan Mulder, ging nog veel verder dan Fens. Hij sloeg wellicht af en toe te ver door.

Mulder schreef bijvoorbeeld dat hij als sterspeler van Anderlecht na een wedstrijd met de Franse filmster Catherine Deneuve in een taxi was beland en haar knie had beroerd – met de opwindende suggestie dat het daarbij niet was gebleven. Dat lijkt onwaarschijnlijk, maar volgens Wagendorp is dat geen ramp. Het gaat simpelweg om het neerpennen van een goed verhaal.

Arthur van den Boogaard is daar zeker toe in staat. In 2013 schreef hij al in zijn verhalenbundel Sport: ‘Een goed sportverhaal is een goed verhaal.’ Een zin kan een stuk mooier geformuleerd worden, maar Boogaard legt in de inleiding van zijn bloemlezing uitgebreid uit wat hij hiermee bedoelt. In het kort komt het er op neer dat een goed sportverhaal onbeperkt houdbaar is, meer dan een sportverslag is, en qua vorm en stijl niet onder doet voor willekeurig welk andere literaire vertelling.

Bestel bij Bol.com

Deze voorwaarden zijn alleszins van toepassing op zijn meest recente boek Het laatste seizoen. Hierin reconstrueert Van den Boogaard aan de hand van het voetbalseizoen 1983-84, bijna het gehele leven van Johan Cruijff. Het laatste seizoen van Johan Cruijff als actieve speler – nota bene bij Feyenoord Rotterdam, waarmee hij kampioen werd – is zo bijzonder gedetailleerd in kaart gebracht. Van den Boogaard beschrijft in een rake sandwichvorm – hij wisselt steeds hoofdstukken over het kampioensseizoen af met verhalen die daaraan voorafgaan – en levert zo een portret af van een complexe persoonlijkheid.

Het boek legt het karakter van Cruijff bloot, mede dankzij de beschrijving van bezoeken aan psycholoog Dolf Grunwald. Cruijff was eigenwijs, onzeker, betweterig en zenuwachtig. Maar hij was ook sociaal, gezellig en humoristisch. Hij wist wel altijd alles beter. Van hoe je moest biljarten tot hoe je het beste een flesje priklimonade moest openen en drinken. Zijn betweterigheid raakte vaak kant noch wal, behalve wanneer het over voetbal ging. Alles wat hij daarover zei klopte als een bus.

Anders dan Van den Boogaard sleept Auke Kok de lezer in Johan Cruijff, de biografie als een echte romanticus mee in de lotgevallen van de oude voetbalmeester. In het voorwoord beschrijft de stilist Kok pakkend over zijn eerste ontmoetingen met Cruijff. Een zekere heldenverering is ook Kok dan niet vreemd.

Een hagiografie is het boek echter niet geworden. Kok laat hele nare kanten van Cruijff zien: hij was een geldwolf, een bietsende kettingroker, een slecht zakenman en vaak zeer egoïstisch. Maar ook zijn goede kanten komen aan bod: Cruijff was een voetbalvisionair, een taalvernieuwer en een filantroop.

Bestel bij Bol.com

Kok wilde de complete biografie over Cruijff schrijven, en daar hoort dan ook de onthulling bij over de huwelijkse ontrouw van Cruijff, wat hem door de familie niet in dank werd afgenomen. Hij heeft ook wrevel gewekt met de bewering dat Cruijff een miljoen euro per jaar ontving van de door hemzelf opgerichte liefdadigheidsinstelling Cruyff Foundation. Het geld zou hij ontvangen louter voor het gebruik van zijn naam.

De rechter beoordeelde dat die bewering ‘evident onrechtmatig’ was. Het inmiddels beruchte inlegvel met rectificatie moest Kok aan reeds gedrukte boeken toevoegen en de bewuste bewering moest uit toekomstige drukken worden verwijderd. Hoe ‘evident onrechtmatig’ de bewering uiteindelijk daadwerkelijk is, zal de toekomst moeten uitwijzen. De zaak houdt de gemoederen nog altijd bezig.

Staan er in de twee Cruijffboeken verder grote onthullingen? Nee, maar ze geven wel een goed overzicht van het leven en de persoon Cruijff en ze vullen elkaar goed aan. Nieuwe boeken hoeven er niet meer over het fenomeen te worden geschreven, alles lijkt nu wel te zijn verteld.

Erik van Lakerveld haakt met Wonderwielenaar in op de verhalenmachine die het wielrennen van oudsher is. Het wielrennen an sich is volgens Wagendorp een literair genre: ‘De Tour de France is feitelijk een feuilleton in dagelijkse afleveringen, met tragische helden en doortrapte schurken die er met de zege van doorgaan.’

Helden en schurken komen ook voor in het boek van Van Lakerveld. Centraal staat Pim Kiderlen, de eerste Nederlands wielerkampioen, die in 1885 vanwege een weddenschap van Rotterdam naar Leeuwarden fietste. Hij deed dat op een hoge bi, een soort vélocipède. De rijkeluiszoon was slechts 17 jaar oud toen hij daarbij een afstandsrecord vestigde: 259,2 kilometer in 22 uur en 35 minuten, waarvan 16 uur en 37 minuten ‘werkelijk gebruikte rijtijd’ (dus na aftrek van pauzes).

Bestel bij Bol.com

Lakerveld laat hier en daar kortstondig zijn fantasie de vrije loop, om een verder op gedegen onderzoek gebaseerde story te vertellen. Zoals hij zelf schrijft: ‘De lacunes in het bronnenmateriaal heb ik ingekleurd, Ik heb mij ingeleefd in wat Kiderlen zag en ervaren heeft.’ Het persoonlijke verhaal van de fietstocht van Kiderlen omlijst hij daarbij met de negentiende -eeuwse geschiedenis van Nederland.

Dankzij de uitvinding de stoommachine kwam de moderne industrie op gang en gingen treinen de steden snel en eenvoudig met elkaar verbinden. Daarnaast was er een grote groep die modernisering maar niets vond. De wereld veranderde veel te snel. Ook de komst van de fiets wekte weerstand op, omdat deze ‘met zo’n duizelingwekkende snelheid mensen kan voortbewegen’.

Veel weggebruikers hadden ronduit een bloedhekel aan wielrenners. ‘Die raasden maar voorbij, zonder bel.’ Tijdens zijn monstertocht reed Kiderlen zelfs bijna in een hinderlaag van fietsenhaters. Gelukkig voor hem had hij een ploertendoder bij zich en wist hij zijn belagers hiermee af te schrikken.

Duizenden enthousiastelingen wachtten Kiderlen na afloop van zijn lange rit in Leeuwarden op. Kiderlen kleef hierna nog enkele jaren actief als renner, maar op twintigjarige leeftijd maakte een zware knieblessure een vroegtijdig einde aan zijn wielercarrière.

Robert van Willigenburg heeft in Hier lag een wielerbaan niet zozeer aandacht voor knappe prestaties van coureurs, als wel voor de plaatsen waar die werden geleverd. Vanaf eind van negentiende eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog was baanwielrennen in Nederland waanzinnig populair.

Bestel bij Bol.com

In heel het land lagen wielerbanen: in grote steden, maar ook in kleine dorpjes. In de loop van de jaren dertig gingen veel wielerbanen op de fles. Dit kwam vooral omdat het steeds breder bekend werd dat veel baanwielrenners afspraken met elkaar maakten en de koersen verkochten. De banen verdwenen. Ze maakten plaats voor een woonwijk of raakten overwoekerd door de natuur. Van Willigenburg heeft de plekken waar ooit een baan heeft gelegen gefotografeerd. Het boek bevat daarnaast beschrijvingen van de gefotografeerde plekken. Die beschrijvingen zijn gebaseerd gedegen archiefonderzoek.

De lezer moet dus een groot beroep doen op de eigen fantasie om de banen weer tot leven te wekken. De foto’s van Van Willigenburg zetten zo aan tot het fictiescheppende vermogen van de lezer. Alle ruimte dus voor het zelf invullen van leegtes met een eigen verhaal.

Jurryt van de Vooren weet ook alles van het vullen van hiaten en het vertellen van verhalen, zo blijkt uit 8070 dagen – Wachten op de Elfstedentocht. Sinds 8 februari 2019 leven we namelijk het langste Elfstedenloze tijdperk ooit. Een enorme schaatsleegte, die Van de Vooren opvult door de lezer in elf hoofdstukken mee te nemen door de geschiedenis van misschien wel het mooiste winterse sportevenement dat ons land kent.

Volgens Van de Vooren is de Elfstedentocht ooit begonnen als verhaal. Nadat sportpionier Pim Mulier in december 1890 op eigen gelegenheid voor het eerst langs de Friese elf steden was geschaatst legde hij zijn ervaringen drie jaar later vast in Wintersport. Dit verslag is volgens van de Vooren ‘in feite het oerverhaal van de Elfstedentocht, omdat dit op 2 januari 1909 de aanleiding zou zijn voor de eerste georganiseerd editie’.

Bestel bij Bol.com

Het mooiste Elfstedenverhaal aller tijden komt volgens Van de Vooren van Willem Augustin uit Amsterdam. Op 5 februari 1941 wilde hij meedoen aan de zeven Elfstedentocht, die een dag later zou plaatsvinden. De zeventienjarige Augustin miste toen de laatste trein naar Leeuwarden en kwam hij in de nacht voor de tocht op de fiets vanuit Amsterdam over de Afsluitdijk naar de start in Leeuwarden.

Hij was net op tijd. Later zegt hij hierover: ‘De wedstrijdrijders waren al vertrokken, en de eerste tochtrijders gingen om half zeven weg, meen ik. Van half zeven tot zeven uur was er nog een inschrijving voor laatkomers. Ik heb mijn fiets daar neergekwakt, want in die tijd werd er nog niet zo gejat. Ik ben toen gewoon aan de Elfstedentocht begonnen.’

Het hele verslag van Augustin staat bol van sappige anekdotes en heldendaden. Het is ‘een meeslepende menselijke geschiedenis achter de sport’. Of het allemaal waar is?

Daar waar feit en fictie een gedegen huwelijk sluiten, ontstaan de mooiste verhalen.

Micha Peters
Bedenker en beheerder van Sportgeschiedenis.nl. Journalist en (sport)historicus.