Algemene korfbalgeschiedenis
De neutrale korfbalorganisatie
Korfbal werd uitgedacht door Nico Broekhuysen (1876-1958), onderwijzer aan de Nieuwe Schoolvereeniging te Amsterdam.1 Hij deed inspiratie voor het spel op tijdens een internationale cursus openluchtspelen aan de August Abrahamsson Stiftelse in Nääs (Zuid-Zweden), waar hij in aanraking kwam met “ringball”. Hij blikte in 1941 op deze ervaring terug:
In de zomer van 1902 volgde ik in Zweden een cursus in openluchtspelen te Nääs, een klein plaatsje dicht bij de spoorweg van Gothenburg naar Stockholm. De deelnemers vormden een zeer cosmopolitisch gezelschap: Amerikanen, Engelsen, Schotten, Noren, Russen, Denen, Bulgaren, Egyptenaren, Duitsers enz. ’t Waren allerlei gymnastische spelen, die we daar beoefenden, waarvan slechts een enkel mij bekend was; ze waren dan ook helemaal niet streng gereglementeerd. Een dier spelen was “ringball”, dat door de Engels-sprekenden “basketball” werd genoemd, ofschoon nergens een “basket” was te bespeuren, want op de plaats, waar onze korven nu hangen, was aan elk der twee palen een ring van bandijzer bevestigd. Naar gelang van het aantal deelnemers en deelneemsters werd het veld door touw in twee of drie gelijke stukken verdeeld. De buitengrens werd wel bepaald, maar niet aangegeven door touw of lint of ’n streep.2
Volgens recent onderzoek was “ringball” een vorm van basketball, dat gemengd werd gespeeld in drie velden met bodemloze korven in de uiterste vakken. Het was de bedoeling dat de spelers de bal zo vaak mogelijk door de ijzeren ring gooiden. Overigens hadden M. Vrij en L.B.A. Ulehake, respectievelijk directeur en leraar van de Bloemendaalsche Schoolvereeniging, in de zomer van 1901 ook ringball leren kennen op de cursus in Nääs. Zij lieten het naderhand door hun leerlingen in Bloemendaal spelen, maar zij spanden zich niet in om het spel verder te verbreiden.3
Eenmaal terug in Amsterdam werkte Broekhuysen zijn idee uit in nauw overleg met C. Vrij, directeur van de Nieuwe Schoolvereeniging. Zo werd de ijzeren band vervangen door manden of korven; vandaar de benaming “korfbal”. In september 1902 speelden leerlingen van de Nieuwe Schoolvereeniging als eersten het nieuwe spel op een braak liggend terrein tegenover hun school, op de hoek van de Jan Luykenstraat en de Van der Veldenstraat.4 In de volgende maand verscheen al een eerste druk van de spelregels, waarbij korfbal als volgt werd aangeprezen: “Bij het korfbal, dat met den gewonen voetbal, doch alleen met de handen gespeeld wordt, is het gevaar van geschopt te worden, geheel uitgesloten; – wat vele ouders ongetwijfeld op prijs zullen stellen. Zeker zal dit goedkoope spel zich spoedig een plaats veroveren naast voetbal.”5
Korfbal raakte inderdaad in korte tijd ruimer bekend, aangezien Broekhuysen overal in het land lezingen en cursussen voor korfballeiders ging geven. Het spel voldeed in sterke mate aan de wens om de lichamelijke conditie van de jeugd te verbeteren: het was vrij eenvoudig aan te leren en het zorgde voor veelzijdige ontwikkeling van het lichaam door het rennen, gooien, vangen, schieten enzovoorts. Het was door het gemengde karakter ideaal als schoolsport en het vergde weinig ruimte, want het speelveld was toen nog slechts 45 x 25 meter. Er ontstonden in Amsterdam al gauw korfbalclubs met scholieren van bepaalde scholen, zoals D.E.A.K. (De Eerste Amsterdamsche Korfbalclub, op de school van Broekhuysen), D.E.V. (De Eerste Vijfjarige) en D.T.V. (De Tweede Vijfjarige).6 Bovendien kwam er op initiatief van Broekhuysen ook een landelijke organisatie.
Op 2 juni 1903 werd de Nederlandsche Korfbalbond (hieronder verder N.K.B.) opgericht in Parkzicht in Amsterdam. Aanwezig waren afgevaardigden van D.E.A.K., D.E.V., D.T.V., O.S.C.A., Wit en Schotsch (alle Amsterdam), Agilitas (Weesp) en ’t Doel (Bussum). Broekhuysen werd gekozen tot voorzitter van de nieuwe Bond. Het leek erg optimistisch om amper acht maanden na de eerste korfbalwedstrijd al een landelijke bond in te stellen, maar dit bood wel de mogelijkheid om propaganda, spelregels en wedstrijden centraal te regelen, zeker nadat de N.K.B. vanaf februari 1905 een officieel orgaan ging uitgeven.7
Het was aan het begin van de twintigste eeuw hoogst ongebruikelijk dat mannen en vrouwen gezamenlijk één sport beoefenden. Korfbal trok daarom veel bekijks én kritiek. In november 1904 schreef De Sportkroniek half serieus half ironisch dat korfbal een concurrent begon te worden voor gevestigde sporten als cricket en voetbal:
Korfbal heeft vat gekregen op onze jeugd, omdat ’t spel zoo ontzaglijk veel gelegenheid bied [sic] tot flirtations en kleine stille vrijerijtjes, ’t heeft de harten der ouders gewonnen die hun kroost in het korfbalspel veilig en wel, in het voetbal in een voortdurend gevaar wanen. En, wat de zaak honderd maal erger maakt, is, dat het nieuwe spel zijn klauwen heeft uitgeslagen juist naar die klassen, wier deelname in, wier sympathie voor onze sporten zoo onmiskenbaar is.8
Jasper Warnar, voorzitter van de N.V.B., ging op de algemene bondsvergadering van 7 juli 1907 in Amsterdam zelfs in op de opkomst van korfbal. Hij zag geen gevaar voor voetbal, want hij stelde dat het in kringen werd beoefend, die anders toch niet zouden voetballen. 9 In dezelfde maand sprak De Sportkroniek zijn afkeuring uit over het feit dat er in het Nederlandse leger zoveel propaganda voor korfbal werd gemaakt:
Wanneer wij voetbal voor militairen meer geschikte lichaamsoefening achten dan korfbal, dan is dat geenszins uit vooringenomenheid, maar eenvoudig omdat voetbal een veel mannelijker spel is. Het vereist meer kracht, meer vlugheid, meer behendigheid en geeft veel meer gelegenheid om den moed te ontwikkelen dan korfbal, een spel dat wij altijd zeer geschikt hebben gevonden voor dames en schoolkinderen. Aan krachtige jonge mannen kunnen heel wat zwaardere eischen gesteld worden dan het korfbalspel doet. 10
Naderhand nam voetbal getalsmatig zo’n grote voorsprong op korfbal, dat er bij de voetballers nooit meer over concurrentie van korfbal gesproken werd. Het is mogelijk dat door de propaganda van het leger ook aparte heren-korfbalploegen met eigen bond en competitie ontstonden, met name in Gelderland. Deze zijn echter na korte tijd weer verdwenen.11
Op 22 april 1920 werd de Christelijke Korfbalbond in Nederland opgericht te Amsterdam. De N.K.B. was niet gelukkig met deze gang van zaken, want christelijke verenigingen hadden tot dan toe steeds een plaats binnen haar organisatie en binnen de regionale bonden kunnen vinden. Achilles Almelo speelde zelfs als enige christelijke korfbalclub in de eerste klasse. Beide bonden sloten een overeenkomst met betrekking tot spelregels, schorsingen en royementen. Voorts beloofden zij geen propaganda onder elkaars leden te zullen voeren, maar vriendschappelijke wedstrijden tussen hun clubs niet tegen te werken.12 De N.K.B. ondervond weinig concurrentie van de C.K.B., want deze bleef tot 1940 hoofdzakelijk in Zuid-Holland gevestigd met slechts enkele clubs daarbuiten.
In de jaren twintig werd er ook een R.K. Korfbalbond opgericht in Limburg, maar deze verdween alweer gauw door gebrek aan ondersteuning van de geestelijkheid. Deze was geen voorstander van gemengde sportbeoefening.13 In de jaren dertig ontstonden er in Noord-Holland, Twente, Noord-Brabant en Limburg wel tal van dameskorfbalclubs op R.K. grondslag.14
Ook bij de Nederlandsche Arbeiders Sportbond (N.A.S.B.) werden vanaf 1929 korfbalclubs opgericht. Aanvankelijk speelden zij wedstrijden in eigen kring, maar naderhand traden tal van ploegen toe tot de N.K.B. en de onderbonden bij gebrek aan tegenstanders en de grote onderlinge afstanden.15
Op 16 mei 1938 kreeg de N.K.B. het predikaat “Koninklijk” bij het 35-jarig bestaan.
Na de Duitse inval werden er pogingen ondernomen om een fusie tussen de N.K.B. en de C.K.B. tot stand te brengen. De C.K.B. weigerde echter betrokken te raken bij het korfballen op zondag en hief zichzelf in 1942 op. Na de bevrijding zou de Bond onmiddellijk weer heropgericht worden.
Organisatie
Vanaf 1909 ontstonden er regionale en plaatselijke bonden die het korfbal ter plekke verder ontwikkelden door het opzetten van competities. Deze competities werden normaliter op zondag gehouden, maar sommige bonden stelden ook een zaterdagmiddag-competitie in. De N.K.B. sloot vanaf 1919 met deze bonden contracten af, waarbij zij de landelijke bond als leidend lichaam erkenden en zij een nader omschreven rechtsgebied kregen. Sommige onderbonden werden na enige tijd opgeheven of gingen door fusie op in een groter regionaal verband. In het seizoen 1939-1940 waren er de volgende zestien erkende Bonden met hun rechtsgebieden16:
De Drentsche Korfbalbond (opgericht 10 oktober 1909).
De provincie Drente plus het deel van Overijssel ten westen van Meppelerdiep en Zwarte Water.
De Amsterdamsche Korfbalbond (24 juli 1913).
Gemeente Amsterdam en de randgemeenten ten zuiden daarvan.
De Overijsselsche Korfbalbond (19 april 1914).
De provincie Overijssel met tijdelijke afstand van Deventer aan den Geldersche Korfbalbond en definitieve afstand van Kuinre, Blokzijl en de omstreken van Lutten aan den Drentsche Korfbalbond (grens Meppelerdiep-Zwarte Water).
De Friesche Korfbalbond (14 april 1918).
De provincie Friesland.
De Haagsche Korfbalbond (6 juli 1919).
Het gedeelte van Zuid-Holland begrensd door de Noordzee in het westen; het gebied van den Haarlemschen Korfbalbond in het noorden; van den Rotterdamschen Korfbalbond in het oosten en in het zuiden door een lijn getrokken over ’s-Gravenzande, Naaldwijk, De Lier, Schipluiden, Berkel en Rodenrijs met inbegrip van deze plaatsen. Tijdelijke toevoeging van Leiden e.o. tot 1934.
De Dordrechtsche Korfbalbond (11 juli 1919).
Het eiland van Dordrecht, de Alblasserwaard, de Vijfheerenlanden, het land van Altena, de Hoeksche Waard, benevens de gemeenten Zwijndrecht en Hendrik Ido Ambacht.
De Geldersche Korfbalbond (13 maart 1920).
De provincie Gelderland met tijdelijke toevoeging van Deventer, van Oss met de plaatsen in Brabant ten noorden daarvan en van tijdelijke afstand van Hattem e.o. aan de Overijsselsche Korfbalbond.
Het Noordelijk Korfbalverbond (14 maart 1920).
De provincie Groningen.
De Haarlemsche Korfbalbond (17 mei 1920).
Het gebied begrensd door Beverwijk, Halfweg, Hoofddorp, Sassenheim, Noordwijkerhout, Noordzeekust tot en met Wijk aan Zee met inbegrip van deze plaatsen.
De Rotterdamsche Korfbalbond (23 oktober 1920).
Gemeente Rotterdam, het eiland IJsselmonde behalve Zwijndrecht en Hendrik Ido Ambacht (Dordrechtsche Korfbalbond). Het gedeelte van Zuid-Holland begrensd ten noorden door den Ouden Rijn, ten oosten door Utrecht, ten zuiden door Lek en Nieuwe Maas, ten westen door een lijn van Rotterdam over Overschie, Hillegersberg, Bergsche Hoek, Bleiswijk, Moerkapelle, Benthuizen, Koudekerke met inbegrip van deze plaatsen, plus de gemeenten langs de noordzijde van den Nieuwen Waterweg. Verder de eilanden Rozenburg, Voorne en Putten, Goeree en Overflakkee.
De Noord-Hollandsche Korfbalbond (2 juli 1921).
Noord-Holland ten noorden van het IJ en Noordzeekanaal, met uitzondering van het deel der gemeenten Amsterdam (Amsterdamsche Korfbalbond) en van Beverwijk en Wijk aan Zee (Haarlemsche Korfbalbond).
De Gooi- en Utrechtsche Korfbalbond, opgericht als de Gooi- en Eemlandsche Korfbalbond (5 juli 1921).
Het Gooi en de provincie Utrecht, plus Muiden en Weesp.
De Noord-Brabantsche Korfbalbond (3 februari 1923).
De provincie Noord-Brabant met uitzondering van het land van Altena (Dordrechtsche Korfbalbond) en tijdelijke afstand van Oss e.o. (Geldersche Korfbalbond).
De Zeeuwsche Korfbalbond (12 februari 1927; heropgericht).
De provincie Zeeland uitgezonderd Schouwen-Duiveland.
De Schouwen-Duivelandsche Korfbalbond (8 december 1928).
Het eiland Schouwen-Duiveland.
De Leidsche Korfbalbond (23 oktober 1934).
Het grondgebied binnen de lijn Katwijk aan Zee, Valkenburg, Voorschoten, Zoeterwoude, Alphen, Zwammerdam, Bodegraven, Nieuwkoop (deze plaatsen inclusief, maar Wassenaar niet), verder de provinciale grens Noord-Zuid-Holland tot aan de Noordzee tot Katwijk aan Zee.
Competitie
In 1904-1905 begon de N.K.B. met een competitie in Noord-Holland (lees: Amsterdam), waarbij de winnaar van de eerste klasse gelijk het landskampioenschap verwierf. In Zuid-Holland werden enkel een tweede en derde klassen ingesteld, omdat de clubs hier niet sterk genoeg zouden zijn om een eerste klasse te vormen. In 1908-1909 werd er alsnog een eerste klasse in Zuid-Holland ingesteld, waarna de kampioenen van Noord en Zuid om de landstitel streden. Vanaf 1913-1914 deed ook de kampioen van de eerste klasse van het Oosten mee aan de titelstrijd. Deze opzet is duidelijk ontleend aan die van de Nederlandsche Voetbalbond. Vanaf 1925-1926 mocht de kampioen van de eerste klasse van het Noorden meestrijden en vanaf 1936-1937 ook de kampioen van de eerste klasse van het Zuiden.
In 1919 werd een contract opgesteld voor de onderlinge verhoudingen tussen de N.K.B. en de lokale bonden. Dit bepaalde dat de N.K.B. gerechtigd was de kampioen van de hoogste klasse van de regionale bonden in zijn competitie in te delen. Met wederzijds goedvinden van de betrokken bonden konden meerdere twaalftallen uit die klasse naar de N.K.B.-competitie overgaan. Hierbij gold wel de beperking dat twaalftallen van nieuw opgerichte clubs pas vanuit de regionale bond naar de N.K.B. konden promoveren, indien zij tenminste één seizoen in de regionale bond hadden gespeeld.17
Regelingen voor clubnamen
De N.K.B. had aanvankelijk geen regels over clubnamen, maar in het bondsblad werd regelmatig geklaagd over de gewoonte allerlei afkortingen te gebruiken. In 1919 werd in het contract tussen de N.K.B. en de erkende bonden de bepaling opgenomen dat de erkende bond geen nieuwe verenigingen zou toelaten, wier namen of initialen niet voldoende afweken van reeds eerder toegelaten clubs in de N.K.B. of één van de erkende bonden.18 Deze bepaling blijkt naderhand niet zo rigoreus te zijn toegepast, want er bleven gelijknamige clubs in de verschillende lokale bonden opgenomen worden. Zolang deze elkaar niet in één competitie tegenkwamen, was er ook geen probleem. De N.K.B. eiste wel van nieuwe verenigingen in de landelijke competitie dat zij geen lettercombinaties hadden maar gewone clubnamen.19 Dit had tot gevolgl dat diverse clubs hun naam zonder puntjes gingen schrijven (bijvoorbeeld Una in plaats van U.N.A.). Ook lette de bond er scherp op dat in zijn competitie geen clubs met gelijke namen speelden. Dit leidde er bijvoorbeeld toe dat Achilles uit Den Haag bij toelating in 1929 zijn clubnaam moest omdraaien in Sellicha, aangezien Achilles uit Almelo al in de competitie van de NKB actief was. Zes jaar later mocht de Haagse club zich toch weer Achilles noemen onder voorwaarde dat zij steeds (H) of (Haag) achter de naam zou zetten.
Officieel orgaan
De N.K.B. had als officieel orgaan achtereenvolgens: Korfbal (februari 1905 – juli 1928), Korfbal revue (juli 1928 – juni 1931), De Revue der sporten (augustus 1931 – juli 1932), Korfbal revue (juli 1932 – augustus 1935) en Nederlands Korfbalblad (N.K.) (vanaf augustus 1935). De meeste onderbonden publiceerden hun officiële mededelingen ook in deze periodieken, maar sommige onderbonden plaatsten hun berichten in lokale bladen.
Verder gaf de N.K.B. elk seizoen de Officiëele adreslijsten van den N.K.B. uit, waarin alle clubs in de N.K.B. op volgorde van toetreding werden genoemd. In de jaren twintig en dertig werden veelal ook gegevens van de (meeste) onderbonden opgenomen. Vanaf 1930-1931 werden de clubs alfabetisch gerangschikt en vanaf 1931-1932 ook met hun oprichtingsdatum vermeld.
De christelijke korfbalorganisatie
Onder protestanten stond korfbal en meer in het algemeen sport niet hoog aangeschreven, met name omdat tal van sporten op zondag werden beoefend. Er bestonden ook bedenkingen tegen de aandacht van prestaties van clubs en individuen in de pers, want die werd overdreven en ongepast gevonden. Het was dan ook uitzonderlijk als een predikant propaganda maakte voor lichamelijke oefening. Voor zover valt na te gaan, ontstonden de eerste christelijke korfbalclubs in 1918-1919, zoals O.D.I. (Schiedam), K.D.C. (later Oranje Nassau; Amsterdam), D.S.K. (Amsterdam), A.D.V.E.N.D.O. (Rotterdam), D.E.S. (Delft) en Snel (Dordrecht). Sommige van hen speelden mee in de neutrale bonden.
In februari 1919 hield de Christelijke Bond voor Lichamelijke Oefening zich bezig met korfbal, maar dit stelde weinig voor.20 In het najaar van 1919 werd een Comité tot Oprichting van een Christelijken Korfbalbond in Nederland gevormd in Amsterdam. Het stuurde aankondigingen naar christelijke persorganen en circulaires naar hoofden van christelijke H.B.S.-en en Kweekscholen om zoveel mogelijk bekendheid te geven aan het bestaan van het comité en het voornemen om een landelijke bond voor christelijke korfbalclubs op te richten.21
In Korfbal, het officiële orgaan van de N.K.B., werd deze ontwikkeling met gemengde gevoelens gadegeslagen: “Ook hier alweer scheuring, die echt Hollandsche eigenschap! We kunnen ons volkomen indenken, dat er menschen zijn, die bezwaar maken tegen het spelen van wedstrijden en het daaraan verbonden reizen op Zondag. Zou het dan niet op den weg van deze sportbeoefenaren liggen eerst eens te informeeren bij den bestaanden bond om voor hen competities in te stellen op een anderen dag dan juist Zondag? Waarom toch altijd die verdeeldheid?” 22
Op 6 maart 1920 kwamen twaalf mannen bijeen in de Turnsociëteit aan de Marnixstraat in Amsterdam voor overleg over het oprichten van de bond.23 Op 22 april 1920 werd de Christelijke Korfbalbond in Nederland (verder C.K.B.) formeel opgericht in Delft. Aanwezig waren afgevaardigden van D.E.S. (Delft), D.S.K. (Amsterdam), O.D.I. (Schiedam) en Z.K.C. (Zaandam).24
Het ingestelde bestuur verklaarde dat de nieuwe bond niet tegenover de N.K.B. wilde staan, maar ernaast om korfbal op zaterdag mogelijk te maken voor de christelijke jeugd.25 De N.K.B. achtte het bestaan van de christelijke concurrent “absoluut overbodig”, maar kwam wel tot een akkoord over overname van spelregels, schorsingen en royementen.26
De C.K.B. maakte in de jaren twintig en dertig veel propaganda, waarbij zelfs een speciale propagandafilm werd ingezet, die Op naar de velden heette. Deze ging op 30 november 1931 in première bij O.D.I. Schiedam, het oudste Bondslid, in de grote gehoorzaal van Musis Sacrum ter plaatse.27 De bond maakte weliswaar een bescheiden groei, maar zij bleef qua ledental en territorium toch ver achter bij de N.K.B. Sommige zaterdagclubs in Amsterdam prefereerden in de zaterdagmiddagcompetitie van de A.K.B. uit te komen. Andere clubs waren wel lid van de C.K.B., zoals O.D.I.H. (Apeldoorn) en Rust Roest (Eindhoven), maar speelden noodgedwongen mee in de neutrale competitie bij gebrek aan “christelijke” tegenstanders.
Aanvankelijk had de C.K.B. slechts twee afdelingen met Zuid-Holland Noord en Zuid. Vanaf 1932 bestonden er districten die zelfstandig hun competities gingen organiseren.28 Dit waren in alfabetische volgorde: Amstelland, Gelderland, Utrecht, Zuid-Holland Noord (ook als Den Haag en Omstreken) en Zuid-Holland Zuid. In 1939-1940 waren de meeste clubs nog altijd gevestigd in Zuid-Holland.
Na de Duitse inval werd de C.K.B. onder druk gezet om een fusie aan te gaan met de K.N.K.B. Op 14 december 1940 besloot de buitengewone Bondsvergadering te Utrecht met slechts één stem tegen niet mee te werken aan een fusie met de neutrale bond.29 Het Bondsbestuur besloot in maart 1941 geen competitie te organiseren.30 In april 1941 verklaarde het geen toestemming te geven voor toernooien, seriewedstrijden en districtswedstrijden, maar enkel voor vriendschappelijke wedstrijden.31 In november 1942 werd de C.K.B. op last van de Duitse bezetter ontbonden.32
Competitie
De C.K.B. beschouwde een competitie als een bedenkelijke instrument om zijn organisatie uit te bouwen, omdat er altijd gevaar dreigde van sportverdwazing en overdreven prestatiezucht. De bond organiseerde de competitie in één kalenderjaar, namelijk tussen februari tot en met oktober met een pauze in de zomer. Daarmee week zij af van andere sportorganisaties als de N.V.B., de C.N.V.B. en de N.K.B., die van september tot en met juni hun wedstrijden afwerkten.
In 1920 werd de eerste competitie gespeeld met twee twaalftallen uit Schiedam, twee uit Delft en één uit Dordrecht.33Vanaf 1922 bestonden er in Zuid-Holland twee afdelingen: Noord (de regio Delft, Den Haag en Leiden) en Zuid (de regio Rotterdam, Dordrecht en Papendrecht). Elke afdeling had een aantal klassen en de winnaars van de eerste klassen speelden in minimaal twee wedstrijden om het landskampioenschap van de Bond. Ook werd in 1922 een protestcommissie ingesteld om klachten over wedstrijden en spelers te horen en zo nodig straffen en schorsingen op te leggen.34
In 1923 organiseerde de C.K.B. voor het eerst de Bondsdag, een groot eendaags toernooi dat in principe openstond voor alle aangesloten verenigingen.35 De Bondsdag werd elk jaar op Tweede Paasdag op een andere lokatie gehouden. De beste twee twaalftallen van de eerste klassen speelden aan het einde van de dag in een finale om de Bondsdagbeker. Tevens werd er een schoonheidsprijs uitgedeeld aan de ploeg die het mooiste spel had laten zien.
In 1939 kon de C.K.B. de competitie niet afmaken als gevolg van de mobilisatie.36 In het volgende jaar werd enkel op Tweede Paasdag de Bondsdag gehouden in Den Haag.37 Na de Duitse inval organiseerde de C.K.B. geen competitie en Bondsdag meer.
Officieel orgaan
In 1923-1924 gaf de C.K.B. de officiële mededelingen uit in een gestencild blaadje en soms in het maandblaadje van het N.C.G.V.38 In 1924 maakte de Bond gebruik van het Christelijk Sportblad voor Nederland. Weekblad, gewijd aan de belangen der lichamelijke oefening, evenals het N.C.G.V. Dit weekblad was een uitgave van de N.V. Nieuwe Leidsche Courant, een protestants-christelijk dagblad voor de Leidse regio. In 1925 werd dit orgaan omgedoopt in Lichaamsoefening. Uitgave van de Christelijke organisaties voor lichamelijke oefening. De C.K.B. deelde dit blad met het N.C.G.V. en de C.N.V.B., totdat deze bonden in 1935 en 1937 eigen bondsbladen begonnen. Daarna was het blad exclusief voor de christelijke korfbalorganisatie. Ook de afzonderlijke verenigingen gebruikten deze organen vaak als clubblad. Op 29 april 1942 kwam het laatste nummer van het bondsblad uit; het mocht vanwege de papierschaarste niet langer verschenen.
De socialistische korfbalorganisatie
In de jaren twintig werden door afdelingen van de A.J.C. (Arbeiders Jeugdcentrale) socialistische korfbalclubs opgericht, zoals in Haarlem en Hilversum. Deze speelden in de neutrale korfbalbond en in de neutrale onderbonden. Op 19 december 1926 werd de Nederlandse Arbeiders Sportbond (verder N.A.S.B.) opgericht in een bovenzaal van café De Pool op het Damrak te Amsterdam.39 Deze bond bestond uit plaatselijke afdelingen, die allerlei sporten aan hun socialistische achterban konden aanbieden, waaronder korfbal. Het bestuur van de N.A.S.B. ordonneerde begin 1930 dat alle korfbalclubs op socialistische grondslag zich met ingang van seizoen 1930-1931 moesten aansluiten. De meeste socialistische clubs negeerden deze oekaze echter en bleven in de “burgerlijke bonden” spelen. Dit riep een discussie binnen de bond op, of er niet beter propaganda voor het handbal kon worden gemaakt in plaats voor het korfbal.
Competitie
In 1929-1930 was er een competitie in de districten Overijssel en Zuid-Holland. Naderhand was er ook een competitie in Gelderland. Deze competities waren dermate bescheiden, dat tal van clubs interesse verloren, mede door de grote onderlinge afstanden. In 1935 gaf het Bondsbestuur toestemming aan de korfbalgroepen in Den Haag en Rotterdam om zich bij de Haagsche en de Rotterdamsche Korfbalbond aan te sluiten. In 1935-1936 werd nog een competitie in Gelderland afgewerkt, maar dit bleek de laatste socialistische korfbalcompetitie in de N.A.S.B. Ook andere afdelingen mochten naderhand in neutrale competities spelen. Binnen de N.A.S.B. werd nog wel om het Bondskampioenschap gespeeld tijdens een toernooi tussen alle belangstellende afdelingen op de Pinksterdagen.40
Officieel orgaan
Alle berichten met betrekking tot het korfbal in de districten en de afdelingen verschenen in Arbeiderssport, het officiële orgaan van de N.A.S.B.
Noten:
Onderschriften illustraties:
- 1) Nico Broekhuysen (1876-1958), onderwijzer aan de Nieuwe Schoolvereeniging te Amsterdam, introduceerde korfbal in Nederland. Hij was naderhand jarenlang voorzitter van de Nederlandsche Korfbalbond. Bron: Archief KNKV, Zeist.
- 2) Ongedateerde foto van een wedstrijd in de eerste jaren van de korfbalsport. De man rechts met pet is de scheidsrechter. Bron: Archief KNKV, Zeist.
- 3) Groepsfoto van de deelnemende clubs aan de Bondsdag van de C.K.B. gehouden te Delft in de jaren twintig van de twintigste eeuw. Bron: Dertig jaren C.K.B. (z.p. 1950), tegenover p. 17.