Atletiek was de eerste sport die zich tegen doping uitsprak
Op 27 juli 1928 was de wereldatletiekbond IAAF de eerste sportbond ter wereld die sprak over doping. Dat gebeurde op een congres in Amsterdam, want daar waren toevallig net de Olympische Spelen bezig.
De deelnemers van het atletiekcongres in Amsterdam op 27 juli 1928. Foto uit de collectie van NOC*NSF via Europeana
Doping was in 1928 al bekend, maar er bestond nog geen regelgeving. Volgens Olivier de Hon van de Dopingautoriteit werd doping toentertijd grofweg omschreven als het gebruik van stimulerende middelen, die normaal niet gebruikt werden en een positie invloed hadden op de prestatie van de gebruikende sporter.
Alcoholgebruik werd een eeuw geleden echter nog als een normaal verschijnsel beschouwd, zoals bij de Amerikaanse olympische ploeg van 1912. In sportbladen werd er niet per definitie afkeurend over geschreven, zolang het gebruik maar niet leidde tot excessen. Waar dan precies de grens lag tussen verantwoord en onverantwoord gebruik was alleen nog onduidelijk, ook vanwege de geringe sportmedische kennis van die tijd.
Een zomertje vol congressen
Tijdens de Spelen van 1928 organiseerden zo’n beetje alle sportbonden hun wereldcongres in Amsterdam, want ze waren toch al in de stad. Zo ook de wereldatletiekbond IAAF, die zelfs twee keer bijeenkwam. Op 27 juli werd er vergaderd in Artis en op 6 en 7 augustus in de Industrieele Club op de Dam.
Van alle congresserende sportbonden was de IAAF de enige die doping op de agenda had geplaatst. ‘Allereerst sprak het congres als zijn meening uit,’ schreef Het Algemeen Handelsblad, ‘dat het toedienen van opwekkende middelen en dergelijke met de bedoeling om de praestaties van den deelnemer op te drijven moet worden verboden.’
Historisch, want voor de eerste keer had een wereldsportbond zich hardop uitgesproken over het bestrijden van doping.
Ondanks dit harde voornemen werd er niet vastgelegd hoe sporters konden worden gecontroleerd en wat er moest gebeuren bij overtreding van dat voornemen. Het bleef bij deze algemene uitspraak. Er werd daarom in de jaren erna geen enkele atleet gestraft of vermanend toegesproken als vermoed werd dat die bedwelmende middelen had gebruikt.
Sterker nog, op de Zomerspelen van 1932 in Los Angeles bestond wel degelijk het idee dat daar doping was gebruikt – vermoedelijk ook bij de atletiek – maar er kwam geen onderzoek. Pas veertig jaar later – tijdens de Spelen van 1968 in Mexico – werden de eerste dopinglijsten opgesteld en begonnen de controles op de Olympische Spelen.