Nieuw

De bouw van de eerste honderd sporthallen was een zaak van nationaal belang

In een periode van tien jaar werden de eerste honderd sporthallen van ons land gebouwd. De nalatenschap van deze belangrijke periode voor de Nederlandse sport ligt inmiddels allang in puin.

Prins Claus bij de opening van de Kennemer Sporthal in 1967. Foto via het Noord-Hollands Archief

De opening van de sporthal in Coevorden op 28 januari 1960 was zulk groot nieuws dat zelfs staatssecretaris Stubenrouch van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aanwezig was. ‘Een sporthal, die zijn gelijke in Nederland niet heeft,’ vond Het Parool. ‘Veertig meter lang, achttien meter breed, plaats voor een redelijk aantal toeschouweis. Een ideale gelegenheid voor de binnenhuissport.’ Overdag werd het gebruikt door scholen en ’s avonds door de sport.

Deze sporthal was één van de eerste in ons land, waarbij vooral jhr. mr. A. Feith een grote rol had gespeeld, nog in zijn hoedanigheid als burgemeester van Coevorden. Bij de officiële ingebruikname was hij inmiddels voorzitter van de Nederlandse Sportfederatie.

Vanaf 1955 had hij heel slim allemaal ambtelijke sluipwegen bewandeld om de nationale overheid zoveel mogelijk te omzeilen bij de aanleg. ‘Het ministerie zou dit nooit geaccepteerd hebben,’ verklaarde Het Parool zijn gedrag. ‘In de eerste voorstellen werd dus gesproken van een vergrote gymnastiekhal. Het gebouw werd later een turnzaal genoemd, werd ten slotte nog eens voorgedragen als een dorpshuis, maar het gebouw kwam er.’

Anders gezegd: de aanleg een sporthal eind jaren was eind jaren vijftig alleen maar mogelijk door de nationale overheid net zo lang voor te liegen totdat er geen weg meer terug was. In zijn toespraak wees de staatssecretaris er zelf ook nog eens op dat het nog steeds niet goed ging met de bouw van gymnastieklokalen. Als dank voor zijn pionierswerk werd de sporthal daarom naar Feith vernoemd.

Enkele bekende sporters kwamen meteen naar Coevorden om het nieuwe wonder met eigen ogen te aanschouwen. “Dit soort gelegenheden heeft de Nederlandse sport broodnodig,” zei Klaas Boot, tienvoudig turnkampioen van Nederland. “Dit is uniek in Nederland,” voegde Hidde van der Ploeg hieraan toe, 38-voudig volleybalinternational. En ook de basketballers keken ademloos rond. Ton Boot: “In Amsterdam hebben wij zoiets helaas niet. Dit is groots. Ik had niet verwacht zoiets in Coevorden te zien.” Joop Koper, coach van Blue Stars, had zoiets moois alleen nog maar meegemaakt in Praag.

Schrikbarende cijfers

Op nationaal niveau was deze nieuwe sporthal maar een zeer kleine bijdrage om de enorme tekorten aan sportieve infrastructuur te bestrijden. Alleen al in Arnhem was de situatie zeer zorgelijk. In 1963 constateerde het gemeentebestuur dat er een acute behoefte was aan vijftien voetbalvelden, zes handbalvelden, één hockeyveld, vier korfbalvelden, 22 tennisbanen, acht gymnastieklokalen, twee sportoefenhallen, een grote sporthal voor openbare uitvoeringen en enkele zwembaden. Schrikbarende cijfers, omdat zo’n beetje elk gemeente hiermee te maken had.

Ondanks deze urgentie wilde de aanleg van de eerste sporthal in Arnhem maar niet lukken, ook al had de gemeenteraad in 1964 het besluit genomen om er één te bouwen – ook bedoeld voor congressen, tentoonstellingen en beurzen. Een klein groepje raadsleden greep daarna echter elke gelegenheid aan om de bouw tegen te houden – met succes.

In 1967 was de plaatselijke jeugd het zat en verstoorde de feestelijke opening van het gloednieuwe winkelcentrum Presikhaaf. Op een spandoek stond een zeer simpele boodschap: “Wij willen een sporthal.” Enkele dagen later gebeurde hetzelfde bij een raadsvergadering, waarna een nieuw emotioneel debat volgde met precies evenveel voor- als tegenstanders voor een sporthal. En zo werd de zaak wéér uitgesteld. “De overheid bestaat uit een stelletje slapers, zou men kunnen zeggen,” zo vatte een raadslid het probleem treffend samen.

Jhr. Feith in 1966 bij de opening van de prinses Margriet Sporthal te Schiedam. Foto Jan Voets via het Nationaal Archief

Honderd hallen

De opening van de Noordenveldhal van Roden op 21 december 1968 was zulk groot nieuws dat zelfs staatssecretaris Van der Poel van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk aanwezig was. Ook het Journaal en NTS Sport deden er verslag van. Door een toevallige samenloop van omstandigheden was dit namelijk de honderdste sporthal die in gebruik werd genomen – tussen de Pelkwijkhal in Winterswijk als nummer 99 en de sporthal van Oegstgeest als nummer 101. Jhr. mr. A. Feith was er ook weer bij, nog steeds als voorzitter van de Nederlandse Sport Federatie.

In zijn toespraak stond de staatssecretaris nadrukkelijk stil bij het jubileum van de honderdste hal, waarvan er maar liefst 76 in de voorgaande drie jaar waren gebouwd. Toch was ook deze aanleg zeer moeizaam geweest, want het bouwbesluit van de gemeenteraad van Roden in oktober 1967 werd pas genomen na een urenlange discussie, ‘waarbij de golven der emoties soms hoog opsloegen en het tot enkele onverkwikkelijke incidenten kwam,’ zo merkte de verslaggever van het Nieuwsblad van het Noorden op. Verschillende raadsleden hadden liever een beurs- en congreshal gehad, in plaats van een onderkomen met slechts een sportfunctie.

Met een budget van één miljoen gulden – in onze tijd vergelijkbaar met 2,5 miljoen euro –  was een jaar later toch de oplevering van de Noordenveldhal. Er was serieus geluisterd naar de kritiek uit de gemeenteraad, want naast sportbeoefening was er in deze hal ook ruimte voor beurzen en congressen. ‘Daarom is het feest in Roden,’ aldus de Volkskrant. In de nieuwe hal was ruimte voor alle binnensporten, inclusief een tribune voor zeshonderd personen en een restaurant met uitzicht op de zaal.

In een periode van tien jaar waren er tussen Coevorden en Roden honderd sporthallen gebouwd, een revolutie voor de Nederlandse sportinfrastructuur. Ruim een halve eeuw later is dat pionierswerk alweer gesloopt. Want waar ooit de Jhr. Mr. Feithhal lag, is nu een parkeerplaats. En ook de Noordenveldhal in Roden is er niet meer. De nalatenschap van deze belangrijke periode voor de Nederlandse sport ligt daarmee letterlijk op de vuilnisbelt van de geschiedenis.

Bouw van de sporthal en het zwembad van Heerenveen in 1968. Foto via het Nationaal Archief

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -

Jurryt van de Vooren
https://sportgeschiedenis.nl
Specialist in sporterfgoed. Al meer dan 25 jaar de enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.