De eerste Nederlandse dode in de motorsport viel in 1921 in Alkmaar
Motorcoureur Joey den Besten is om het leven gekomen in het Finse Imatra. De eerste melding van een dodelijk ongeluk in de Nederlandse motorsport is van Justus van Aken in 1921.
De foto’s zijn via het Regionaal Archief Alkmaar. De knipsels zijn via Delpher
Volgens de gegevens van Motorsport Memorial zijn er minstens 158 slachtoffers gevallen bij dodelijke ongelukken in de Nederlandse motorsport, inclusief toeschouwers. Den Besten staat nog niet op deze treurige lijst.
Alkmaar
De Amsterdamse coureur Justus van Aken was op 3 juli 1921 betrokken bij een ongeval in Alkmaar, waardoor hij drie dagen later overleed. Dat gebeurde tijdens wedstrijden op de grasbaan op het Sportterrein Alkmaar, de plek waar nu de Koning Willem-Alexanderlaan ligt.
Deze races waren iets nieuws in de stad, want pas twee maanden eerder was de eerste editie geweest, georganiseerd door Alcmaria, de vereniging ter bevordering van het vreemdelingenverkeer. ‘De belangstelling kwam niet alleen van de zijde van het publiek, dat in dichte drommen was opgekomen,’ merkte Het Vaderland op 18 mei 1921 op, ‘ook het aantal rijders was groot te noemen.’
Ook Van Aken deed die dag mee en werd zelfs vastgelegd op foto’s, op de bovenste foto links, in het wit. Dat hij hierop staat, weten we in ieder geval door deze onderschriften in De Sport Illustratie van die eerste grasbaanwedstrijden in mei 1921.
Tekst gaat verder onder deze foto’s
Foto’s via het Regionaal Archief Alkmaar
Dit evenement eindigde in zo’n groot succes dat iedereen er wel zo’n beetje van uitging dat hieraan snel een vervolg zou worden gegeven. En dat was ook zo, want op 3 juli waren er opnieuw motorrennen, zoals dat toen nog werd genoemd. ‘Wij twijfelen niet,’ zo blikte De Alkmaarsche Courant vooruit, ‘of de motorrraces zullen nog succesvoller zijn dan de eerste maal.’
Met ruim 8000 toeschouwers was de belangstelling inderdaad enorm. Er werden snelheden gehaald van 89 kilometer per uur, ongekend voor die tijd. ‘Wij hoorden,’ schreef Het Nieuws van den Dag, ‘dat nog nooit op een grasbaan zóó snel is gereden.’
Die snelheden bleken té hoog, want de dag liep uit op een aaneenschakeling van ongelukken, waarbij niet alleen de coureurs zelf, maar ook omstanders betrokken raakte, zelfs een politieagent. Door koelbloedig ingrijpen van een agent werd nog erger voorkomen, omdat hij op het laatste moment voorkwam dat een motor het publiek in reed. De bestuurder was er afgevallen, waarna zijn voertuig in volle vaart op de tribunes koerste.
In bewusteloze toestand
In de achtste rit ging het helemaal mis, ‘toen in klasse D de heeren J. N. J. van Aken, W. Breeman en M. van der Jagt tegen elkander kampten,’ aldus De Telegraaf. Van Aken verloor in de tweede ronde de macht over het stuur, waarna hij ten val kwam, ‘met het gevolg, dat hij in bewusteloozen toestand met een gebroken hand per brancard naar het St. Elisabethgesticht moest worden vervoerd.’
Aanvankelijk leek er niet zo veel aan de hand, want later die middag was Van Aken aanspreekbaar. Zijn echtgenote zat bij zijn ziekenhuisbed, beschreef De Nieuwe Hoornsche Courant met opmerkelijke nauwkeurigheid: ‘Een enkel oogenblik heeft het nog wel geschenen, alsof hij zich eenige rekenschap gaf: aan haar armband scheen hij even zijn echtgenoote te herkennen, als wanneer hij zijn eene hand aan schedel en kaak bracht als om te beduiden, waar de pijnen het hevigst waren.’
Een dag later verslechterde de situatie na een hoofdoperatie, waarna hij buiten kennis kleef. Drie dagen na het ongeluk overleed Van Aken, 31 jaar oud. Zijn lichaam werd daarna per auto naar Amsterdam vervoerd voor het afscheid.
Slechte baan
Zowel Alkmaar als de liefhebber van de motorsport was als vanzelfsprekend in shock. Al snel werd de schuld gelegd bij de organisatie, want was een grasbaan wel geschikt voor races met zulke snelheden? Het hardste oordeel werd uitgesproken door Leo Lauer, hoofdredacteur van het tijdschrift Revue der Sporten, zelf een enorm liefhebber van de motorsport (wat hem in 1931 uiteindelijk het leven zou kosten).
Deze woorden hadden daarom gezag: ‘In ons land doet men veelal gebrekkige dingen op sport-gebied. Daartoe behooren o. i. ook de motorwedstrijden op banen, die voor dit doel minder geschikt zijn, banen, die men kan gebruiken voor hippische races en athletische kampen, doch die, gezien de gesteldheid van de bochten, inderdaad gevaarlijk zijn, wringt men den motor in razende vaart door deze virages.’
Hij had er al vaker voor gewaarschuwd, maar er moest eerst iemand verongelukken voordat zijn gelijk werd aangetoond. ‘De gevolgen zijn intusschen niet uitgebleven. Alkmaar leverde Zondag 3 Juli het bewijs van onze rechtvaardige vrees. Bij de motor-wedstrijden op het gemeentelijk sportterrein aldaar, een arena, die zich bij uitstek leent voor courses, voor athletiek en voor voetbal, zijn eenige deelnemers uit de bocht geslipt, en dit met zeer betreurenswaardige gevolgen.’
Op 21 juli 1921 leidden de dramatische gebeurtenissen tot een debat in de gemeenteraad van Alkmaar, waarbij twee moties in stemming werden gebracht. Het eerste voorstel was om het sportpark niet meer beschikbaar te stellen voor motorraces. Verder werd het idee ter stemming gebracht om in het vervolg alleen maar races toe te staan als de baan en de veiligheid vooraf voldoende verzekerd waren na een onderzoek van deskundigen. Dat tweede voorstel werd aangenomen door zowel de raad als het college van B&W.