De Girojaren van Erik Breukink
Erik Breukink was aan het eind van de jaren tachtig drie jaar op rij dicht bij de eindzege in de Giro.
Op de veertiende juni van 1986 hoorden de meeste Nederlandse wielerliefhebbers voor het eerst de naam Erik Breukink. Op dat moment was Breukink bezig aan zijn eerste volledige profseizoen. De tweeëntwintigjarige renner won een etappe in de Ronde van Zwitserland. Zijn Panasonic-truitje mocht hij inruilen voor de leiderstrui van het bergklassement, die hij behield tot in Zürich.
Een paar weken eerder had de jonge Gelderlander in de Ronde van Italië, gewonnen door Roberto Visentini, nog anoniem meegefietst. Met een eenenzeventigste plaats in het eindklassement als gevolg. De kenners kenden zijn kwaliteiten natuurlijk al. Opmerkelijk is de typering van de amateurrenner Breukink in het Wielerjaarboek 1985-1986. Hij werd neergezet als bijzonder getalenteerd, een zeer goed tijdrijder, maar… wisselvallig. De samenstellers van het Wielerjaarboek hadden blijkbaar een scherpe blik.
Roze trui
Een jaar later keerde Breukink terug naar Italië. De Giro van 1987 begon met een opvallend drieluik rond San Remo. Eerst was er een korte proloog. De volgende dag begon met een ochtendritje van 31 kilometer van San Remo naar San Romolo, met aankomst bergop, en dan ’s middags een tijdrit bergaf (jazeker) van 8 kilometer. Met de start bovenop de Poggio. Waarschijnlijk was het experiment met de tijdrit voor meesterdalers eenmalig omdat het zonder ongelukken afliep. Dat kon maar één keer goed gaan.
Breukink werd opeenvolgend twaalfde, eerste en derde. Dankzij zijn ritwinst op San Romolo veroverde hij de roze trui die hij op de derde dag in de ploegentijdrit weer kwijt zou raken aan Stephen Roche. Maar het nieuwe rondetalent bleef verrassend goed rijden. De Nederlandse wielerpers zakte haastig af naar de laars, en Breukink verspeelde pas op de voorlaatste dag de tweede plaats in het algemeen klassement aan zijn ploegmaat Robert Millar. De Ier Roche won de Giro.
Tourdebuut
Na een bevredigend debuut in de Tour van 1987, met ritwinst in Pau en een behoorlijk eindklassement, deed Breukink in 1988 bij Post opnieuw de dubbel Giro-Tour. Het was de Giro van de gedenkwaardige sneeuwetappe over de Passo di Gavia. Directeurszoon Breukink, die zich toch al letterlijk het snot voor de ogen kon fietsen, liet zien dat hij over een flinke dosis karakter beschikte. Hij won de befaamde rit waarin renners totaal verkleumd opgaven, of door kou bevangen de afdaling van de Gavia in een bestelbusje volbrachten.
Breukink had na deze etappe maar vijftien seconden achterstand in het klassement op rozetruidrager Andrew Hampsten. In het vervolg van deze Giro verloor hij nog anderhalve minuut op de Amerikaan. Goed voor een tweede plaats in het eindklassement. Het jaar daarop stond hij alweer aan de start van de Giro en de Tour. Ploegleider Peter Post zag zijn renners altijd graag veel koersen. In de Tour van 1989 stapte een leeggereden Breukink af.
Bijna winst
Dat jaar kwam hij nog het dichtste bij de eindzege op het Italiaanse schiereiland. De thuisrijders zelf waren, met uitzondering van Flavio Giupponi, voorafgaande aan de opmerkelijke opmars van de Italianen in de jaren negentig nergens te bekennen. Gianni Bugno was in die dagen nog een miskend talent, en van Claudio Chiappucci had buiten zijn geboorteplaats Uboldo nog niemand gehoord. Laurent Fignon en opnieuw Andrew Hampsten waren de belangrijkste concurrenten.
Rijdend in de roze trui kreeg Breukink in de veertiende etappe, alweer een ijskoude bergrit, één van zijn meest gedenkwaardige inzinkingen. In de slotklim verloor hij in minder dan twintig kilometer bijna zes (!) minuten, en daarmee de Girozege. Hij werd uiteindelijk nog vierde in de eindstand. Zijn achterstand op winnaar Laurent Fignon bedroeg vijf minuten en twee seconden.
Einde van een tijdperk
Het jaar daarop reed Erik Breukink voor PDM, waar ploegleider Jan Gisbers meer een voorstander van doseren was. Eén grote ronde per jaar was voor Breukink genoeg. De Ronde van Italië reed hij pas weer in 1995 in dienst van het Spaanse Once. Het waren inmiddels andere tijden. Toni Rominger, Jevgeni Berzin en Pjotr Oegroemov stonden op het podium.
Breukink werd in zijn vijfde en laatste Giro negenenvijftigste.