De oprichting van de Nederlandsche Arbeiders Sport Bond
Ook socialisten deden aan sport, maar dan wel in hun eigen organisaties. ‘Machtig was de indruk, die onze mannen en vrouwen gaven in hun sportieve kleeding, waar bruin-gebrande armen uit de witte blouses staken, boven vurig-roode broeken en rokken.’
De sport in Nederland brak echt door na de Eerste Wereldoorlog. In de jaren twintig begonnen ook sportende arbeiders zich te organiseren. Hier was ook reden voor, schreef de socialistische krant Voorwaarts in 1929: ‘De wijze waarop en de omstandigheden, waaronder in onzen tijd de arbeid verricht wordt, ontneemt den arbeiders vreugde, blijheid en opgewektheid.’
Volgens de krant was hier een oplossing voor: ‘Een van de eerste en voornaamste middelen hiertoe is de sport.’ En daartoe hoorde een socialistische sportorganisatie om te voorkomen dat de arbeider lid zou worden van een algemene of liberale sportbond.
De Amsterdamse socialist Sal Broekman stond aan de basis van de Nederlandsche Arbeiders Sport Bond NASB. In 1929 zei hij hierover in Voorwaarts: ‘Ik zag met ergernis dat de groote massa zich aan sport bedronk.’ Volgens hem was sport ‘een bolwerk van verholen nationalisme, van zelfgenoegzaamheid en holle klank, gedragen door de onverschilligheid en speelwoede, ook van hen die tot onze klassegenooten behooren.’
Broekman liep Tobias Green tegen het lijf, de voorzitter van de Amsterdamse voetbalvereniging Blauw-Wit. Samen met deze ‘trouwe partijgenoot’ besloot hij een organisatie te beginnen voor de sportende arbeiders. ‘In Augustus 1926 hielden wij onze eerste bijeenkomst met 12 aanwezigen. Wij stichtten het Komité voor Arbeiderssport. Een week later kwamen wij opnieuw bij elkaar. Het was een avond van droefenis, want de Partijleiding had haar veto uitgesproken. Wij hebben toen letterlijk met de vuist op tafel geslagen.’
Ondanks het verzet in eigen kring ging hij door met zijn werk. Op 19 dececmber 1927 was de oprichtingsvergadering van de NASB in het Amsterdamse café De Poot aan het Damrak. Broekman: ‘Toen ik om 5 uur den hamer neerlei, was de Bond met 50 leden gesticht.’
Een onafzienbare schare
Een hoogtepunt in de geschiedenis van de NASB was een internationale bijeenkomst op het Haagse Houtrust met socialistische sporters uit Nederland, Duitsland en Oostenrijk. Dagblad Voorwaarts was lyrisch over deze buitenlandse gasten.
Op 2 mei 1929 stond in de krant: ‘Tegenover de buitenlandsche vrienden is het zeer wenschelijk, dat de belangstelling van de Nederlandsche, moderne arbeiders zoo groot mogelijk zij. Wij moeten den kameraden uit Weenen toonen, dat datgene, wat in Oostenrijk een onafzienbare schare arbeiders en arbeidsters als iets vanzelfsprekends beschouwt, ook in ons land in zeer breede kringen reeds ingang vind: een gezonde ziel in een gezond lichaam.’
Een dag voor deze historische bijeenkomst kreeg NASB-pionier Broekman het bijna te kwaad: ‘Een gevoel van stil geluk doorgloeit me bij de gedachte dat morgen meer dan tweeduizend leden, uit alle deelen van het land, in sportpak door de straten van Den Haag zullen trekken.’
Voorwaarts vond het ook mooi: ‘Machtig was de indruk, die onze mannen en vrouwen gaven in hun sportieve kleeding, waar bruin-gebrande armen uit de witte blouses staken, boven vurig-roode broeken en rokken. Ontroerend was het heerlijke enthousiasme, waarmede onze kinderen zich overgaven aan de sport, die thans ook hun deel kan worden…. Wel terecht voert de Arbeiderssportbond als devies: Arbeiderssport is Massasport.’
Niet alles was overigens naar wens gegaan: ‘Er zijn vele organisatorische fouten gemaakt. De huisvesting was niet geheel in orde, verscheidene deelnemers zochten tevergeefs langen tijd naar hun pleegouders, anderen vonden een massa-kwartier zonder geriefelijkheid. Dit zijn fouten, die niet behoeven voor te komen. Onze beweging heeft grootere bijeenkomsten georganiseerd, waarbij aan meer menschen onderdak verschaft moest worden, en waarbij alles vlot van stapel liep. Onze sportbond is jong en heeft dus nog veel te leeren.’
In de Tweede Wereldoorlog werd aan deze socialistische sport een einde gemaakt door de bezetter, waarna het nooit meer zo groot werd als in de jaren 20 en 30.