Nieuw

De universiteitssport kwam in 1986 massaal in opstand tegen de bezuinigingen op het hoger onderwijs

Het hoger onderwijs houdt een estafetteactie tegen de enorme bezuinigingen. In 1986 gebeurde iets vergelijkbaars, met de universitaire sportcentra als middelpunt. 

Studentendemonstratie in 1987 Amsterdam tegen minister Deetman. Foto Bart Molendijk via het Nationaal Archief

De jaren zestig waren het gouden tijdperk voor de universitaire sport. Voor de eerste keer voelde de nationale overheid zich hiervoor verantwoordelijk, zodat er door heel Nederland nieuwe sportlocaties werden gebouwd voor universiteiten en hogescholen.

Aan die bloeitijd kwam snel een einde, nota bene door kritiek uit eigen hoek. ‘In de nasleep van de studentenrevoluties van 1969 ontstond er in heel Nederland een sterke druk vanuit met name de linkse studentenbeweging om de categorale voorzieningen voor studenten af te schaffen,’ merkte Theo van Uden in 2008 op, in die tijd directeur van het Sportcentrum van de Universiteit van Amsterdam. ‘Het was immers van het grootste belang dat studenten zich gingen verbroederen met de arbeidersklasse en dat kon, wat de sport betreft, toch het beste in de reguliere burgersportwereld.’

Sport was en is voor mij de eerste categorie die zou kunnen verdwijnen

Partij van de Arbeid

Ger Klein was van 1973 tot en met 1977 staatsecretaris onderwijs in de regering van Joop den Uyl, namens de PvdA. Ook hij vond dat de scheiding tussen universiteitssport en de burgersportwereld opgeheven moest worden, wat in de praktijk zou neerkomen op de afschaffing van de studentenvoorzieningen. Aan het eind van zijn ambtsperiode verklaarde hij dat de tarieven voor de universitaire sportvoorzieningen omhoog moesten met maar liefst vierhonderd procent. Het moest een einde maken aan de voorkeursbehandelingen voor studenten ten opzichte van het gewone volk, zo was de achterliggende gedachte.

Klein stond niet alleen, want de scherpste kritiek op de universitaire sport kwam juist vanuit de PvdA. Jos van Kemenade, zowel onder Den Uyl als Dries van Agt onderwijsminister, wilde er zo snel mogelijk vanaf. “Ik wilde eens precies nagaan welke studentenvoorzieningen wezenlijk zijn en welke vermijdbaar,” zei hij in 1982 in het Leidse universiteitsblad Mare. “Sport was en is voor mij de eerste categorie die zou kunnen verdwijnen. Elke stad heeft haar eigen sportaccommodaties, dus ik zie niet in waarom je extra voorzieningen nodig hebt voor de universitaire bevolking. Dat zijn elementen uit een niet meer bestaande elite-samenleving.”

Van Kemenade stelde voor om de universiteitssport in een periode van vijf jaar compleet op te heffen. Kort daarna kwam het kabinet ten val en daarmee ook Van Kemenade.

Staatssecretaris Klein van Onderwijs en Wetenschappen in 1974. Foto Rob Mieremet via het Nationaal Archief

Het ideologische misverstand 

De studentensport was daarmee niet verlost van dit probleem, omdat die inmiddels ook werd verwoord door Roel in ’t Veld, in die tijd directeur-generaal bij het ministerie van Onderwijs, wederom namens de PvdA. “Studenten vormen geen aparte groep in de samenleving, want bijvoorbeeld hun financiële situatie is te vergelijken met die van werkloze jongeren. Studenten kunnen zo naar de gemeenten en hebben geen specifieke sportvoorziening nodig.”

Wim Deetman van het CDA ging als opvolger van Van Kemenade verder waar de PvdA was geëindigd. Hij stelde voor om geen overheidsbudget meer uit te trekken voor de universiteitssport. ‘Als de universiteiten er prijs op blijven stellen, moeten zij de voorzieningen maar kostendekkend zien te maken of andere geldschieters vinden,’ schreef Trouw op 12 februari 1986. ‘Het ministerie draait de geldkraan dicht.’

Deetman verwees daarbij nadrukkelijk naar de eerdere kritiek van PvdA-ers als Klein en Van Kemenade, iets wat hij in 2022 nog steeds deed toen ik hem daarover opbelde. Zowel de PvdA van de jaren 70 als het CDA van de jaren 80 zette de studenten daarmee neer als een elitaire bevolkingsgroep. Merkwaardig, want sinds de enorme groei van de universiteiten sinds de Tweede Wereldoorlog hadden nooit eerder zoveel mensen een universitaire opleiding genoten, afkomstig uit alle sociale lagen. De tijd was allang voorbij dat slechts de allerhoogste sociale kringen dit exclusieve recht hadden.

Los van dit ideologische misverstand bleek allang uit de praktijk dat de werelden van de burgersportverenigingen en universiteitssport te ver uit elkaar liggen. In het studentenvoetbal bijvoorbeeld is het helemaal niet gek als een elftal uit 22 spelers bestaat om de hele wedstrijd flink door te wisselen – absoluut verboden in een normale competitie. De structuur van de burgersport was ook helemaal niet berekend op een toeloop van tienduizenden nieuwe inschrijvingen, waarmee een grote leegloop onder studenten dreigde.

De Nederlandse studentensportwereld verkeert in de ernstigste krisis van haar bestaan

Beroerde tijd

De negatieve gevolgen lagen voor fysiologieprofessor Biersteker voor de hand, zo zei hij in 1982 op een internationale conferentie over studentensport. “Mentale en lichamelijke problemen leiden tot het uit de boot vallen van steeds meer studenten. In het eerste studiejaar viel drie jaar geleden ongeveer tien procent af, nu is dat al vijftien tot twintig procent.” Daarom moest de drempel van studentensport juist omlaag – precies de boodschap die het ministerie van Onderwijs niet wilde horen.

Tijdens een rondleiding van Deetman in september 1984 door het Sportcentrum VU legde directeur Evert Rijks daar dan ook de nadruk op. “Een alternatief voor de sport die wordt overgeheveld naar de algemene sportvoorzieningen is er voor de studenten nauwelijks. Dat kan de student immers niet betalen.” Rijks concludeerde dat zo’n zestig tot zeventig procent van de studentensporters helemaal zou stoppen als het Sportcentrum VU werd gesloten – gebaseerd op verschillende onderzoeken uit die tijd.

En dan waren er ook nog eens heel wat arbeidsplaatsen die dreigden te verdwijnen op het Sportcentrum VU. Deetman antwoordde dat hij goed had geluisterd naar Rijks, maar dat er aan bezuinigingen toch niet geheel valt te ontkomen. Het was daarom een beroerde tijd, zei Rijks in 2022. “Heel roerig en met heel veel spanningen.”

Minister Deetman van Onderwijs. Foto Rob C. Kroes via het Nationaal Archief

Protesten

De nationale studentensportkoepel NSSS vatte al die bezwaren samen in een protestbrochure. ‘De afwijkende plaats die studenten in de samenleving innemen, de toenemende studiedruk, de massale manier waarop het wetenschappelijk onderwijs is georganiseerd en de zwakke inkomenspositie van studerenden maken deze groep bijzonder kwetsbaar.’

Op de lange termijn zouden die bezuinigingen daarom helemaal niet besparend zijn: ‘Integendeel, het is voor de overheid financieel voordelig dat de meeste studenten zich voor hun sportieve ontspanning tot de universiteiten wenden. Zou de verantwoordelijkheid overgaan naar de gemeenten, dan hoeft de overheid daar geen enkel voordeel van te verwachten.’

Binnen dit groeiende verzet tegen Deetman nam Peter van Saane een centrale positie in als de toenmalige NSSS-voorzitter. Dat deed hij samen met onder meer wedstrijdsecretaris Dick Vosseberg, net als hij afkomstig van de VU en lid van roeivereniging Okeanos.

Eind 1984 kwam Van Saane uitgebreid aan het woord in het VU-tijdschrift Ad Valvas. ‘Hij toont zich meer dan bezorgd over de korting van vijf miljoen gulden die minister Deetman op de studentenvoorzieningen wil toepassen.’ Van Saane riep daarom op tot actie, iets wat in de studentensport minder vanzelfsprekend was dan bij de politieke tak van de studentenbonden.

Korte tijd later sloot de NSSS zich aan bij het Platform van Landelijke Studentenorganisaties voor overleg met de overheid. Dat liep niet geheel naar wens, zodat er in april 1985 in Amstelveen de eerste nationale actievergadering werd belegd van de studentensporters. ‘De Nederlandse studentensportwereld verkeert in de ernstigste krisis van haar bestaan.’

Een goed studieklimaat is gewoon gebaat bij goede voorzieningen

Anti-Deetloop

Deetman werd jarenlang doelwit van studentenacties, vooral van de Landelijke Studenten Vakbond. Dat liep regelmatig uit de hand met ook persoonlijk geweld tegen de bewindsman. In Maastricht werd zijn dienstauto belaagd en in Amsterdam werd hij zelfs in de buik geschopt. De minister was genoodzaakt zich enige tijd terug te trekken uit het openbare leven.

Bij de studentensporters waren de acties aanzienlijk vriendelijker, te beginnen met een nationale actieweek vanaf 17 februari 1986. De aftrap was op de Vrije Universiteit, waar studenten meededen aan een ‘anti-Deetloop’, een estafette van 24 uur lang. De notitie van Deetman werd hierbij als estafettestokje doorgegeven. “Het is de bedoeling dat deze na vierentwintig uur er zo verfomfaaid uitziet dat hij alleen nog maar weggegooid kan worden,” legde initiatiefnemer Dick van der Vaart uit.

Ook Sijbolt Noorda liep mee, portefeuillehouder studentenzaken op de VU. “Een goed studieklimaat is gewoon gebaat bij goede voorzieningen,” zei hij met een bezweet hoofd na een loop van drie kilometer. En zo dacht ook collegevoorzitter Harry Brinkman erover, die puffend en steunend het slotdeel voor zijn rekening nam.

Deze actie hoorde bij de strategie van het NSSS-bestuur onder Van Saane, die zoveel mogelijk samenwerking had gezocht bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de universiteiten en de HBO’s. Zij moesten namelijk de rekening voor de studentensport betalen als de nationale overheid dat niet meer zou doen.

Deze gelegenheidscoalitie zorgde er uiteindelijk voor dat Deetman gedwongen werd om zijn plannen voor de studentensport in te trekken, volgens Rijks de verdienste van de NSSS, onder leiding van Van Saane. “Hij heeft een enorme hoop werk gestopt om Deetman te keren. Hij heeft de samenwerking gezocht en gevonden. Daar heeft Deetman het verloren.”

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -

Jurryt van de Vooren
https://sportgeschiedenis.nl
Specialist in sporterfgoed. Al meer dan 25 jaar de enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.