Nieuw

De universiteitssport werd tijdens de Tweede Wereldoorlog bedacht in het studentenverzet

Het nieuwe academische jaar is begonnen en daarmee ook het nieuwe universitaire sportjaar. Mijn boek Ontmoeting door beweging gaat over de geschiedenis van de universiteitssport – hier kopen.

De Universiteit van Amsterdam aan de Oudemanhuispoort. Tekening Frans Everbag via het Stadsarchief Amsterdam

De Nederlandse studentensport is heel lang een elitaire bezigheid geweest, slechts toegankelijk voor leden van het Corps. De universiteiten namen geen enkele verantwoordelijkheid voor het lichamelijk en geestelijk welzijn van de studenten.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstonden compleet nieuwe ideeën over de rol van sport en lichamelijke opvoeding binnen de academische gemeenschap. Voor de eerste keer voelden de universiteiten zich wél verantwoordelijk. Het was het begin van de universiteitssport zoals wij die nu nog steeds kennen – óók aan de Universiteit van Amsterdam.

Vooral in de laatste oorlogsjaren werd er nagedacht over de toekomst van de universiteit en het studentenleven. Daarbij werd ook gesproken over de rol van sport en lichamelijke opvoeding, al vormden die maar een klein deel van het hele debat – een belangrijke nuance.

Toch mogen we dit onderdeel niet onderschatten, want alleen al het feit, dat er over het lichamelijke en geestelijke welzijn van de studenten werd nagedacht, was nieuw. Dat moest dan gebeuren binnen een studentenorganisatie met zowel corpsleden als nihilisten, studenten die juist géén lid waren van een gezelligheidsvereniging.

De oudste documenten

Over die voorbereidende gesprekken aan de Universiteit van Amsterdam zijn in ieder geval vier originele documenten beschikbaar, die in die jaren zelf door de betrokkenen werden opgesteld of heel kort daarna.

Arthur Meerwaldt speelde daarin een centrale rol vanuit zijn huis op de Verdisstraat 1, lid van het Corps. Vanwege zijn werk voor het studentenverzet in de Raad van Negen verdween hij uit het openbare leven. In het najaar van 1942 legde hij de basis voor een Amsterdamse contactgroep, waar vertegenwoordigers van de gezelligheidsverenigingen waren vertegenwoordigd. Hierbij waren ook nihilisten aangesloten, zoals Samuel – Boet – de Lange. ‘Hij was een echte corpsbal,’ zei hij over Meerwaldt, ‘maar aan de andere kant was hij iemand met een enorme kritiek op zijn omgeving, waardoor hij buitengewoon pruimbaar was.’

Meerwaldt studeerde zelf in 1943 af, maar bemoeide zich nog wel met de discussies over de naoorlogse studentenwereld, samen met andere studenten en enkele hoogleraren. Dat werd op papier gezet en op 7 december 1943 als het Amsterdamsche plan in samenvatting afgedrukt in De Geus.

‘Dit rapport werd door een vooraanstaand Amsterdams student opgesteld,’ merkte De Geus op, natuurlijk zonder de naam te noemen. ‘Verschillende andere Amsterdammers, die als min of meer representatief voor grote groepen studenten kunnen worden beschouwd, hebben zich ermee eens verklaard.’

Nihilistenprobleem

Het Amsterdamse plan was een pleidooi voor een Algemene Vereniging voor alle studenten uit de hoofdstad, die verantwoordelijk was voor de algemene en de materiële studiebelangen, zoals studentenrestaurants en gezondheidszorg. De leden van gezelligheidsverenigingen moesten hierin samenkomen met de nilhilisten. Dat betrof óók de sport: ‘Tenslotte zal de Algemene Vereniging, om zijn uiteindelijk doel te verwezenlijken, op den duur sportverenigingen, muziek- en toneelgezelschappen in het leven roepen, zodat alle studenten de mogelijkheid krijgen om in studentenverband sport en spel te beoefenen.’

Het uiteindelijke doel van de nieuwe organisatie was dat alle studenten in het universitaire leven werden opgenomen, ‘tot oplossing van het nihilistenprobleem’.  Het doorbreken van de verdeeldheid moest leiden tot een nieuw en allesomvattend studentenleven. Een Universiteitshuis was hiervoor de ontmoetingsplek, ‘waar men een kop koffie kan bestellen.’ Dat dan was vooral bedoeld voor de spoorstudenten, die nog ergens buiten Amsterdam bij hun ouders woonden en dagelijks heen en weer gingen.

Van dit voorstel uit De Geus kennen we alleen de samenvatting, want het originele artikel is verloren gegaan. Vanwege de publicatie was het vermoedelijk wel de meest invloedrijke tekst, omdat die het grootste publiek heeft bereikt. Het leidde meteen na de bevrijding in ieder geval tot de oprichting van de Algemene Studenten Vereniging Amsterdam, de ASVA.

Meerwaldt zelf maakte dat niet meer mee, want op 21 januari 1944 was hij gearresteerd bij een razzia op medewerkers van Het Parool, waartoe hij inmiddels ook behoorde. Op 8 januari 1945 bezweek hij onder vreselijke omstandigheden in een steengroeve in het Duitse Escherhausen.

Herbert von Saher

Naast het Amsterdamse plan zijn er nog enkele originele historische documenten over het naoorlogse studentenleven. Ze zijn nooit gepubliceerd en dienden daarom waarschijnlijk alleen in een kleiner verband als basis voor discussie en debat.

Zo bevat het archief van de ASVA bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis een visie op het naoorlogse studentenleven. Het werd in september 1943 ondertekend door het dispuut B.R.E.E.R.O.

In 2005 zei Herbert von Saher in de Volkskrant dat hij hiervoor verantwoordelijk was geweest. ‘Dat viel op bij de illegale leiding van de Amsterdamse studenten. Kort na zijn toespraak werd hij benaderd door de Amsterdamse Contact Commissie, het hoogste orgaan van de illegale studentenorganisatie in Amsterdam, om de studentenorganisatie voor na de oorlog te ontwerpen.’

In juni 1944 werd hij benoemd tot voorzitter van de Toekomstcommissie, die de voorbereidingen trof voor de oprichting van de ASVA. Dat deed hij vooral op eigen naam, want tijdens de eerste naoorlogse vergadering van zijn dispuut op 13 juli 1945 bleek dat de rest dat maar zeer weinig interesseerde. De ab-actis vertelde daar over de ASVA, waarvan hij inmiddels was benoemd tot voorzitter. ‘Een kort verslag over dit lichaam vermocht de aandacht niet bijster te trekken.’

In dit pamflet schreef hij dat de sport een rol had. ‘Er moet een mogelijkheid geschapen worden voor álle studenten, om goedkoop sport te bedrijven, om ook op dit gebied meer contact en samenwerking te verkrijgen.’

Daar was wel de steun voor nodig van de universiteit, vooral financieel, omdat dit anders een onmogelijke ambitie was. In dit plan werd benadrukt dat deze nieuwe organisatie niet de plaats mocht innemen van de vooroorlogse studentenverenigingen. ‘Wij moeten steeds in gedachten houden, dat deze vorm van gemeenschapsleven steeds naast en nooit in de plaats van het intense contact der gezelligheidsverenigingen mag komen.’

Algemene Studenten Vereniging

Zowel het Amsterdamse Plan als de tekst van Von Saher is bekend onder historici, maar in het archief van het Amsterdamse Studenten Corps ASC heb ik een visiedocument gevonden, dat nog onbekend was. Er zijn enkele opmerkelijke overeenkomsten met de tekst in De Geus, maar ook veel verschillen. Dat maakt het niet aannemelijk dat dit het origineel is van Meerwaldt, dat verloren is gegaan, maar een andere tekst uit de Amsterdamse studentenwereld. Zoals gebruikelijk werden er geen namen en een datum vermeld, al maakt de strekking duidelijk dat het in de oorlogsjaren is opgesteld.

Uit de context lijkt het alsof dat dit vóór de Hongerwinter is gebeurd. De opstellers vroegen zich namelijk af hoe het zou zijn met de studenten, die waren afgevoerd naar Duitsland, maar stelden deze vraag niet over hun lotgenoten in eigen land, die er juist in de Hongerwinter zeer slecht aan toe waren. Het is daarmee zeer aannemelijk dat deze tekst is opgesteld door leden van de Toekomstcommissie, die in juni 1944 was begonnen met haar werk.

Het is tien pagina’s lang en daarmee veruit de langste en meest gedetailleerde visie, waarbij niet alleen de naoorlogse studentenorganisaties werden besproken, maar de complete academische gemeenschap. ‘Er zal dan veel, heel veel moeten veranderen, om maar een greep te doen op de onpersoonlijke leiding van de Universiteit.’

Ondanks de omstandigheden waren de opstellers hoopvol over de toekomst: ‘Hieronder zal blijken dat het door de oorlog, wat het wegvallen van de bestaande organisatievormen met zich meebracht, mogelijk is een flinke sprong verder gaan.’

De verschillende groepen moesten dan wel de gelegenheid krijgen om elkaar te ontmoeten, waarbij sportverenigingen zoals Nereus en THOR een belangrijke rol speelden. ‘Vandaar, dat het o.i. zeer gewenst is, dat de sportverenigingen voor een ieder openstaan. In de sport, vooral in de groepssporten, liggen de verschillen geheel anders dan op de sociëteit.’

Een roeivereniging als Nereus zou zo dan wel een sub-vereniging moeten worden van de algemene vereniging, in deze tekst nog de Algemeene Amsterdamsche Studenten Vereeniging genoemd, de AASV. Studenten, die lid wilden worden, moesten zich daarvoor eerst bij de algemene vereniging aanmelden. De banden met het Amsterdamse corps zouden daarmee worden doorbroken, wat in de naoorlogse praktijk al snel een utopische gedachte bleek.

Jaarrede

Aan het einde van het eerste naoorlogse academische jaar in 1946 keek Von Saher terug op de ondergrondse tijd in zijn jaarrede als scheidend ASVA-voorzitter. Het is de enige primaire bron ná de oprichting, eveneens onderdeel van het archief van het ASC.

In deze toespraak verklaarde hij dat het Amsterdamse plan inderdaad de basis was geweest, waaraan vooraanstaande studenten uit diverse verenigingen hadden meegewerkt. Daarbij merkte hij op dat er na Dolle Dinsdag op 5 september 1944 een samenwerking was ontstaan met Propria Cures, dat de rol kreeg als informatieorgaan van de ASVA, beschikbaar voor alle leden.

Tijdens de Hongerwinter kwamen deze voorbereidingen tijdelijk tot stilstand, ‘omdat andere belangrijker werkzaamheden in verband met de naderende bevrijding meer en meer tijd begonnen op te eisen.’ Von Saher zelf bijvoorbeeld zat in die tijd ondergedoken buiten de stad.

Verzetsman Jan Smoorenburg verloor daarbij op 6 april 1945 het leven als één van de studenten, die betrokken was bij de nieuwe studentenorganisatie. ‘Moge nog vele studenten bezield worden door het enthousiasme, zoals hij dat had,’ aldus Von Saher. ‘Dan bestaat er m.i. geen twijfel omtrent de toekomst van de ASVA.’

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -

Jurryt van de Vooren
https://sportgeschiedenis.nl
Specialist in sporterfgoed. Al meer dan 25 jaar de enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.