Den Haag ontwierp het mooiste stadion dat Nederland nooit had
Haagse sportbestuurders presenteerden in 1919 een plan voor het grootste stadion van Nederland. Het is er nooit van gekomen. Op diezelfde plek is nu Madurodam.
Beroepsmilitair Pieter Scharroo was een eeuw geleden voorzitter van de Nederlandse Atletiek Unie en bestuurder bij het Nederlands Olympisch Comité. Als naamgever van het Comité Scharroo presenteerde hij in 1919 een plan voor een stadion, getekend door de Haagse architecten Samuel de Clercq en Adolf Broese van Groenou. Er moest plek komen voor 50.000 tot 60.000 mensen, twee keer méér dan in het Nederlandsche Sportpark in Amsterdam, toen het grootste stadion van het land.
‘Rond het stadion waren nog allerlei andere locaties bedacht,’ aldus het begeleidende boek van de Haagse expositie, ‘zoals voetbalvelden, tennisbanen, een hotel en een kleine haven met aanlegsteigers.’ De voorstanders droomden hardop van de mogelijkheden: ‘Ongetwijfeld zal de aanwezigheid van een dergelijk sportterrein in niet geringe mate de mogelijkheid vergrooten, dat te eeniger tijd ‘s-Gravenhage als plaats voor de Olympische spelen zal worden gekozen.’
Er waren alleen ook tegenstanders, onder wie wethouder Droogleever Fortuijn, nota bene voormalig voorzitter van de voetbalbond, die bang was voor de hoge kosten. ‘Hij vreesde een fiasco,’ schreef De Telegraaf in 1919, ‘waarvoor ten slotte de gemeente zou moeten opdraaien.’ Zo werd Comité Scharroo de bedenker van het mooiste stadion, dat Nederland nooit had.
Een verblijdend teken
In de jaren daarna werkte Scharroo verder aan zijn ideeën over sport en architectuur, samen met architect Jan Wils. In 1925 schreef dit duo zelfs een boek over de rol van sport in de stedelijke planning. ‘In de oude stad neemt de kerk de belangrijkste plaats in,’ zo vatten Scharroo en Wils hun gedachtengoed samen, ‘zij is het middelpunt van het leven en denken, zij is steengeworden leven en steengeworden gedachtenwereld.’
In de twintigste eeuw was er een nieuwe behoefte ontstaan als sport, die de centrale plek van kerken had overgenomen: ‘Het volk vraagt gelegenheden om te zwemmen, te turnen, te voetballen, te spelen en te genieten, naar lichaam en geest, bij de beoefening zelve, zoowel als bij het kijken er naar.’ Sport en stad beïnvloedden elkaar steeds meer en daarom was deze publicatie zo belangrijk, recenseerde Tijdschrift voor de Volkshuisvesting opgewekt: ‘Het is een verblijdend teeken van de ontwikkeling der beoefening van sport en spel in Nederland, dat een boek als het hier aangekondigde kan verschijnen.’
Jan Wils
Scharroo en Wils kenden elkaar, omdat ze beide in de regio Den Haag woonden. En er was meer, aldus architectuurhistoricus Maurits Nibbering. “Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog was Wils nog geen dertig jaar oud. Zijn handen jeukten om te beginnen aan iets nieuws na al die jaren van verwoesting, juist in zijn eigen Voorburg en Den Haag. Hij wilde bouwen, zijn ideeën in de praktijk brengen. Als liefhebber van sport was hij zeer geïnteresseerd in de architectuur van sportgebouwen.” De samenwerking met een invloedrijk sportbestuurder met dezelfde visie hielp natuurlijk bij deze ambities.
De heren waren in 1924 bij de Olympische Spelen in Parijs, waarbij ze duidelijk werden geïnspireerd. Dat blijkt in ieder geval uit een fotoboek, dat in 1928 werd gemaakt door de cementleverancier van het Olympisch Stadion in Amsterdam – het beroemdste bouwwerk van Wils. Hierin zit een fascinerende afbeelding van de hoofdtribune van het stadion in Parijs, dat bijna hetzelfde oogt als de hoofdtribune van het Amsterdamse stadion vier jaar later. Parijs diende dus als voorbeeld voor Amsterdam! Nibbering is er niet door verbaasd: “Wils was een ambachtsman en haalde overal zijn inspiratie vandaan.”
Parijs 1924. Foto via Stadsarchief Amsterdam
Amsterdam 1928. Foto via Stadsarchief Amsterdam
Wat in 1919 begon als mislukt stadionplan in Den Haag leverde in 1928 dus uiteindelijk in Amsterdam het Olympisch Stadion van Jan Wils op – het mooiste stadion dat Nederland wél heeft.