Het debacle van de Nederlandse olympische skiploeg van 1952
De Olympische Winterspelen bestaan deze maand precies honderd jaar. Aan de editie van 1952 in Oslo deden Nederlanders mee aan de reuzeslalom.
Voorbereiding op de Olympische Winterspelen van 1952 in Oslo. Foto Oslo Museum via Europeana
Eind januari 1952 maakte de Nederlandse Ski Vereniging NSV de ploeg voor Oslo bekend. Het team zou bestaan uit drie mannen, Gert Mosler en de broers Dick en Peter Pappenheim, en één vrouw, Margriet Prajoux-Bouma. De begeleiding was in handen van Arend Hubrecht. De eerste tegenslag kwam al na een paar dagen, toen Gert Mosler zich alsnog voor het olympisch toernooi moest afmelden.
Van de Nederlandse skiërs werden weliswaar geen medailles verwacht, maar – zo verzekerden de NSV-officials – ze zouden ook zeker geen modderfiguur slaan. En met de toezegging dat zij zelf de kosten voor de afvaardiging voor hun rekening zouden nemen, werden de laatste twijfels bij het NOC weggenomen. Een klassering in de subtop moet zeker mogelijk zijn, had de NSV benadrukt. Het zou een veel te optimistische inschatting blijken.
De Pappenheimers
Dick en Peter Pappenheim waren ervaren skiërs. Vader en moeder Pappenheim waren niet onbemiddeld en hadden voor de schoolopleiding van hun kinderen gekozen voor een internaat in Zwitserland. Daar hadden de beide broers al op jonge leeftijd leren skiën. Ook nadat ze voor hun studie naar Nederland waren teruggekeerd, bleven ze hun favoriete sport beoefenen. Dick was de beste van de twee. In 1949, 1950 en 1952 werd hij Nederlands kampioen.
Tijdens de Olympische Spelen van Oslo bleek de kloof tussen de Nederlanders en de rest van het deelnemersveld echter groot. Dick Pappenheim werd 45ste op de afdaling, 52ste op de reuzenslalom en 74ste op de slalom. Zijn broer Peter eindigde op deze onderdelen respectievelijk als 48ste, 70ste en 68ste. Bij de vrouwen was het Nederland bepaald niet beter vergaan.
Bij het samenstellen van de olympische equipe voor 1956 zou kritischer worden gekeken dan in 1952 het geval was geweest
Margriet Prajoux-Bouma
Margriet Bouma werd op 9 juni 1912 geboren in Duitsland, maar ze groeide op in Franeker. Nadat ze in Frankrijk haar grote liefde had leren kennen, werd dat land haar nieuwe thuisbasis. In het jaar 1936 nam de frêle, blonde Margriet voor het eerst aan een skiwedstrijd deel.
Tot 1951 bleef ze actief in Franse wedstrijden, maar toen haar echtgenoot overleed, besloot Margriet voortaan om voor Nederland uit te komen. Als Margriet Prajoux-Bouma won ze de Nederlandse titel. Dat was ook niet zo moeilijk, want bij deze wedstrijd waren er geen andere deelnemers. Op het moment dat ze aan de Spelen van Oslo deelnam, was ze trouwens al bijna 40 jaar.
Het olympisch toernooi bij de dames begon met de reuzenslalom. Hoewel dit het favoriete onderdeel van Margriet was, werd al spoedig duidelijk dat Nederland haar beter niet had kunnen afvaardigen. Van ‘olympisch niveau’ was in ieder geval geen sprake. Integendeel. Want waar winnares Andrea Mead voor het parcours zo’n 2 minuten en 6 seconden nodig had, deed onze Nederlands kampioene daar bijna anderhalve minuut langer over.
Onthutst constateerde het Utrechts Nieuwsblad dat de Amerikaanse reeds door iedereen was gefeliciteerd en al voor de sportfotografen poseerde, ’terwijl de als voorlaatste gestarte mevrouw Prajoux nog teleurgesteld, ontmoedigd en in een zeer slechte tijd moest binnenkomen. “Ik had nog zo op die drie poortjes gestudeerd en nóg mislukt die laatste scherpe wending”, zei zij ons later, nijdig met de voet op de grond stampend’.
Uiteindelijk zou onze vaderlandse troef 40ste en laatste worden. In totaal waren er 45 vrouwen gestart, maar 5 deelneemsters waren niet over de finish gekomen.
Natuurlijk was ook NSV-afgevaardigde Hubrecht teleurgesteld over de prestaties van Prajoux-Bouma, al probeerde hij haar verbaal nog wel in bescherming te nemen. “Men moet niet de fout maken onze skiërs te vergelijken met skiërs van andere landen. Nederland behoort met een klein aantal landen tot de zogenaamde ‘lowlanders’ en in dat milieu hopen wij tijdens deze Spelen een behoorlijk figuur te slaan”.
In overleg met de ploegleiding trok onze Nederlands kampioene zich echter wel terug voor de afdaling en de slalom.
Hoewel de Nederlandse Ski Vereniging – ook uit eigenbelang – dus nog een mild oordeel velde over de prestaties van Margriet en haar teamgenoten, was het NOC veel minder begripvol. Dat werd er bepaald niet beter op toen Margriet Prajoux in het Nieuwsblad van het Noorden naar excuses zocht voor haar matige optreden en hierbij het NOC min of meer verantwoordelijk stelde voor haar late vertrek naar Noorwegen, waardoor haar voorbereiding in duigen zou zijn gevallen. Ook klaagde ze over een slechte opvang en begeleiding in Oslo zelf.
Gesjoemel met paspoort
In een ongekend felle reactie beet het NOC van zich af. In een ingezonden stuk gaf de heer L.J. Quarles van Ufford, vice-voorzitter van het NOC, op verontwaardigde toon aan dat het allemaal de schuld was van Margriet zelf.
Aan de Belgisch-Nederlandse grens, aldus het verweer van de NOC-bestuurder, hadden de grensbeambten bij het controleren van de paspoorten geconstateerd dat mevrouw Prajoux-Bouma, die uit Parijs kwam, ‘haar geboortedatum veranderd had, teneinde een tien jaar jongere indruk te maken!’ De pas werd daarop ingehouden en het ministerie van Buitenlandse Zaken had voor een nieuw reisdocument moeten zorgen. Dit was de reden geweest dat Margriet Prajoux-Bouma pas twee dagen later en geheel alleen naar Oslo was afgereisd, ‘alwaar zij echter op een zodanig tijdstip arriveerde dat zij nog ruim een week de tijd had om te oefenen’.
Met name de slotwoorden van Quarles van Ufford waren hard. “Deze in Noorwegen volkomen kansloze dame, met wie geen enkel Nederlands sportbelang is gediend (integendeel!), zou er beter aan hebben gedaan om geen verkeerde mededelingen te doen, aangezien zij hiermee slechts heeft bereikt dat haar kleinzielige en onsportieve opvattingen nu openbaar gemaakt moeten worden.”
Nooit eerder werd een sporter door de eigen overkoepelende sportorganisatie in het openbaar zó neergesabeld en in de schandpaal gezet.
Het slechte presteren van onze vaderlandse sporters ten tijde van de Winterspelen (Oslo) en Zomerspelen (Helsinki) leidde bij het NOC tot een nieuw en aangescherpt selectiebeleid. Tot dat moment hadden de diverse sportbonden eigenlijk zelf mogen beslissen wie naar de Spelen zouden worden afgevaardigd. Na 1952 trok het NOC deze verantwoordelijkheid naar zich toe.
Bovendien werd de sportbonden duidelijk gemaakt ‘dat er bij het samenstellen van de olympische equipe voor 1956 kritischer gekeken zou worden dan in 1952 het geval was geweest’. Niet langer was meedoen belangrijker dan winnen. De tijd van olympische ’toeristen’ was definitief voorbij.