Nieuw

Het idee van de Paralympische Spelen werd al in 1940 in Aerdenhout in de praktijk gebracht

De Paralympische Spelen zijn een nalatenschap van de Tweede Wereldoorlog. De eerste keer in Nederland dat sport werd ingezet voor oorlogsslachtoffers, was in 1940 in Huize Kareol in Aerdenhout. 

Een patiënt in Huize Kareol. Foto via Gooi & Vecht Historisch

Bij de Duitse inval van mei 1940 raakten zo’n 2700 Nederlandse militairen gewond. Zo was er een soldaat vijf dagen vermist na het bombardement op Rotterdam. Zijn huis, bezittingen en inkomen was hij kwijt. ‘Na 8 weken werd hij uit het ziekenhuis ontslagen,’ schreef zijn echtgenote aan het Rode Kruis, ‘en gingen wij naar een broer van mijn man. Mijn man liep nog steeds met een open wond en die heb ik steeds zelf verzorgd. Hij werd er toch niet beter op, hij was ook erg nerveus, van de doorstane ellende, wat heel begrijpelijk is.’

Deze mensen hadden dringend hulp nodig en daarom werd in Aerdenhout in zeer korte tijd een herstellingsoord gerealiseerd in Huize Kareol, een gigantisch pand met drie verdiepingen en een burchtpoort. Het landgoed had een eigen elektriciteitsvoorziening en een watertoren van 35 meter hoog. In de uitgestrekte tuin lag een vijver en een tennisbaan.

Na de capitulatie stond Kareol leeg als ongebruikt noodziekenhuis en in die staat trof geneesheer C. Kroon het aan. ‘Wanneer ik toen door het groote gebouw langs de lege bedden wandelde, vroeg ik mij af: Moeten deze nu doelloos blijven staan en kan deze eenige gelegenheid niet op een andere manier worden benut?’

Hij zocht contact met ritmeester Charles Pahud de Mortanges, ofwel kapitein bij de cavalerie, die daarmee in staat werd gesteld om na de ontbinding van de Nederlandse krijgsmacht alsnog in actie te komen. Kroon: ‘Bij ons beiden leefde de innige wensch om onze krachten en ons kunnen te geven aan onze soldaten, die in de uitvoering van hunnen plicht waren verwond, hen te helpen lichamelijk en geestelijk volwaardig te worden.’

Onder auspiciën van het Nederlandse Rode Kruis werd het herstellingsoord geopend voor de verpleging van Nederlandse soldaten, die leden aan de lichamelijke gevolgen van de oorlogsdagen gedurende het tijdperk van 9 mei tot 15 juni 1940.

Geen rust, maar beweging

Kroon verzorgde in Kareol het medische deel, waar Pahud de Mortanges zowel het leger als de sport vertegenwoordigde. Pahud, zoals hij vaak werd genoemd, was een levende legende als meest succesvolle Nederlandse olympiër van de vorige eeuw met vier gouden en een zilveren medaille – méér dan Fanny Blankers-Koen! In 1938 had hij een zware verwonding opgelopen aan zijn rechterpols met bijna een amputatie als gevolg. Na een aanbeveling van prins Bernhard herstelde hij het jaar erop echter in een Duits revalidatieoord bij Berlijn.

Uit eigen ervaring wist hij zo van het belang van een goede medische behandeling en dus ging hij met Kroon aan het werk. Pahud gebruikte daarvoor zelfs de paarden, waarop hij olympisch kampioen was geworden! Met Marcroix won hij maar liefst drie gouden medailles, maar het dier werd in Aerdenhout gewoon ingezet als werkpaard. ‘We kunnen ze best gebruiken in deze dagen,’ aldus de ritmeester in december 1940. ‘Er is heel wat te doen om voor tachtig man van allerlei aan- en af te voeren.’

De patiënten kregen een revolutionaire behandelmethode met een persoonlijk beweegprogramma, gebaseerd op aard van de verwondingen. Iedereen werd begeleid door een eigen masseur. Er werden onderlinge wedstrijden georganiseerd, waarmee de aanvankelijke plannen van het Rode Kruis om van Kareol een rusthuis te maken achteloos terzijde werden geschoven. ‘Ons parool was steeds: onze patiënten moeten bezig zijn. Dat was ook wel de reden, waarom wij met onze shockpatiënten zooveel succes hadden. Wat kwamen zij dikwijls gedeprimeerd, teneergeslagen bij ons, kropen weg in een hoekje, liepen ’s nachts over de gangen, niet kunnende slapen, en hoe veranderde deze toestand allengs.’

Foto uit het boek ‘Herstellingsoord van het Nederlandsche Roode Kruis Kareol te Aerdenhout : wat het was … wat het werd’ van C. Kroon

Militaire makkers

Om het vertrouwen te winnen van de patiënten werd een uitzonderlijk platte organisatiestructuur ingevoerd, zónder enige militaire rangorde. ‘De militaire leiding moest niet gevoeld worden als de commanderende chef,’ aldus Kroon, ‘maar de militaire makker, die met zijn soldaten mede zou aanzitten aan tafel als een der hunnen.’

Patiënten én personeel liepen daarom in dezelfde sportkleren. Het enige verschil was de kleur van de shirts, want die gaf aan welke verwondingen een patiënt had. Zo kon de medische staf van een afstand zien of iemand wel de goede oefeningen deed. Overal hingen grote spiegels, zodat de patiënten werden gedwongen om de nieuwe werkelijkheid te accepteren.

Er waren faciliteiten voor allerlei sporten, maar de meeste medische progressie werd geboekt via de zwemsport. ‘Zwemmen verrast de patiënten altijd weer, want zij kunnen in het water steeds zooveel meer dan op het land en wanneer de patiënt bemerkt dat zijn been toch nog tot heel wat in staat is, dan heeft hij daardoor ook al weer vertrouwen in zijn herstel.’ Tientallen patiënten haalden tijdens hun verblijf een zwemdiploma.

Via het enorme netwerk van Pahud werden sportwedstrijden met de buitenwereld georganiseerd. Er kwam een eigen voetbalelftal ‘Nederlandsche Oorlogsgewonden’, dat speelde tegen beroemde clubs als HFC, HVV en HBS. De beroemde bokspromotor Theo Huizenaar bezocht met zijn beste boksers de instelling voor demonstratiepartijen en ook sportbestuurder Karel Lotsy kwam langs. Voor het herstel van de patiënten was dit zeer belangrijk, omdat ze zo in contact bleven met de maatschappij.

De eerste 28 patiënten werden opgenomen bij de opening op 10 juli. Volgens een overzicht van Pahud de Mortanges aan het Rode Kruis arriveerden er die dag 21 soldaten met schotwonden en zeven met andere verwondingen. In de meeste gevallen duurde het verblijf niet zo heel lang, want negentien patiënten waren uiterlijk 15 augustus 1940 alweer ontslagen.

Onder deze eerste groep was dus een grote doorstroming, zodat er snel weer nieuwe patiënten geholpen konden worden bij hun herstel. De dankbaarheid van deze patiënten was enorm, blijkt uit één van de vele ingezonden brieven in het huisorgaan Kareoler: ‘Na vier maanden in Kareol te zijn geweest, ben ik nu dan Kareoler af en kan als gewoon burger weer een plaats in de Maatschappij innemen. (…) Van hieruit mijn diepen dank (…) aan allen die mij weer in zoo’n perfecten conditie gebracht hebben!’

Het laatste militaire bolwerk

Gedurende zijn verblijf sprak Pahud de patiënten altijd aan als de laatste vertegenwoordigers van de Nederlandse krijgsmacht op eigen grondgebied. ‘Gij oorlogsgewonden zult zijn de eere-compagnie, -eskadron of -batterij van Nederland.’

Tijdens de Kerstmaaltijd van 1940 hield hij een rede voor de soldaten, aan het einde van het jaar waarin ze alles hadden verloren wat hun dierbaar was. ‘Onze onafhankelijkheid verdwenen, ons leger, onze verdedigingslinies overwonnen door een veel sterker vijand, onze regeering uitgeweken, ons voedsel gerantsoeneerd, onze toekomst onzeker.’ Het was voor Pahud nóg meer reden om te werken aan een betere toekomst als de vrijheid was herwonnen.

De toekomst van de Nederlandse krijgsmacht lag bij de patiënten van Kareol, zo benadrukte hij keer op keer. Het waren zeer moedige uitspraken, omdat hij zich weigerde neer te leggen bij de Duitse overheersing. Sterker, hij riep de patiënten van Kareol op zich achter hem te scharen als vertegenwoordigers van de Nederlandse krijgsmacht, waarmee Pahud in grote problemen had kunnen komen.

Pahud verbloemde zijn oproepen totaal niet, zoals tijdens de eerste verjaardag van het herstellingsoord. In zijn feestrede sprak hij de gewonde soldaten letterlijk aan als de laatste vertegenwoordigers van de Nederlandse krijgsmacht op bezet grondgebied: ‘Jongens, mannen, van Oost en West, van Noord en Zuid bijeengebracht in dit schoone Kareol. Vaderlanders die hier kwamen om de wonden die lichamelijk en geestelijk waren geslagen, te doen heelen. Vergeet niet, dat gij – oorlogsgewonden – een voorbeeld kunt zijn, ja móet zijn. Gaat aan de slag nu en na den oorlog voor de grootsheid van het geheele Rijk der Nederlanden.’

In mei 1942 werd Pahud met de andere Nederlandse beroepsofficieren door de Duitsers weggevoerd, waarmee een einde kwam aan zijn werk bij Kareol. De instelling bleef gedurende de hele oorlog in gebruik, maar op last van Obermedizinalrat Gero Reuter, de Duitse zaakgelastigde voor het volksgezondheidsbeleid, mochten er vanaf 1 januari 1943 alleen nog burgers worden behandeld, nog wel onder leiding van Kroon. Desondanks onderhielden de behandelde militairen ook daarna onderling contact via de reünieclub ‘De Vereenigde Kareolers’.

Foto uit het boek ‘Herstellingsoord van het Nederlandsche Roode Kruis Kareol te Aerdenhout : wat het was … wat het werd’ van C. Kroon

Het werk van Pahud de Mortanges en Kroon in Huize Kareol was uniek voor ons land. Zij waren pioniers door sport in te zetten bij het herstel van fysiek en mentaal gewonde militairen. Geen rust en maatschappelijke isolatie van de patiënten, maar juist zoveel mogelijk beweging en contact met de buitenwereld – ondanks de enorme druk van de oorlog en de Duitse bezetting.

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -

Jurryt van de Vooren
https://sportgeschiedenis.nl
Specialist in sporterfgoed. Al meer dan 25 jaar de enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.