Het is de 25e sterfdag van Carl Gordijn, pionier van de christelijke sportbeweging
Op 20 december 1998 overleed Carl Gordijn, die in 1945 de basis legde van de studentensport aan de Vrije Universiteit. Daarnaast was hij een pionier van de christelijke sporttraditie. Dit verhaal is gebaseerd op mijn boek Een bijzondere beweging – hier kopen.
Schilderij van Carl Gordijn via de beeldbank van de Vrije Universiteit
De Vrije Universiteit was na het einde van de Tweede Wereldoorlog hard op zoek naar een leraar lichamelijke opvoeding. Hoogleraar Jan Waterink dacht aan Carl Gordijn, die woonde en werkte in Zwolle en alle kwaliteiten zou hebben om de sport op de Vrije Universiteit serieus aanzien te geven. “Je moet naar hem toegaan en de situatie uitleggen,” zei hij tegen de student Arie Klapwijk, die hiermee bezig was. “Als je die hiervoor weet te winnen, dan zal het goedgaan aan de VU.”
Gordijn stemde in en kwam meteen naar Amsterdam voor zijn nieuwe baan. Klapwijk was verheugd: “De eerste universiteit waar de lichamelijke opvoeding puur – as such zullen we zeggen – werd gestart, was dus de Vrije Universiteit.”
Mijlpaal
Ook Waterink werkte daarna veel samen met Gordijn, want in 1958 overhandigde hij de doctorsbul aan Gordijn. Voor de christelijke sportbeweging was dat een mijlpaal, schreef J. Kuilman op 7 juli 1958 in Trouw. ‘Zij, die al jaren meelopen en meestrijden voor de zaak van de chr. lichamelijke opvoeding, weten daar van mee te praten.’
In 1928 wilde deze gemeenschap namelijk nog niets weten van sport. Tijdens een preek van ds. J.D. Boerkoel in Amsterdam, waarin deze zich positief uitsprak over de sport, stond één van de meest prominente gemeenteleden op om openlijk te twijfelen aan het geestelijke vermogen van de spreker – hoogstwaarschijnlijk met Gordijn in de zaal als jonge toehoorder. Precies dertig jaar later werd op de Vrije Universiteit serieus aan studentensport gedaan en promoveerde Gordijn met een dissertatie over bewegingsonderwijs.
Kuilman: ‘Wat destijds ondenkbaar bleek – dat vele prominenten uit die stijve protestants christelijke kring zich zouden scharen achter en onder de vanen der christelijke sportbeweging – is een feit geworden.’ Deze pioniers schudden daarom niet alleen de hand van Gordijn, maar ook die van elkaar, ‘en wenschten elkander geluk met deze grote dag van de christelijke sportbeweging’.
Gordijn werd zo de personificatie van de christelijke sportbeweging, ook al was hij slechts acht jaar verbonden aan de ASVU. In oktober 1945 kreeg hij aanvankelijk een tijdelijke aanstelling als leider in de lichamelijke opvoeding, maar twee jaar later werd die omgezet in een vaste betrekking. In zijn contract spraken de directeuren der Vereniging voor Hoger Onderwijs op Gereformeerden grondslag de hartelijke wens uit, ‘dat deze benoeming en de aanvaarding daarvan bevorderlijk mag zijn aan het welzijn van de Vrije Universiteit’.
Versnippering
Het waren wel moeilijke jaren, zo kort na de oorlog met een gemis aan alles. De roeiers hadden, nog vóór de oprichting van Okeanos in 1957, niet eens een eigen accommodatie. Er werd een drijvend botenhuis aangeschaft aan de Weesperzijde, dat in korte tijd twee keer zonk. De studenten zelf hebben dat beide keren hersteld, samen met Gordijn. Er was verder geen geld voor nieuwe roeiboten, die daarom tweedehands werden aangeschaft. ‘U zult begrijpen,’ schreef de ASVU over deze tijd, ‘dat de eerste leden van onze Sportvereniging ware pioniers zijn geweest, die kunnen worden vergeleken met emigranten die thans aan het Amazone-oerwoud vruchtbare plantages trachten te ontrukken.’
Een groot probleem in die naoorlogse periode was de verspreiding van locaties door de hele stad. Begin jaren vijftig waren er zo’n 270 sporters aangesloten bij de ASVU, die konden kiezen uit indoortraining, turnen, volleybal, basketbal, hockey, voetbal, roeien, tafeltennis, zwemmen, judo, boksen, schermen en tennis. Hiervoor waren tientallen verschillende onderkomens nodig bij scholen en bedrijven, vaak in een slechte staat, wat voor Gordijn een logistieke nachtmerrie moet zijn geweest.
Toch was er in 1953 zo’n stevige structuur op de Vrije Universiteit opgebouwd, dat er voor de eerste keer een eigen sporttoernooi werd georganiseerd. ‘Deze sportdagen zijn een bijzonder evenement,’ aldus Trouw in 1954, ‘waarvoor zelfs colleges en practica wijken. Iedereen werpt zich met volle energie in de strijd. Dat deze strijd hevig is, behoeft geen betoog. Drie dagen lang duren deze sportdagen, die gevuld worden door roeien, athletiek, schaken, tafeltennis, bridge, volleybal, zwemmen, terwijl voorts judo- en schermdemonstraties op het programma staan.’ De studentensportdagen waren zo succesvol dat er wel eens een VU-bestuurder of docent hardop mopperde dat hij niet meer in staat was om dan normaal onderwijs te geven. Tevergeefs, want deze afsluiting van het academische seizoen werd al snel een traditie.
Uitbouw
Gordijn maakte alleen de eerste editie mee, want enkele maanden later begon hij als rector van de Christelijke Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Rotterdam. En ook hier kwam hij Waterink weer tegen, die president was van het curatorium. “Een periode van uitbouw,” zei Gordijn vlak voor de officiële opening van de CALO Rotterdam, “die door directeuren en docenten met optimisme wordt tegemoet getreden.” Daarbij vond hij tijd voor het publiceren van brochures over de noodzaak van christelijke lichamelijke opvoeding en was hij heel vroeg met onderzoek naar lichaamsbeweging bij mensen met lichamelijke beperkingen.
In 1963 stelde de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte van de Vrije Universiteit dan ook voor om Gordijn te bevorderen ‘tot buitengewoon hoogleraar in de leer van het menselijk bewegen’, ter bevordering van fundamenteel onderzoek op dit vakgebied. Of, zoals in het onderliggende verzoek werd uitgelegd: ‘Het probleem van de relatie tussen de menselijke bewegingen en bewegingsstructuren en de ontplooiing der persoonlijkheid.’
Weer zes jaar later werd Gordijn aangesteld als gewoon hoogleraar en legde samen met prof. dr. F. van Faassen de basis van een Interfaculteit Lichamelijke Opvoeding (IFLO), de latere Faculteit der Bewegingswetenschappen, nu onderdeel van de Faculteit der Gedrags- en Bewegingswetenschappen. Met recht kunnen we Gordijn daarom beschouwen als grondlegger van de christelijke sportbeweging, of het nou om de dagelijkse praktijk ging bij die tientallen sportlocaties door heel Amsterdam, in het onderwijs bij de CALO of als wetenschappelijk onderzoeker.
Bij zijn afscheidsreceptie bij de ASVU in 1953 werd Gordijn al geroemd voor deze combinatie van idealisme en doorzettingsvermogen. “Wat in de ASVU gespecialiseerd tot uiting kwam,” werd hem daar verteld, “was resultaat van de verwezenlijking van één van zijn grote idealen, n.l. dat juist aan onze Christelijke Universiteit gezien en erkend zou worden de eenheid tussen — simpel gezegd — geest en lichaam. Dat lichamelijke ontwikkeling evenzeer taak is als studie en studentenleven. Dat slechts de combinatie van die drie bij de student een harmonische persoonsstructuur vormt. Dat elk accent dat hier scheef of niet gelegd wordt, het verantwoorde, totale mens-zijn, meestal beslissend, aantast.”