Het lichaam is gevangen maar de geest is vrij: schaken in de concentratiekampen
In Auschwitz is een kartonnen schaakspel gevonden in een van de barakken. Tijdens de Nationale Sportherdenking van vorig jaar spraken we ook al over de schaaksport in de Tweede Wereldoorlog.
Potloodtekening uit 1942 of 1943 van een schakende man in een Japans gevangenkamp op Java. Afbeelding uit de collectie van Museon
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was schaken vaak de laatste manier van afleiding, tot in de concentratiekampen toe.
Onderduik
Co van den Brink werd vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog lid van de Puttensche Schaakvereeniging. In het dagelijks leven was hij Wachtmeester bij de Marechaussee totdat hij in het begin van 1943 de opdracht kreeg om een oude Joodse vrouw uit het ziekenhuis in Ermelo op te halen voor deportatie naar Kamp Westerbork. Van den Brink weigerde en dook onder in het Gelderse Geesteren.
In reactie gijzelden de Duitsers het hele gezin (opa, vader, moeder, twee broers en een zusje) in Kamp Vught om te achterhalen waar Co was ondergedoken. Alle familieleden weigerden iets te zeggen, waarna ze in december 1943 toch weer werden vrijgelaten. Van den Brink sloot zich ondertussen aan bij het lokale verzet. Een jaar later deed hij zelfs mee aan een schaakcompetitie voor onderduikers, die hij nog won ook. Hij werd gehuldigd met een prijsje.
The unique and unusual chess pieces have been discovered under the floor of one of the historical buildings of the former Auschwitz I camp.
The collection comprises 35 cardboard squares of different sizes containing hand-drawn chess pieces.
Read more:… pic.twitter.com/VxVc6bcCcS
— Auschwitz Memorial (@AuschwitzMuseum) March 20, 2024
Leven en dood
Gedurende de oorlog speelde het schaken zo een belangrijke rol in het leven van Van den Brink, maar dan wel onder omstandigheden, die fundamenteel op de kop werden gezet. De tijdsgeest had de sport compleet veranderd, omdat die nu eenmaal niet los kan staan van de maatschappij. Er is geen neutrale zone waarin de sport zich ongestoord kan terugtrekken en al helemaal niet als er een strijd is op leven en dood tussen onverzoenlijke ideologieën.
Het boksen is hiervan een goed bijvoorbeeld, dat opvallend veel doet denken aan het schaken. Voor de oorlog was die sport zeer populair in Joodse kringen, vooral als voorbereiding op straatgevechten tegen fascisten en nazi’s. De Amsterdams boksers Bennie Bluhm en David Zilverberg werden al voor de oorlog een keer aangevallen door NSB’ers, die al snel merkten dat ze dit keer de verkeerde tegenstanders hadden uitgekozen voor hun straatterreur. “We lieten ze rustig komen,” aldus Bluhm. “Wij waren boksers, we konden goed onze handen gebruiken, goed lopen.” Ze lieten geen spaan heel van hun vijanden.
Tegelijkertijd werd het boksen zeer intensief beoefend door de nazi’s als onderdeel van hun apocalyptische ideologie. Zij deden dit als voorbereiding op de gevechten aan het front. Voor hun was sport een manier om te doden. Het boksen was daarmee geen neutraal terrein in oorlogstijd, maar juist een frontgebied tussen de maatschappelijke aartsvijanden.
In een onderduikerskamp in de gemeente Ermelo verbleven ongeveer tien mensen in een uitgegraven ruimte in het bos. Op deze foto van Bernhard Fisser zien we twee schakende onderduikers. Foto via de Beeldbank van het NIOD
Ledenverbod
En zo ging het ook bij het schaken, dat in ons land een groot aantal Joodse beoefenaars kende. Van alle oorlogsslachtoffers in het Koninkrijk der Nederlanden – ruim 300.000 – was grofweg één op de drie Joods. Van alle oorlogsslachtoffers in de Nederlandse schaakwereld – ruim 250 – was grofweg één op de twee Joods – bovengemiddeld veel.
De Amsterdamse schaakgemeenschap werd zeer zwaar getroffen, vooral het Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap (VAS) met ruim dertig vermoorde leden. Maar ook elders in het land vielen veel Joodse slachtoffers, zoals bij de schaakclubs van Assen, Gorinchem en Rotterdam.
Johan W. van Hulst schreef in 1994 in het boek Amsterdam Schaakstad dat deze schakers elkaar zo lang mogelijk hebben ondersteund. ‘Toen de joden het VAS moesten verlaten, hebben hun vrienden hen niet in de steek gelaten; men vormde een achttal groepen van hoogstens tien spelers, die beurtelings bij elkaar thuis kwamen, totdat ook dit onmogelijk was.’
Jo Polak van het VAS deed echt alles om te kunnen schaken. Na de Duitse inval speelde hij onder de schuilnaam T. A. Bakker om toch aan wedstrijden mee te kunnen doen. Na het ledenverbod vormde hij een clubje op de zondag met andere Joodse leden in een gebouwtje in de Joubertstraat in Amsterdam Oost. Elke week waren er minder deelnemers, omdat er weer razzia’s waren geweest.
En zelfs ná de deportatie werd er zo veel mogelijk geschaakt, blijkt uit een ooggetuigenverslag vanuit Kamp Westerbork van J. Melkman in het boek Partij Verloren. ‘Opeens werd er geschaakt. De geheele opgekropte energie, al het verlangen naar de vrijheid werd plotseling overgedragen op het schaakspel. Er zal zelden zoo intensief gespeeld zijn als in barak 68 van Westerbork gedurende de maanden September tot Januari van het jaar 1943.’
Er werden complete competities georganiseerd in de barakken, waar het dan compleet stil werd. ‘Wat dat zeggen wil in een barak, waarin meer dan 350 menschen leven, niet alleen mannen maar ook vrouwen en kinderen, is bijna niet voor te stellen,’ aldus Melkman. ‘Steeds stonden er groepjes mensen bij de partijen of keken naar het uitslagenbord, hoe de stand was.’ En ook hier deed Jo Polak weer mee totdat hij met zijn gezin naar Auschwitz werd gedeporteerd en vermoord.
Scholieren uit de derde klas van het Utrechts Joods Lyceum speelden in mei 1942 een schaakwedstrijd. We zien hier Jos de Liver, Henri Gans, Phili Rothschild, Elly Neeter, Joop Hes, Jaap Nihom en zittend Heiner Bernheim. Uit de Beeldbank van het NIOD
Kamp Amersfoort
Zulke meldingen van schaken in gevangenschap of onderduik zijn bekend vanuit heel Europa en Nederlands-Indië. Verschillende onderzoeken in de afgelopen vijftien jaar laten onder meer zien dat er in Kamp Amersfoort veel leden van schaakclubs hebben gezeten, waarvan er minstens 23 in de oorlog zijn omgekomen.
Onder de honderden slachtoffers van de razzia’s van 16 mei 1944 in Sliedrecht en omgeving zaten onder meer Bas van der Starre en Piet Parel, die een levenslange vriendschap ontwikkelden tijdens hun onderlinge schaakwedstrijden in Kamp Amersfoort. Later dat jaar was de razzia van Putten, waarbij het grootste deel van de mannelijke bevolking werd afgevoerd naar Amersfoort, onder wie leden van de Puttensche Schaakvereeniging en de broer van Co van den Brink.
Deze schakers in kampen en de onderduik maakten hun eigen stukken met alles wat toevallig in de buurt was: stukken hout, wasknijpers en zelfs wc-papier. “Dat het geloof voor velen in het kamp van betekenis is geweest, was ons bekend,” zei Harry Ruis, de voormalige directeur van Kamp Amersfoort. “Ook het schaakspel kan een overlevingsmethode zijn geweest.”
Nazi-schaakbord
Net als het boksen was het schaken een frontgebied, want dit was net zo goed populair bij de nazi’s. Terwijl er in de barakken van Kamp Westerbork een competitie liep, gaf kampcommandant Albert Gemmeker de opdracht aan de Joodse gevangene Rudolf Breslauer om een foto van hem te maken tijdens een potje schaken.
Commandant Albert Gemmeker als schaker. Fotograaf Breslauer, tevens de filmer van de Westerborkfilm, werd in 1945 vermoord. Foto via de Beeldbank van het NIOD.
In het Rijksmuseum wordt nog steeds de nalatenschap van de nazistische schaaktraditie vertoond, in zaal 31, om precies te zijn. Het is een schaakspel, dat in 1941 werd vertoond op de exposite Kunst der Front van de Duitse landmacht. De stukken stellen ieder een leger voor, zeer realistisch afgebeeld, zo analyseerde Lien Heyting in 2010 in NRC Handelsblad. ‘De loper is een Hurricane (Brits jachtvliegtuig), de dame een bom en de koning een tank.’
Het nazi-schaakbord, foto via het Rijksmuseum
De oorlog werd via dit schaakspel verheerlijkt door de nazi’s, volgens een woordvoerder van het Speelgoedmuseum in Neurenberg “een angstaanjagend voorbeeld van de nazipropaganda in de Tweede Wereldoorlog.”
Het staat in ieder geval in schreeuwend contrast met een hol schaakbord uit diezelfde tijd, dat Ben Blokhuizen uit Amsterdam had gemaakt voor de verzetsgroep van onderwijzer Joop Westerweel. In die holte werden valse papieren verstopt voor Joodse vluchtelingen, waardoor er inderdaad meer dan 150 konden ontsnappen naar Palestina.
Duidelijker kan het schaken als frontgebied niet worden geïllustreerd, waarin een schaakbord zowel gebruikt werd als nazipropaganda als een overlevingsmethode voor radeloze vluchtelingen. En zo lagen het leven en de dood ook voor Co van den Brink van de Puttensche Schaakvereeniging heel dicht bij elkaar in oorlogstijd. Enkele dagen na de schaakcompetitie voor onderduikers werd hij doodgeschoten bij een mislukte overval op een Duitse patrouille. Van den Brink werd 25 jaar oud.