Kees Broekman won in 1952 als eerste Nederlander een medaille op de Olympische Winterspelen
De Olympische Winterspelen bestaan deze maand precies honderd jaar. Kees Broekman won als eerste Nederlander een medaille, waarvan we een ooggetuigenverslag hebben.
Foto Harry Pot via het Nationaal Archief
Het is amper voor te stellen dat er een tijd bestond dat Nederland net zo succesvol was op de Olympische Winterspelen als Qatar. Aan de eerste editie van dit evenement in 1924 deden niet eens Nederlanders mee. En het duurde tot 1952 voordat de eerste medaille werd gewonnen.
‘Voor de eerste maal in de geschiedenis van de Olympische Winterspelen, welke dateert van 1924,’ zo blikte Het Nieuwsblad van het Noorden zeventig jaar geleden daarom terug,’ heeft Nederland, zo buitengewoon bemoeilijkt in de beoefening van de wintersport door het gebrek aan ijs en sneeuw en bergen, een medaille veroverd.’ Daarmee vestigde de krant de aandacht op de afwezigheid van kunstijsbanen in ons land, waardoor Nederlandse schaatsers voor hun trainingen naar het buitenland moesten als er geen koude winter was.
Zo werd er pas in 1952 in het Bislett-Stadion die eerste medaille gewonnen door Kees Broekman. ‘Een historisch ogenblik voor de Nederlandse sport in het algemeen’, aldus het Nieuwsblad. Zo’n 30.000 toeschouwers hadden Broekman toegejuicht, ‘waarbij wij weer eens duidelijk hebben kunnen constateren hoe hartelijk de Nederlandse schaatsenrijders zich in de sympathie van het Noorse publiek mogen verheugen.’
Naast de zilveren medaille eindigde Anton Huiskes op de vierde plaats en Wim van der Voort op de vijfde. Ook het communistische dagblad De Waarheid kon zijn geluk niet op: ‘Drie Nederlanders onder de eerste vijf, dat is een prestatie die laat zien welk een kracht Nederland is geworden in de schaatssport.’
In de kleedkamer
De verslaggever van de Leeuwarder Courant zat gewoon bij Broekman in de kleedkamer terwijl die in afwachting was tijdens de races die na hem werden verreden. ‘Tijdens de rit van zijn ernstigste concurrent voor de zilveren medaille, Sverre Haugli, zat Kees Broekman met een van spanning vertrokken gezicht in de kleedkamer. Hij luisterde naar de tijden, welke door de luidspreker tot hem kwamen. Twee seconden voorsprong op Broekman, klonk de scherpe stem. Rondentijd 40 sec.
Eén seconde voor Broekman. Rondentijd 40 seconden. Zelfde tijd als Broekman. Ronde voor ronde was de spanning, op het gezicht van Broekman te lezen.
De laatste ronde ging in. Nog waren de tijden dezelfde. In die 400 meter moest liet gebeuren.
Het gejuich van de tienduizenden toeschouwers klonk zwakjes door tot het kleedlokaal. Iedereen was stil. Toen klonk het door de luidspreker: 8 min. 22.4 sec. voor Haugli.
Broekman keek op. Voor de eerste keer kwam er een glimlach op zijn gezicht. De strijd was gewonnen.
Het was een volkomen veranderde Broekman, die opstond. Hij zou het ere-podium betreden, naast Hjalmar Andersen. Jaren had hij hiervoor getraind, sober had hij geleefd. Het doel was eindelijk bereikt om voor de eerste maal voor zijn land een medaille bij de Winterspelen te behalen.’
De schaatser keek nog even naar de verslaggever: “Denk nu niet, dat het zo gemakkelijk gegaan is. Het ijs was moeilijk. Hjallis had het me al gezegd. Je kon de streek niet voor honderd procent maken, zoals een week geleden te Hamar. En nog nooit heb ik zoveel moeite gehad met mijn ademhaling.”
In de volgende dagen won Broekman ook zilver op de 10.000 meter. Van der Voort deed hetzelfde op de 1500 meter. Precies 72 jaar later heeft Nederland 147 medailles gewonnen op de Winterspelen en staat daarmee op de eerste plaats van de ranglijst van meest succesvolle landen in het langebaanschaatsen.