Max Levenbach was één van de oorlogsslachtoffers van het Nederlandse schaken
Het Wereldkampioenschap schaken van 2023 loopt tot en met 30 april. Deze sport staat op 4 mei centraal bij de Nationale Sportherdenking. Daarom besteden wij deze maand aandacht aan de oorlogsslachtoffers in het Nederlandse schaken, gebaseerd op het boek Partij Verloren uit 1947.
Van allen, wier nagedachtenis in dit boek geëerd wordt, is Mr. Max Levenbach stellig een der zwakste schaakspelers geweest. Toch wordt niemand met meer recht een plaats ingeruimd in dit monument ter herdenking van de schakers, die als slachtoffer der nazi-terreur het leven lieten, dan juist hem.
Aan weinigen immers heeft het Nederlandsche, maar ook het internationale schaakleven, meer te danken dan aan Levenbach, die zijn groote organisatorische talenten vele jaren geheel belangeloos in dienst stelde van onze schaakgemeenschap. Hij was nog zeer jong pas gevestigd als advocaat en procureur toen hij in 1910 toetrad als lid van het Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap, welke club hij tot zijn dood toe is trouw gebleven.
Reeds spoedig trokken zijn bijzondere kwaliteiten de aandacht en in 1914 aanvaardde hij een bestuursfunctie. Na het vertrek van den toenmaligen voorzitter, den heer J. Mackenzie, naar Hengelo, benoemde het genootschap hem begin 1915 tot zijn voorzitter, welke functie hij tot 1927 vervulde. Daarna werd hij permanent voorzitter van het zoogenaamde Euwe-comité, dat bij gelegenheid van de eerste match Euwe—Aliechin (Dec. 1926-Jan. ’27) in het leven werd geroepen en waaruit later het bekende Euwe—Aljechin-comité is ontstaan.
De eerste jaren van zijn leidende functie in het schaakleven waren moeilijk. Wij beleefden den eersten wereldoorlog, doch na 1918 brak een tijdperk aan van ongekenden bloei. Niet alleen voor het V. A. S., doch voor ons geheele nationale schaakleven zou deze bloei verstrekkende gevolgen hebben. Bekende meesters als dr. Emanuel Lasker, Richard Réti, Géza Maroczy, dr. Savielly Tartakower, José Capablanca, dr. Ossip Bernstein, dr. S. Tarrasch en zoovele andere meesters bezochten ons land, sommigen voor langeren tijd. Voor Amsterdam was Mr. Levenbach de groote stuwkracht en men werd niet moede wedstrijden, séances en voordrachten voor de groote meesters te organiseeren.
Daarbij stond Levenbach’s gastvrij huis steeds te hunner beschikking. Een groot deel van den vrijen tijd, welke zijn druk advocatenkantoor hem liet, besteedde hij om zijn gasten op allerlei gebied aangenaam bezig te houden. Het behoeft geen betoog dat deze gastvrijheid er niet weinig toe bijdroeg aan ons land een groote aantrekkingskracht te verleenen.
Na Dr. Euwe’s eerste buitenlandsche succes, n.l. diens fraaie resultaat te Gotenburg 1920, begreep men in de hoofdstad terdege, dat van Euwe zeer veel verwacht mocht worden. En het was natuurlijk Levenbach, die het initiatief nam en wist door te zetten, dat een fonds gevormd werd om Euwe in de gelegenheid te stellen zijn krachten met een grootmeester te meten. Dit plan kwam einde 1926 tot uitvoering, toen Euwe de befaamde match van tien partijen met Aljechin speelde. Euwe’s schitterend resultaat (hij verloor slechts op het nippertje met 4 ½ – 5 ½ van een Aljechin, die slechts enkele maanden later den grooten Capablanca zou onttronen) stimuleerde den actieven Levenbach tot grooter plannen, namelijk het aankweeken van belangstelling voor de organisatie van schaakgebeurtenissen van groote allure.
Om een bekend gezegde te bezigen: als de muren van Levenbach’s kantoor aan de Prinsengracht te Amsterdam konden spreken, zouden zij kunnen vertellen wat daar, na 1926, onder zijn bezielende leiding is tot stand gebracht. Daar werden zij ontworpen, voorbereid en georganiseerd de matches Euwe – Bogoljubow, April 1928; Euwe—Bogoljubow, December 1928; Weenink—Maroczy, 1930; Euwe—Capablanca, 1931; Euwe – Spielmann, 1932; Euwe—Flohr, 1932; de zes Nederlandsche partijen van den strijd Aljechin—Bogoljubow om het wereldkampioenschap, 1929; de beroemde Spielmann-zeskamp, 1930 en last but not least de groote historische strijd Euwe—Aljechin, 1935, in de schitterende, luisterrijke Militiezaal aangevangen, in een nooit te vergeten Bellevue-finale, eindigende in de zegepraal van Dr. Euwe. Deze overwinning vormde de bekroning van Levenbach’s langjarigen organisatorischen arbeid.
Ongelooflijk groot en vele in tal waren de moeilijkheden, die telkens overwonnen moesten worden, aleer alles tot in de puntjes geregeld was. Daarbij toonde Levenbach zich telkenmale een bezielend leider en een groot tacticus. Bij alle, nu eenmaal onvermijdelijke, meeningsverschillen tusschen zijn medeorganisatoren wist hij altijd een oplossing te vinden, waar elkeen mee tevreden was. Op schrandere wijze onderhandelde hij met belanghebbenden, telkenmale en overal wist hij medewerking te verkrijgen in het belang van de zaak, die hij voorstond. Bij alle instanties genoot hij het volste vertrouwen, bovenal echter was hij de representatieve figuur. Vlot spreker als hij was, vond hij bij elke gelegenheid de juiste toon en door zijn aangeboren gemoedelijkheid wist hij telkens weer die echt prettige sfeer te scheppen, die de schaakevenementen kenmerkten.
Toch was Levenbach geen gemakkelijk leider. Integendeel, daarvoor was hij veel te concientieus. Scherp zette hij de puntjes op de i, was echter steeds toegankelijk voor ideeën of aanwijzingen van anderen. Pas als alles haarfijn klopte, was hij tevreden en dan ontpopte zich weer de gezellige causeur, die vooral op zijn best was in oude schaakherinneringen. Hiervoor had hij een zwak en een fabelachtig geheugen. Nooit raakte hij daarover uitgepraat. Overduidelijk bleek dan zijn groote liefde voor ons prachtig spel en zijn bewondering voor de groote meesters, die het had voortgebracht.
Nog veel had men van hem mogen verwachten, want zijn energie was lang niet uitgebluscht. Even onbaatzuchtig zou hij zich weer in dienst hebben gesteld van de zaak, die hem ter harte ging, zoodra de tijd daartoe zou gekomen zijn. Wij zullen hem echter helaas moeten missen. Maar zijn werk zal blijven voortleven en als uitmuntend organisator zal zijn naam onafscheidelijk aan onze schaakgemeenschap verbonden blijven. Met diepen weemoed zullen allen hem gedenken, die het voorrecht hebben gehad met hem te hebben mogen samenwerken, een samenwerking, die door zijn beminnelijkheid en hulpvaardigheid uitgroeide tot oprechte vriendschap.
Nimmer zullen wij ze vergeten, de vele uren van ingespannen arbeid aan de Prinsengracht 679. Nimmer zullen we vergeten de vele opwindende uren, rondom de wedstrijden, die soms teleurstelling, doch ook vaak uitbundige vreugde brachten. Nimmer zullen wij hem vergeten, onzen onvolprezen voorzitter. Hij ruste in vrede.
Th. M. E. LIKET