Niemand weet meer hoeveel turners er zijn vermoord in de Tweede Wereldoorlog
De Nederlandse turnsport is heel zwaar getroffen tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar de namen van deze slachtoffers zijn we vergeten. Wie waren die mensen?
De Joodse gymnastiekvereniging Atilla uit Groningen in 1933. Foto Joël de Lange via de Groninger Archieven
De turnsport in Nederland is meer dan 150 jaar oud. De Tweede Wereldoorlog is in al die tijd veruit de grootste ramp geweest, maar toch is er maar heel weinig bekend over de oorlogsslachtoffers. We weten niet eens om welke aantallen het gaat.
Gaten in de geschiedenis
Een tijdlijn op de website van de KNGU over de geschiedenis van het turnen is illustratief, want het enige wat er over de bezettingsjaren wordt gemeld is dat de bond toen de koninklijke eretitel niet mocht gebruiken. Over de oorlogsslachtoffers geen woord.
Het is dan ook een lastig onderwerp, omdat er geen namenlijst beschikbaar is, zoals die wel werden gemaakt bij het voetbal, schaken, hockey en tennis – ook al zijn die bij sommige bonden allang vergeten. De KNGU is trouwens niet de enige met gaten in de geschiedenis, want sportbonden als de KNWU, de Atletiekunie en de KNSB besteden op hun website ook amper aandacht aan de oorlogsjaren. Deze constatering gaat dus verder dan alleen de KNGU, want het geldt voor de complete sportwereld.
Het grootste probleem is dat de geschiedschrijving van de sport zich doorgaans beperkt tot een opsomming van helden en hoogtepunten. De namen van kampioenen en medaillewinnaars worden zorgvuldig vastgelegd, van Ans van Gerwen tot Epke Zonderland. Er is veel minder aandacht voor de drama’s en dieptepunten, want die willen we zo snel mogelijk vergeten. Toch zijn de gevolgen van de vreselijke coronaepidemie nog lang niet uitgewist in de sport. We kunnen de turnsport van nu alleen begrijpen door zowel Epke Zonderland te bestuderen als de lockdowns.
En dat geldt ook voor de Tweede Wereldoorlog, die tachtig jaar later nog steeds sporen achterlaat. Met behulp van het Turnblad van het Koninklijk Nederlands Gymnastiek Verbond gaan we hier daarom de eerste gaten in de geschiedenis weer opvullen. Zo wordt in één keer duidelijk dat het absoluut niet overdreven is om de Tweede Wereldoorlog de grootste ramp in de Nederlandse turnsport te noemen.
Gulden letters
De laatste officiële publicatie van het Nederlands Gymnastiek Verbond in oorlogstijd was in september 1944, zoals we inmiddels weten zonder koninklijke eretitel. Meer dan een jaar later, in oktober 1945, was de eerste uitgave van het Turnblad na de bevrijding.
In die tussenliggende tijd was Nederland grotendeels verwoest. Ook werd heel langzaam duidelijk dat bijna de complete Joodse bevolking was uitgemoord. ‘Helaas is het oorlogstijdperk niet af te sluiten zonder ernstige en onherstelbare verliezen,’ merkte het bondsbestuur hierover op. ‘Ook ons Verbond is niet ontkomen aan het geweld van de laatste jaren. Veel verband is losgeraakt; veel onzeker en onoverzichtelijk.’
Bondsvoorzitter W. de Graaf stond stil bij al die oorlogsslachtoffers: ‘Deemoedig buigen we het hoofd en weenen met hen, die treuren. In dankbare herinnering gedenken we onze gevallen makkers; hun namen blijven met gulden letters in de annalen van ons Verbond gegrift!’
Van die namenlijst zou het uiteindelijk nooit komen, wat voor meer sporten gold. Hoe meer de tijd verstreek, hoe minder die slachtoffers werden herinnerd. Toch ging het om grote aantallen, blijkt na analyse van twee turnkringen in het oosten van het land.
Op 26 november 1945 maakte de Twentse Turnkring bekend dat daar 32 leden waren omgekomen, alleen al uit Enschede zeventien. De overige slachtoffers kwamen uit Haaksbergen (2), Goor (5), Hengelo (6) en Oldenzaal (2). Johanna Horn was het jongste slachtoffer, nog maar zes jaar oud toen zij op 24 maart 1945 werd gedood bij een bombardement. Een week later volgden vijftien namen van de Turnkring De Graafschap, afkomstig uit Aalten (1), Dinxperlo (3), Doetinchem (6), Kotten (1), Ruurlo (1), Varsseveld (2) en Winterswijk (1).
In slechts twee turnkringen werden er zo dus bijna vijftig slachtoffers geteld. Daar bleef het niet bij, waarschuwde Het Turnblad op 5 december 1945: ‘Deze lijst is vanzelfsprekend niet volledig, daar onze Joodsche leden hierop ontbreken.’ In de maanden en jaren daarna volgden daarom nog heel veel namen, ongetwijfeld ook uit Nederlands-Indië.
Nationale aantallen
We moeten er in die twee turnkringen dus nog heel wat slachtoffers bij optellen. Daarvoor maak ik gebruik van andere onderzoeken. Zo is het bekend dat van de ruim 300.000 Nederlandse oorlogsslachtoffers er ongeveer 105.000 zijn vermoord tijdens de Holocaust – ruim één op de drie. Dat patroon trof ik inderdaad aan tijdens mijn onderzoek naar de oorlogsslachtoffers in het voetbal, waarbij al bijna 3000 namen zijn gevonden. Het is daarom zeer aannemelijk dat ook één van de drie oorlogsslachtoffers in de turnsport is vermoord tijdens de Holocaust.
Op die manier stijgt het aantal van ongeveer vijftig omgekomen turners in Twente en de Achterhoek naar circa 75. En dan waren er ook nog turnkringen in West-Friesland, Drenthe, Groningen, Dordrecht, Den Haag, Zaanstad en Limburg – om er maar een paar te noemen. De nationale aantallen liepen dus dramatisch op. Vooral in de grote steden met voorheen een grote Joodse bevolking ging het om honderden vermoorde leden.
Een club als Kracht en Vlugheid uit Amsterdam bijvoorbeeld werd bijna compleet weggevaagd, zo vertelde John Tielrooij in 2005 in de Volkskrant. Zijn vrouw Jeanne was één van de leden en organiseerde in 1945 een eerste naoorlogse vergadering om te zien wie er nog leefde van deze voornamelijk Joodse club. Van de 200 vooroorlogse leden waren er slechts dertig over! Op 19 november 1945 herdacht het Turnblad daarom Jac. de Wolff. ‘De heer de Wolff was secretaris van de G.V. Kracht en Vlugheid te Amsterdam in welke functie hij deze vereeniging vele diensten heeft bewezen.’ Nog geen maand later werden er weer negen vermoorde leden herdacht.
Van de Joodsche Gymnastiekvereniging ’s-Gravenhage uit 1912 kwam helemaal niemand meer terug. De enige tastbare herinnering is een metalen medailledrager met 36 medailles, die door deze leden waren gewonnen. Dit object is nu onderdeel van de collectie van het Joods Historisch Museum. Zo hebben we nog wel de prijzen van de Joodse turners, maar niet meer hun namen.
Noem de namen
Tijdens de Holocaust is dus bijna de complete Joodse bevolking van Nederland uitgeroeid, wat we ook zien binnen de turnsport. Daar bleef het niet bij, want de nationaalsocialisten wilden hun slachtoffers ook nog eens uit de geschiedenis halen. Het is vreselijk om te zeggen, maar in die opzet zijn de nazi’s voor een groot deel geslaagd, omdat we tachtig jaar later inderdaad nog maar heel weinig weten van deze mensen.
Kijk maar naar de turnsport: wie weet nog wie die Joodse slachtoffers waren? Bij welke clubs zaten ze? En wie wonnen toch die medailles bij de Joodsche Gymnastiekvereniging ’s-Gravenhage? Al die namen staan uiteindelijk niet met gulden letters in de annalen, zoals bondsvoorzitter W. de Graaf in 1945 nog hoopte.
Daarom is het zo belangrijk dat er meer onderzoek komt naar de sport in de Tweede Wereldoorlog, ook bij de KNGU. We kunnen deze oorlogsslachtoffers nooit meer tot leven wekken, maar we kunnen we ze wel terugplaatsen in de geschiedenis. Deze duizenden turners hebben allemaal gelééfd. Noem daarom hun namen.