Nieuw leven voor Amsterdams sporterfgoed: grote renovatie van turnhal uit 1887
Het Amsterdamse Turngebouw uit 1887 wordt in ere hersteld. Weliswaar niet meer als sportgebouw, maar de oude turnglorie keert zo wel weer terug in het straatbeeld.
Tekening van de turnhal via het Stadsarchief Amsterdam
Een groot aanhangbord van GF Deko Aannemers in de Nieuwe Passeerdersstraat in het centrum van Amsterdam wijst op een roemrijk turnverleden. ‘De oude turnzaal en de oorspronkelijk 19e-eeuwse gevel uit 1887 worden hier door ons weer in oude glorie hersteld.’
In het pand daarachter, waar tot 2020 Jeugdtheater De Krakeling was gehuisvest, is inderdaad een grote renovatie bezig. Architect Alexander van Rath van Kodde Architecten is er al enkele jaren voor verantwoordelijk. Vanwege verzakkingen was funderingsherstel noodzakelijk, zodat het theatergezelschap enkele kilometers verhuisde naar het Westergasfabriek-terrein. Het leidde tot een bouwhistorische verkenning naar de originele staat van het pand, een fundament van het Nederlandse turnen.
Tweede Gouden Eeuw
De geschiedenis van voormalige Turngebouw gaat terug tot 1885 toen een groot aantal notabelen uit Amsterdam geld inzamelde voor tijdelijke werkverschaffingsprojecten. De stad stroomde in die tijd snel vol met nieuwe inwoners, die werden gehuisvest in slechte woningen. De armoede was vreselijk. In progressieve en liberale kringen werden daarom particuliere gelden ingezameld voor nieuwbouw, waarvoor arbeiders ook nog eens het werk konden worden gezet. Zo werden twee grote maatschappelijke problemen uit die tijd aangepakt, waar de overheid het zelf liet liggen.
Het waren niet de minsten, die zich hiermee bemoeiden. Filantroop en bankier A.C. Wertheim bijvoorbeeld heeft op die manier enorm veel voor elkaar gekregen. Verder vinden we nog veel meer illustere namen uit de tweede helft van de negentiende eeuw terug als leden van verschillende comités, die ervoor zorgden dat Amsterdam begon aan zijn Tweede Gouden Eeuw. In die tijd werden onder meer Artis gebouwd, het Rijksmuseum, het Centraal Station en het Vondelpark – allemaal na bemoeienissen van die notabelen.
Precies in diezelfde tijd was in Amsterdam de eerste bloei van de turnbeweging. De turnvereniging Olympia werd in 1863 opgericht en bestaat nu nog steeds, inmiddels koninklijk. Rond 1880 waren er in de stad zo’n 800 tot 900 gymnasten. In 1882 werd gymnastiek verplicht gesteld op de Amsterdamse lagere scholen voor zowel jongens als meisjes. Er was alleen nog niet de beschikking over gymlokalen met voldoende lucht en licht, zoals Het Nieuws van den Dag in 1885 opmerkte: ‘Die oefeningen moeten plaats hebben in gebrekkige lokalen, met onvoldoende luchtverversching, zonder gelegenheid voor een behoorlijke reiniging, en waarin een, naar evenredigheid van de afmetingen der lokalen, een te groot aantal turners gelijktijdig werkzaam is.’
Maatschappij
Door deze samenloop van omstandigheden werd de prille turnbeweging onderdeel van die Tweede Gouden Eeuw. Mede door Wertheim werd in 1886 de Maatschappij voor Turngebouwen opgericht, die de opdracht kreeg om eindelijk eens een volwaardige locatie te bouwen voor de gymnastiekbeweging. De architecten J. Ingenohl en K.J. Muller werden aan het werk gezet om op de hoek van de Nieuwe Passeerdersstraat en de Marnixstraat het Amsterdamse Turngebouw te realiseren.
Beide waren zelf ook turner, zodat ze wisten wat de aandachtspunten waren. Dat ging veel verder dan alleen maar het aanleggen van de ruimtes voor de oefeningen, want een goede volkshygiëne was eind negentiende eeuw een heel belangrijk speerpunt. Dat betekende goede wasgelegenheden en een functionerende ventilatie. In onze tijd vinden we dat volkomen vanzelfsprekend, maar eind negentiende eeuw was zo iets voor een groot deel van de bevolking slechts een verlangen. Het Turngebouw was daarmee het negentiende-eeuwse antwoord op een groot maatschappelijk probleem. Er was 130.000 gulden beschikbaar voor de bouw, in onze tijd te vergelijken met een kleine twee miljoen euro.
Eind 1887 was de opening, het begin van een nieuw hoofdstuk voor de turnbeweging. Het was in ieder geval belangrijk genoeg voor de burgemeester, twee wethouders, enkele gemeenteraadsleden en nog wat professoren en doctoren om daarbij aanwezig te zijn. ‘Het Turngebouw werd beschouwd als eene groote aanwinst voor de gymmastiek hier te lande in ’t algemeen en voor Amsterdam in ’t bijzonder,’ zo oordeelde Algemeen Handelsblad in zijn verslag.
Enkele weken later namen de leden van de Amsterdamsche Gymnastiek-Vereeniging, Kracht en Vriendschap, Olympia en Lycurgus hun nieuwe onderkomen feestelijk in gebruik. Ze waren diep onder de indruk en stonden daarom allemaal te dringen om erbij te zijn. Het Nieuws van den Dag: ‘De groote turnhal, met slingers van frisch groen, vlaggen en banieren versierd, kon het aantal dames en heeren, die het feest kwamen bijwonen, nauwelijks bevatten.’
Sportarcheologie
Gedurende de volgende decennia was het Amsterdamse Turngebouw het kloppende hart van de zowel de nationale gymmastiek als van Amsterdam in het bijzonder, zoals in 1887 met vooruitziende blik werd opgemerkt. In de naoorlogse decennia sloeg het verval steeds meer toe, wat leidde tot toenemende kritiek tijdens grote evenementen.
In 1971 werd het Turngebouw zelfs helemaal gesloten en kwam er een einde aan een tijdperk van ruim tachtig jaar. Tot frustratie van de leden van Olympia verkocht de Maatschappij alle aandelen en deed zo afstand van haar bezit. Zeven jaar later nam Jeugdtheater De Krakeling deze locatie over. Olympia was beroofd van haar onderkomen en kwam daarna in grote problemen. De turners waren niet meer hip en de theatermakers wel. Binnen die nieuwe omstandigheden werd de hal gesplitst in een foyer en een theaterzaal, die bleven bestaan tot het vertrek van De Krakeling in 2020.
Voor de verbouwing is die enorme hal nu weer compleet opengebroken. Ook is het oude dak weer zichtbaar, zoals het in 1887 werd opgeleverd. Een bezoek voelt daarom aan als een reis met een tijdmachine. Tijdens de rondleiding geniet Alexander van Rath zichtbaar van zijn werk, dat inmiddels lijkt op een kruising van ambachtelijke architectuur en sportarcheologie. Er is onderzoek verricht naar de originele kleuren uit de 19e eeuw. In de verzakte fundamenten werd een oude turnschoen gevonden. Delen van de originele turnvloer zijn weer zichtbaar. Houten drakenkoppen op de steekbalken krijgen opnieuw de volle aandacht. Vooral spectaculair is dat door het wegbreken van muurtjes er weer van alle kanten daglicht naar binnen stroomt.
De teksten op de muur zijn nog steeds leesbaar, die al waren aangebracht bij de opening in 1887. ‘Drie die elkander helpen willen, zijn machtig zesmans werk te tillen’, lezen we op de ene muur. In één van de toespraken bij de inwijding werd daar nog nadrukkelijk naar verwezen, als een symbool voor samenwerking. En dan is er de spreuk ‘Zeggen is goed, maar doen is beter’, een zeer vroege Amsterdamse variant van ‘Geen woorden maar daden’.
Al die teksten blijven na de verbouwing leesbaar, ook al zal het gebouw een commerciële bestemming krijgen. “Amsterdam krijgt een prachtig gebouw uit de negentiende eeuw weer terug,” meent Van Rath, kosten noch moeite worden gespaard. Het pand wordt ook gasloos gemaakt.
Monument
Het moet in 2023 allemaal worden opgeleverd, waarschijnlijk als kantoorruimte. Eén van de meest indrukwekkende onderdelen van het voormalige Turngebouw is gelukkig nu al zichtbaar, zoals dat al zeventig jaar het geval is. Aan de buitenzijde, op de hoek van de Marnixstraat, hangt een klein monument met de tekst ‘Aan onze gevallen makkers 1940 – 1945’. Zo herdachten de Amsterdamse turners de honderden, wellicht zelfs duizenden, clubgenoten die werden gedood in de Tweede Wereldoorlog. Het geld hiervoor was de turners zelf bij elkaar gespaard, een dubbeltje of kwartje per week.
Het is allemaal onderdeel van het Amsterdamse turnerfgoed, dat vanaf dit jaar weer in volle glorie is te aanschouwen.