Twee Nederlandse schaatsers hebben op de Winterspelen van 1928 het leven gered van prins Hendrik
De Olympische Winterspelen bestaan deze maand precies honderd jaar. Prins Hendrik bezocht de editie van 1928, wat hij na een stevig feestje maar net heeft overleefd.
Prins Hendrik in 1928. Foto via het Nationaal Archief
De Nederlandse ploeg die in februari 1928 naar het Zwitserse Sankt Moritz afreisde, was zeven man sterk. Voor een land dat in datzelfde jaar in Amsterdam de Zomerspelen zou organiseren was dat wel een heel karige bijdrage, zo oordeelde de pers. Vijf Nederlandse deelnemers maakten deel uit van het bobsleeteam. Deze vijfmansbob finishte na twee runs als twaalfde.
Siem Heiden en Willem Kos waren als Nederlandse schaatsers aanwezig op de Winterspelen. Daar vonden ze uit dat de Nederlandse sportofficials alle bedden in het hotel voor zichzelf hadden gereserveerd, zodat de schaatsers op de grond en in een badkuip moesten slapen.
De geldmannen
De weersomstandigheden in Sankt Moritz waren soms bizar, met een maximumtemperatuur van bijna 25 graden boven nul. Het schaatsevenement kwam enkele malen in grote problemen vanwege de invallende dooi. Voor de ogen van de deelnemers veranderde de ijsvlakte in zwemwater.
Dat was allemaal de schuld van de organisatoren, meende tijdschrift Sport in Beeld. Niet omdat die in staat waren het klimaat te beïnvloeden, maar door het evenement pas half februari te organiseren. Rond die tijd begon het hoogseizoen voor de hoteliers af te lopen. ‘Men stuit dan al terstond op de late data, waarop deze Olympische Winterspelen zijn georganiseerd. Mocht het waar zijn, dat deze verlating hare oorzaak vindt in den wil van de hotelhouders te Sankt Moritz, dan is hiermede de organisatie op slag en stoot veroordeeld. De belangen van deze geldmannen blijken dan te zijn voorgegaan bij de belangen van de, aan sport doende, amateurs.’
Koninklijke borrel
Heiden en Kos kwamen allebei uit op de 500, 1.500 en 5.000 meter, maar alleen op die laatste afstand wisten ze enigszins indruk te maken. Eén van de toeschouwers tijdens die race was prins Hendrik, waarmee hij als eerste vertegenwoordiger van het Nederlandse Koningshuis een bezoek bracht aan een olympisch evenement. Hij nodigde de Nederlanders na afloop uit voor een borrel. De prins en de schaatsers dronken enkele glazen champagne, waarna Kos en Heiden lichtelijk aangeschoten vertrokken. Om te ontnuchteren besloten ze een lange wandeling maken.
Op de terugweg vond er een opmerkelijke ontmoeting plaats, aldus schaatshistoricus Marnix Koolhaas, die Heiden hierover eind jaren ’80 sprak: ‘Plots hoorden ze gerochel vanuit een sneeuwhoop. Op de vraag Wer sind Sie? richtte zich langzaam een lodderig gezicht omhoog dat het tweetal met een schrik herkende. Inderdaad, het was de prins der Nederlanden. Verkerende in een zichtbare staat van dronkenschap en onderkoeling, en niet meer in staat om op eigen benen te staan. Terwijl Kos de wacht hielden bij de prins, spoedde Heiden zich naar het dorp op zoek naar de koninklijke begeleiders. In allerijl haalden die de prins op met een arrenslee en redden hem van een zekere bevriezingsdood.’
Om te voorkomen dat dit pijnlijke incident bekend zou worden, werden de schaatsers benaderd door medewerkers van de prins. Koolhaas: ‘Toen de twee schaatsers een dag later met hun derdeklas treinkaartjes op het station klaarstonden om de lange teugreis naar het vaderland te aanvaarden, kwam de adjudant van de prins hen nog eens persoonlijk bedanken. In de vorm van zwijggeld kreeg het duo zes sloffen sigaretten met gouden Hollandse leeuwtjes toegestopt.’
De twee schaatsers namen het geheim mee hun graf in. Koolhaas: ‘Heiden vroeg me dit incident in elk geval tot aan zijn dood geheim te houden. Hij overleed in 1993.’