Verdwenen koersen: Bordeaux – Parijs (deel 1)
Door Ronnie van den Boogaart
Op het omvangrijke kerkhof van ter ziele gegane wielerkoersen vinden we ook Bordeaux – Parijs (1891-1988). Deze klassieker was door de vooroorlogse afstand van ongeveer zeshonderd kilometer na de Tweede Wereldoorlog verreweg de langste. Bij de eerste editie hadden de organisatoren halverwege bedden neergezet voor de deelnemers.
Jean-François Rault was in de jaren tachtig van de vorige eeuw een modale Franse wielerprof, die vooral de geschiedenisboeken inging omdat hij in 1988 de laatste winnaar was van Bordeaux – Parijs. De Nederlander Henri Dorgelo werd derde. Door de prehistorische lengte, in het laatste jaar 608 kilometer, was er nauwelijks nog een representatief deelnemersveld op de been te brengen.
Bordeaux – Parijs was een echte klassieker, want de eerste editie werd al verreden in 1891. Toch is het niet de oudste wielerwedstrijd van stad tot stad. Dat was Parijs – Rouen in 1869. In Parijs – Rouen klommen de heren coureurs nog op de klassieke vélocipèdes, met hun karakteristieke hoge voorwiel. Ruim twintig jaar later waren de fietsen uitgerust met kettingen en luchtbanden en vertoonden ze behoorlijk wat gelijkenissen met de fiets zoals we die nu kennen.
Er werden rond 1891 dus al vaker wedstrijden van stad tot stad georganiseerd. Maar een wedstrijd met een te overbruggen afstand van 572 kilometer, dat was in die tijd iets nieuws. Niet iedereen was er van overtuigd dat de renners Parijs zouden halen. De publieke belangstelling voor de eerste Bordeaux – Parijs was dan ook groot.
In Groot-Brittanië, waar vooral de baansport toen al populair was, werden indertijd 24-uurs races op de weg verreden. De Britse specialisten, de meesten gentlemen amateurs, wilden alleen naar Frankrijk komen als er geen profs zouden starten. Om die reden werd Bordeaux – Parijs verreden als amateurwedstrijd.
De bekendere Franse profrenners van dat moment, zoals Charles Terront, mochten volgens de reglementen wel worden ingezet als betaalde gangmakers op de fiets. Zoals tegenwoordig de hazen in de marathon. Op 23 mei 1891 werd er gestart, om vijf uur ‘s ochtends. Voor de zekerheid had de organisatie bij de controle in Angoulême na 132 kilometer bedden neergezet voor de achtentwintig vertrokken renners, maar die bleken overbodig.
De Engelsman George Pilkington Mills won de wedstrijd in ruim 26 uur. Pas een paar dagen later kwamen de laatste renners binnen. De gemiddelde snelheid van Mills bedroeg ongeveer 21,5 kilometer per uur. Zo’n vijfduizend toeschouwers moeten de winnaar ondanks het vroege tijdstip van half acht ’s ochtends in Parijs hebben verwelkomd.
Een paar maanden later stonden de Franse profs wel aan de start voor een nog monsterachtigere onderneming. Parijs – Brest – Parijs was een wedstrijd over 1200 kilometer, die bij afwezigheid van de Britse amateurs werd gewonnen door Charles Terront. De belangstelling was opnieuw groot. Een jaar later was ook Bordeaux – Parijs een profkoers. Parijs – Brest – Parijs zou vanwege de buitensporige afstand maar eens in de tien jaar georganiseerd worden, voor het laatst in 1951.
Gangmakers zouden door de jaren heen bijna altijd gebruikt worden in Bordeaux – Parijs. In de eerste jaren dus fietsers en aan het eind van de negentiende eeuw werden het auto’s. Voor het eerst in 1897, toen de Limburgse wielerpionier Mathieu Cordang tweede werd.
Maar het stayeren achter auto’s bleek vanwege de vele ongelukken al snel te gevaarlijk. De fietsende hazen keerden terug in de koers. In 1930 volgden de motoren en in 1938 de karakteristieke dernies, die jarenlang het gezicht van Bordeaux – Parijs bepaalden.