Verdwenen koersen: de GP des Nations
Door Ronnie van den Bogaart
Op het omvangrijke kerkhof van ter ziele gegane wielerkoersen vinden we ook de Grand Prix des Nations (1932-2004). Vroeger werd deze wedstrijd beschouwd als het officieuze wereldkampioenschap tijdrijden. Jacques Anquetil won in de jaren vijftig en zestig niet minder dan negen keer.
“Het leuke van een tijdrit vind ik ook dat het de meest meetbare vorm van wielrennen is. Dan heb ik het niet alleen over objectieve parameters als afstand, tijd, hartslag, versnellingen, gemiddelde snelheid enzovoorts, maar ook over psychologische aspecten … Natuurlijk heb je talent nodig en de vorm van de dag, maar de belangrijkste voorwaarde is dat een renner in zijn eentje met zware inspanningen kan omgaan.” (Uit: ‘Verlangen naar de Giro – wielerbrieven naar en uit het peloton’ door Gijs Zandbergen en Marco Pinotti).
Aan het woord is hier Marco Pinotti, de regerende Italiaanse tijdritkampioen. Diezelfde Pinotti werd onlangs nog vierde in de Chrono des Nations, die werd gewonnen door onze landgenoot Stef Clement. Vroeger heette deze Franse tijdrit de Chrono des Herbiers. Twee jaar geleden werd de naam geërfd van de inmiddels verdwenen GP des Nations, een wedstrijd die lange tijd werd beschouwd als het officieuze wereldkampioenschap tijdrijden.
In 1931 werd het WK op de weg in Kopenhagen als tijdrit verreden. De afstand: 170 kilometer. En dat is geen tikfout. Winnaar werd de Italiaanse klasbak Learco Guerra. Kennelijk geïnspireerd door dit kampioenschap werd een jaar later in Frankrijk de eerste GP des Nations georganiseerd (de Belgen hebben het in verband met de taalstrijd graag over de Grote Landenprijs).
Op de erelijst van deze traditionele najaarstijdrit staan niet de minste namen: Antonin Magne, Fausto Coppi, Hugo Koblet, Louison Bobet, Raymond Poulidor, Felice Gimondi, Luis Ocaña, Eddy Merckx, Bernard Hinault, Laurent Fignon, Sean Kelly en Lance Armstrong. Om er maar eens een paar te noemen.
Eddy Merkcx zegevierde ‘slechts’ één keer. Dat was in 1973, vóór Luis Ocaña en Joop Zoetemelk. Deze laatste stond tussen 1971 en 1979 zeven keer op het podium, maar de wedstrijd winnen deed hij nooit. De veel te vroeg overleden tijdritspecialist Roy Schuiten was in 1974 en 1975 de enige Nederlandse winnaar.
Bernard Hinault won vijf keer. Maar als er één renner was die in zijn eentje met zware inspanningen om kon gaan, dan was het wel Jacques Anquetil. ‘Monsieur Chrono’ was tussen 1953 en 1966 maar liefst negen keer de sterkste in de GP des Nations. Toen Anquetil in 1953 na een pittige tocht van 140 kilometer door de Chevreusevallei zijn eerste Landenprijs won, was hij een wonderkind van amper negentien jaar en nog maar net prof.
“Hij wint met bijna zes minuten voorsprong op de nummer twee, Roger Creton, en benadert het record van Koblet ondanks regen en wind en twee lekke banden tot op dertig seconden.”, lezen we in ‘Kampioenen twijfelen niet’ van Aart Aarsbergen en Peter Nijssen.
De finish lag toen nog op de wielerbaan van het oude Parc des Princes in Parijs. Later werd de wedstrijd onder meer verreden in Angers, Cannes en rond het Lac de Madine. In de tijd van Merckx en Hinault was de lengte van het traject al teruggebracht tot een kilometer of 80 á 90.
In 1991 kwam de klad er in. Onder druk van UCI en de wereldbeker verhuisde de Landenprijs tijdelijk naar Bergamo en Mallorca, waar Johan Bruyneel in 1992 een week na de Ronde van Lombardije een overbodige wereldbekerwedstrijd won zonder enige sfeer. De meeste toppers bleven thuis. Een jaar later keerde de wedstrijd terug naar Frankrijk. Door de komst van het WK tijdrijden in 1994 devalueerde de waarde van de GP des Nations nog verder. In 2004 was de Duitse tijdritmachine Michael Rich van Gerolsteiner de laatste winnaar.