11 augustus 1928 was de meest succesvolle dag uit de Nederlandse sportgeschiedenis
Tijdens de eigen Olympische Spelen in Amsterdam was 11 augustus 1928 het absolute hoogtepunt: binnen 24 uur werden vier gouden, één zilveren en twee bronzen medailles gewonnen. Dat waren dus zeven olympische medailles in totaal, tot 28 juli 2021 een record. Een overzicht.
Dagblad Het Vaderland keek op 12 augustus 1928 vol blijdschap terug op de prestaties van de Nederlanders op de Olympische Spelen in Amsterdam. ‘Het was voor Nederland de dag der dagen; een dag welke eenig zal blijven in de geschiedenis van de Nederlandsche sport, een dag welken wij, en allen die hem meemaakten niet spoedig zullen vergeten.’
Op de 100 meter rugslag won Marie ‘Zus’ Braun de finale 100 meter rugslag. Twee dagen eerder had ze al een wereldrecord gezwommen in de series en was daarmee de grote favoriet. Na het startschot barstte het Nederlandse publiek los, waaronder Ma Braun, de fanatieke moeder en coach van de zwemster. En dat is nog zachtjes uitgedrukt, want in een verslag stond: ‘Ze zweept haar dochter op, ze loeit, knielt, staat weer op, stampvoet, wordt geel, groen, paars.’
Braun tikte als eerste aan bij het keerpunt, waardoor het enthousiasme alleen maar toenam. In de laatste meters kwam de Britse King nog heel dichtbij, en bij het aantikken werd het even muisstil in het zwembad. Toen bleek dat Braun toch één vijfde seconde sneller was, brak het feest in alle hevigheid los.
Zus Braun bij de medailleceremonie
Boksen
Ook feest in de bokshal, waar bokser Bep van Klaveren goud won in het vedergewicht. Hij won van de Argentijn Viktor Peralta, en is daarmee de enige Nederlandse bokser met olympisch goud.
In het buitenland werd er echter schande gesproken van de zege van Van Klaveren. Na afloop van de wedstrijd moest de politie zelfs ingrijpen omdat woedende Argentijnen de Nederlandse ploeg aanvielen. Volgens Van Klaveren zouden na afloop meer klappen zijn uitgedeeld dan in de wedstrijd zelf.
Bep van Klaveren, rechts, ingekleurde foto
Goud en zilver bij military
De derde gouden olympische medaille was voor ruiter Charles Pahud de Mortanges bij de military. In zijn hele loopbaan won hij er vier, net als Fanny-Blankers Koen, Leontien Zijlaard-Van Moorsel en Inge de Bruijn.
Pahud won met Marcroix, één van de meest succesvolle paarden uit de Olympische geschiedenis. In 1928 waren ze ongenaakbaar. In de dressuurproef was alleen landgenoot Gerard de Kruijff beter, maar bij de enduranceproef nam Pahud de leiding over. Een foutloos springparcours voltooide de zegerit. Achter hem werd De Kruijff tweede, terwijl verdedigend olympisch kampioen Van der Voort van Zijp ondanks een matige endurancerit vierde werd.
Zo werd de vierde gouden plak van die dag gewonnen: als team bij de military. De Kruijff won nog zilver won in deze discipline.
Charles Pahud de Mortanges
Twee keer brons
En daarmee blijven twee bronzen medailles over, die op 11 augustus 1928 werden gewonnen. De eerste was voor bokser Karel Miljon in het half-zwaargewicht, die won van de Zuid-Afrikaan McCorkindale. Maar zoals de gouden medaille van Van Klaveren werd betwist, was de nederlaag van Miljon in de halve finale tegen de Duitser Pistulla uiterst dubieus. Eigenlijk had Miljon de finale moeten boksen.
Miljon zei zelf over het einde van de halve finale: ‘Pistulla trok zijn handschoenen uit en stapte tussen de ringtouwen. Hij ging weg voordat de uitslag bekend was. Ik bleef, zeker van de overwinning, wachten. Toen werden de puntenbriefjes verzameld: Pistulla winnaar! Ik kón het niet begrijpen, werd woedend, weigerde Pistulla, die ze weer uit de kleedkamer hadden gehaald, een hand te geven, maar enfin … het was gebeurd.’
De laatste plak die dag was voor de ruiters bij de dressuur, die als team brons wonnen. We hebben het hier dan over Jan van Reede, Pierre Versteegh en Gerard le Heux.
Tot 28 juli 2021 was dit de meest succesvolle dag uit de Nederlandse sportgeschiedenis, want toen werden er acht medailles gewonnen.