“Sportvader” Van Tuyll van Serooskerken overleden
Frits van Tuyll van Serooskerken was in 1898 de eerste Nederlander in het Internationaal Olympisch Comité. Door zijn persoonlijke inzet werd Amsterdam de gastheer van de Olympische Spelen van 1928. Die maakte hij alleen niet mee, want op 13 februari 1924 overleed hij.
De begrafenis in 1924. Foto via Geheugen van Nederland
Op het plein voor het Olympisch Stadion stond tot 21 maart 2022 het Beeld van de Olympische Groet: een man met geheven arm. Toen dit op 17 mei 1928 werd onthuld was er nog geen exclusieve associatie met fascisme en nationaalsocialisme, zoals nu. Het beeld werd daar neergezet als eerbetoon van baron Van Tuyll van Serooskerken, door wiens inspanningen de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam werden gehouden.
Zoals in het officiële gedenkboek van Amsterdam 1928 staat: ‘Aan de linkerzijde van den Marathontoren werd een plaats bestemd voor het monument ter herinnering aan F.W.C.H. BARON VAN TUYLL VAN SEROOSKERKEN, den eersten voorzitter van het Nederlandsch Olympisch Comité.’
Herinnering aan Van Tuyll
Na de Olympische Spelen van 1924 in Parijs verscheen een boek over de Nederlandse vertegenwoordiging op dit evenement, samengesteld door het Nederlandsch Olympisch Comité. Niet alleen was dit ‘eerbiedig opgedragen aan de nagedachtenis van den Heer F.W.C.H. Baron van Tuyll van Serooskerken’ maar schreef P.W. Scharroo ook een uitgebreid dankwoord. Hieronder de complete tekst.

“Wanneer bij de Olympische Spelen te Parijs de Nederlandsche vlag wordt geheschen en ik ben er niet meer, denk dan aan mij.
Deze woorden, die onze diepbetreurde Voorzitter enkele weken vóór zijn dood sprak, komen mij weder in herinnering, als ik het verslag van de Nederlandsche deelname aan de Olympische Spelen te Parijs voor mij zie. Inderdaad werd de Nederlandsche vlag te Parijs aan den olympischen mast geheschen. Het doel, waarvoor de Heer van Tuyll zoo vele jaren onvermoeid heeft gestreden, werd bereikt. De athleten, die aldus den naam van Nederland wisten hoog te houden, hebben daarmede op de meest treffende wijze hulde gebracht aan de nagedachtenis van den veel te vroeg gestorven leider.
En de vele Nederlanders, die getuigen waren van dit historisch oogenblik en daarbij met moeite hun aandoening konden bedwingen, hebben den wensch van den Heer van Tuyll vervuld. Zij hebben teruggedacht aan den man, die de Nederlandsche sportwereld in goede banen bracht en die met wegcijferen van het eigen belang, onbaatzuchtig en met onbegrijpelijke volharding, een groot deel van zijn leven gegeven heeft aan het belang van ons volk in den strijd voor de verbetering van de zoo verwaarloosde lichamelijke volksopvoeding.
Hij heeft het helaas niet mogen beleven, dat de Nederlandsche vlag, onder het spelen van ons mooie volkslied, aan den Olympischen mast werd geheschen. Zijn grootste ideaal, de mooiste bekroning van zijn arbeid voor de verbreiding van de Olympische gedachte, mocht hit niet vervuld zien. Maar ongetwijfeld zullen de Nederlandsche athleten nooit vergeten, dat zij aan de nagedachtenis van den grooten leider verplicht blijven zijn arbeid voort te zetten, in het bewustzijn ook dat het volk, dat de beste lichamelijke volksopvoeding heeft, ook de beste staatsburgers zal hebben.
Moge ook het Nederlandsche volk de dankbaarheid toonen, die het verschuldigd is aan de nagedachtenis van een goed vaderlander. Mogen allen, zonder uitzondering, beseffen, dat het de arbeid van Van Tuyll was, waardoor Nederland uit zoo vele andere landen werd uitverkoren voor de viering van de belangrijke IXe Olympiade, die zoo grooten invloed kan hebben op de verbroedering der volken door de Olympische gedachte.”