Archieven paralympische beweging in slechte staat
Archiefstukken over de paralympische beweging in Nederland zijn moeilijk te vinden. Ze liggen verspreid over verschillende depots en zijn vaak slecht geïnventariseerd.
Het eerste probleem is dat er geen centraal punt is voor informatie over de historische bronnen. Verhaag kwam zo uit op drie verschillende locaties: Gehandicaptensport Nederland, NOC*NSF en het Nationaal Archief. Door deze versnippering en onduidelijkheid zouden er zelfs al veel archiefstukken verloren zijn gegaan.
Bij Gehandicaptensport Nederland ligt het nodige materiaal, maar dan wel grotendeels onbeschreven in dozen op verschillende plekken. Op Papendal liggen met name reisverslagen, resultaten en informatie over de paralympische selecties voor alle Spelen na Barcelona. Het materiaal na 2000 bevat ook veel stukken over de organisatorische integratie. En bij het Nationaal Archief in Den Haag zit weining specifiek paralympisch materiaal.
‘Naast de drie genoemde archieven,’ zo schrijft Verhaag, ‘zal binnenkort ook het archief van het BNMO door het Nationaal Archief ontsloten worden. Deze uit militaire kring stammende organisatie was in de beginjaren van de paralympische beweging nauw betrokken bij de sport voor lichamelijk gehandicapten. Het is nog niet helemaal duidelijk wat er precies in dit archief te vinden is.’
Aanbevelingen
Verhaag komt met enkele aanbevelingen. Zo stelt hij voor om het materiaal bij Gehandicaptensport Nederland dat nog niet geïnventariseerd is, met voorrang op te nemen in een inventarislijst. Op basis daarvan kan bepaald worden hoe verder met dit materiaal om te gaan.
Daarnaast zal het geïnventariseerde materiaal bij NOC*NSF en Gehandicaptensport Nederland inhoudelijk verder geduid moeten worden om de bruikbaarheid voor historisch onderzoek te vergroten. ‘Het doornemen van dit materiaal kan overigens leiden tot een verkleining van de bestaande archieven door het afstoten van niet relevant of dubbel materiaal. Publicaties en objecten met een meer museale waarde kunnen overgedragen worden aan daarvoor in aanmerking komende instellingen zoals bibliotheken, musea etc. ‘
Tot slot stelt Verhaag voor om het bronnenmateriaal zo veel mogelijk onder te brengen op één centrale plek. ‘Het ligt voor de hand dit in het archief bij NOC*NSF op Papendal onder te brengen. De Spelen in 1960 kunnen als startpunt voor de archivering gekozen worden.’
Maar dat zou natuurlijk ook het Nationaal Archief kunnen zijn, dat tenslotte is gebouwd om archieven te beheren – in tegenstelling tot NOC*NSF. Wel zou de sportkoepel dit belang kunnen onderschrijven om het mogelijk te maken in Den Haag onder te brengen.