Binnen het IOC wemelt het van de mensen die sport en politiek met elkaar mengen
Het Internationaal Olympisch Comité bestond in de beginjaren vooral uit adellijke oorlogsvoerders. Tegenwoordig zijn de IOC-leden vooral beroepspolitici en voormalige topsporters.
Bezoekers van het eerste IOC-congres in 1894
‘Van 16 tot 24 Juni a.s. zal te Parijs een internationaal congres worden gehouden tot het instellen van gemoderniseerde Olympische spelen,’ schreef dagblad De Tijd op 15 juni 1894. Op 23 juni werd het IOC zelf opgericht met M. Bikélas uit Griekenland als eerste voorzitter. Pierre de Coubertin, de geestelijk vader van de olympische beweging, zat er natuurlijk ook bij. In totaal namen er dertien mensen plaats in het IOC.
In 2018 lichtte ik het IOC eens door, dat toen bestond uit 99 leden. Verder waren er 41 ereleden en erevoorzitter Jacques Rogge. Een jaar later waren er precies 577 IOC-leden geweest in de hele geschiedenis, met Molinari Watanabe uit Japan als laatste. Hij zit er namens de Fédération Internationale de Gymnastique. Watanabe is dus afkomstig uit de sportwereld zelf, zoals voor bijna de helft van het huidige IOC geldt.
Dat is een heel groot aandeel en dat klinkt heel logisch. Het IOC organiseert tenslotte sportevenementen en daarvoor is kennis nodig van sport. Toch is dit niet altijd zo geweest, want in de eerste decennia was het IOC juist exclusief terrein voor mensen met een adellijke achtergrond en al helemaal voor beroepsmilitairen – zo bleek in ieder geval na mijn analyse van de maatschappelijke achtergrond van alle IOC-leden.
99 + 99
De aanloop naar de 125e verjaardag van het IOC in 2019 was een goed moment om de historische ontwikkeling vast te leggen van de maatschappelijke samenstelling van het IOC. Wat voor mensen zitten er in die club? Is dat veranderd in de loop der jaren? Anders gezegd: welke netwerken zijn binnen het IOC vertegenwoordigd, organisator van één van de grootste evenementen ter wereld?
Hiervoor lichtte ik twee keer 99 IOC-leden door: de 99 leden van 2018 en de éérste 99 leden vanaf 1894. De maatschappelijke posities van al die mensen verdeelde ik onder in de categorieën Sport, Staat, Leger en Privaat.
Sport
Onder Sport verzamel ik de leden, die óf zelf hebben meegedaan aan de Olympische Spelen óf namens een sportbond in het IOC plaats hebben genomen. Het beste Nederlandse voorbeeld is Anton Geesink, die zijn sportieve successen een vervolg gaf als sportbestuurder. De huidige IOC-voorzitter Thomas Bach is exemplarisch als voormalig olympisch schermkampioen. Deze mensen zijn van binnenuit opgegroeid en steeds hoger in de olympische boom geklommen (of geduwd).
Staat
Er zijn ook veel IOC-ers van buiten de sport, zoals mensen met politieke of bestuurlijke verantwoordelijkheid in hun land, al dan niet door geboorterecht. Een belangrijke groep IOC-leden is van koninklijke bloede, uit een adellijk geslacht of – tegenwoordig – uit een Arabische dynastie. Verder betreft het mensen die lid zijn (geweest) van een parlement of regering of als diplomaat de belangen van hun land vertegenwoordigen. Camiel Eurlings of koning Willem-Alexander behoren beide tot deze groep. Ze zijn allen vertegenwoordiger van een politiek systeem, die ik verzamel onder het trefwoord Staat.
Leger
Ook heb ik gekozen voor een speciale groep van IOC-leden met een militaire loopbaan: Leger. In onze tijd komt dat niet meer voor, maar onder de eerste 99 olympische officials wemelde het van de militairen. In zekere zin vertegenwoordigen zij eigenlijk ook de staat, maar dan met andere middelen. In de Eerste Wereldoorlog stonden veel van deze olympische officials letterlijk tegenover elkaar in een strijd op leven en dood. In feite was de ene helft van het comité de andere helft aan het doodschieten.
Privaat
De laatste groep IOC-leden is het meest divers, die ik Privaat noem: mensen van buiten de sport en de staat. Zij hebben een loopbaan in de zakenwereld, de wetenschap, het onderwijs of de media. Dit is altijd een belangrijke groep geweest binnen het IOC, alhoewel er bij de samenstelling hiervan grote veranderingen zijn geweest sinds 1894 – daarover later meer.
Het IOC in 1896
Papieren werkelijkheid
Deze strikte scheiding in vier verschillende groepen zorgt natuurlijk voor problemen, omdat er veel overlappingen zijn. Veel leden van koninklijke afkomst waren ook militair, meestal zelfs opperbevelhebber. Verder zijn er IOC-leden die succesvol zijn geweest in politiek én sport. Er zijn olympisch kampioenen terecht gekomen in de zakenwereld. De echte wereld leent zich niet zo goed om in vakjes op te delen, maar voor dit onderzoek heb ik die 198 IOC-leden toch verdeeld over deze vier verschillende groepen. Het is een papieren werkelijkheid, maar wel één die de IOC-werkelijkheid benadert.
Franco Carraro is een goed voorbeeld van een IOC-lid die verschillende werelden vertegenwoordigt, waarbij het moeilijk is om te bepalen tot welke groep hij nou behoort. Deze Italiaan combineert sport, politiek en bedrijfsleven. Sinds 1982 zit hij in het IOC. Hij heeft een gigantisch cv als voormalig waterskiër, burgemeester van Rome, voorzitter van het Italiaans Olympisch Comité, voormalig minister en organisator van het WK voetbal 1990. Daarbij was hij om de haverklap betrokken bij een groot aantal schandalen, maar tot nu toe kletste hij zich overal uit.
Omdat hij zo’n uitgebreide staat van dienst heeft in de politiek, heb ik hem toegevoegd tot die groep. Het is tenslotte een belangrijk netwerk waar hij gebruik van kan maken voor zijn werk bij het IOC. Discutabel, maar voor deze analyse geeft het wel belangrijke inzichten als dit wordt toegepast op twee keer 99 IOC-leden.
Om die maatschappelijke posities te herleiden heb ik gebruik gemaakt van twee bronnen. Voor de eerste 99 leden, dat wil zeggen van Pierre de Coubertin in 1894 tot en met Sigfrid Edström in 1921, heb ik de gegevens gebruikt uit de serie The Biographies of All IOC-Members, die in maart 2009 begon in Journal of Olympic History en nog steeds loopt. Voor de huidige IOC-leden gebruik ik de biografieën van het IOC zelf (waar natuurlijk dan weer niets staat over de fraudegevoeligheid van Carraro, maar dat is voor dit onderzoek toch niet relevant).
Dat levert de volgende twee grafieken op:
Hun plek is vooral ingenomen door de sportwereld. Dat er in het begin geen mensen in het IOC zaten die op de Olympische Spelen waren geweest, is natuurlijk volkomen logisch, omdat in 1894 de eerste editie nog moest komen. Dat neemt niet weg dat de inbreng van leger en staat bij het IOC gigantisch was tot 1921.
Een andere grote verandering is niet zichtbaar in deze statistiek, maar verstopt onder Privaat. De samenstelling van deze groep, zo schreef ik hierboven al, is namelijk grondig veranderd in 125 jaar. Nu bestaat die vooral uit mensen uit het bedrijfsleven, zoals de Zuid-Koreaan Kun-Hee Lee, topman van Samsung (en betrokken bij een reeks gigantische schandalen). Vroeger waren dat vooral mensen uit wetenschap en de journalistiek, die zo in het IOC een plaats hadden gevonden, alhoewel er toen ook al mensen waren aangesloten die tot de allerrijksten ter wereld werden gerekend.
Geen scheiding met politiek
Toch is ook weer niet alles veranderd, want zowel bij de eerste 99 IOC-leden als bij de huidige 99 valt op hoe groot het aandeel is van mensen met een politieke achtergrond, zoals koningen, sjeiks, ministers, diplomaten en parlementariërs. Opvallend, want het IOC benadrukt graag dat sport en politiek van elkaar gescheiden moeten blijven. Dat laat het dan niet zien bij de samenstelling van zijn eigen leden – niet in 1894 en nu ook niet.
Vanaf de oprichtingsvergadering is het IOC een organisatie waarin de grenzen tussen sport en politiek zo vloeibaar zijn als het water van een olympisch zwembad. En dat moet ook, want voor het organiseren van een mega-evenement als de Olympische Spelen is niet alleen kennis over sport van groot belang. Er zijn ook specialisten nodig, die alles weten van politiek, diplomatie, economie en infrastructuur.
Hoe vanzelfsprekend is het tenslotte dat een succesvolle olympiër automatisch weet wat er komt kijken bij de organisatie van de Olympische Spelen? Wat de maatschappelijke gevolgen hiervan zijn – zowel positief als negatief? Daarvoor is vakkennis nodig en het is niet zo dat een sporter die er gratis bij krijgt als die zojuist een olympische finale heeft gewonnen.
Integendeel, iemand met een jarenlange loopbaan als topsporter heeft al die tijd in een maatschappelijke tunnel geleefd en is alleen maar met zichzelf bezig geweest. Dat is ook precies de bedoeling van topsport, maar hou veel van die mensen daarna zo ver mogelijk weg bij de beslissingen, waarvan de maatschappelijke gevolgen gigantisch zijn voor een complete samenleving.
Scheid de sport van sportevenementen. In onze tijd is sport veel te belangrijk geworden om alleen aan sporters over te laten.
NGO’s
Vanwege al die sporters is het IOC een organisatie geworden, die na binnen is gekeerd. Dat blijkt in ieder geval na mijn netwerkanalyse, waarin de afwezigheid van een heel belangrijk maatschappelijk segment duidelijk wordt: die van mensen uit de wereld van NGO’s. Juist daar zit veel kennis over onderwerpen als mensenrechten, vluchtelingen, onderwijs, economie, milieu, gezondheid en energie – allemaal thema’s die een directe relatie hebben met de Olympische Spelen van de 21e eeuw. Onder de leden van het IOC zit helemaal niemand als spreekbuis van deze organisaties.
Dat wil ook weer niet zeggen dat het IOC nu volkomen blind is voor deze onderwerpen, want tenslotte deed er drie jaar geleden een vluchtelingenteam mee aan de Spelen in Rio. En dan niet ter vergroting van de sportieve kwaliteit van het evenement, maar om dit onderwerp mondiale aandacht te geven, als een uiting van maatschappelijke betrokkenheid. Het IOC speelt zo een grote rol in het zichtbaar maken van dit mondiale probleem, zoals de sport in zijn algemeenheid dat vaker doet. Het gaat ook weer te ver om de sportwereld te verwijten dat het geen sociaal hart heeft.
Toch doet de olympische beweging er goed aan om heel bewust aansluiting te zoeken met deze belangrijke tak van onze samenleving. Ook voor de NGO’s is het tijd om dit debat te openen met het IOC (zelf ook een NGO trouwens). En dan niet met zo nu en dan een overleg met een geregisseerd persmoment, maar door een echt lidmaatschap van het IOC, als het kan meteen met vijf tot tien zetels. Het moet wel ergens op lijken.
De Olympische Spelen zijn in onze tijd zo groot geworden dat de gevolgen door de hele maatschappij voelbaar zijn. Enerzijds wordt sport gestimuleerd als gezonde leefstijl; anderzijds is er steeds meer maatschappelijk verzet tegen dit sportevenement.
Een structurele samenwerking van IOC met NGO’s kan helpen om die groeiende kloof te dichten, als een buffer tussen de steeds hardere botsingen tussen de olympische beweging en de maatschappij. Die twee lijken elkaar steeds minder te begrijpen, zeker in westerse landen. En dat is ook niet gek, want het huidige IOC representeert een wereld, die niet bestaat. Voor de toekomst ligt hier een belangrijke taak voor de olympische beweging om het verloren contact met de maatschappij te herstellen.