Boycot of niet: de Olympische Spelen van Berlijn
Sport staat vaak in het teken van vermaak. De focus ligt dan ook op de prestaties, maar rondom de organisatie van een groot sportevenement liggen nog veel grotere politieke belangen ten grondslag. In een vierdelige productie kijken Mitch Marinus, Dimitri van Tuijl, Boris Tiokhine en Ko van der Duin naar de politieke invloed op vier spraakmakende sportevenementen aan de hand van verschillende personages. In het eerste deel beschrijft Ko van der Duin de boycotdiscussie rond de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn.
In 1933 wordt Adolf Hitler gekozen tot rijkskanselier van Duitsland en begint hij vrijwel direct met een campagne tegen Joden en niet-Arische Duitsers. Onder veel sporters en sportbonden ontstaat een discussie over een boycot voor de Olympische Spelen van 1936. Ze staan niet achter de onderdrukking van bevolkingsgroepen en Hitler zou het sportevenement gebruiken als propaganda voor zijn denkbeelden.
Andere sporters zijn vooral bezig met de sport en willen maar al te graag naar het grote sportfestijn waar ze jaren voor getraind hebben. Ze besluiten daarom wel te gaan. Zo ook de twintigjarige sprinter Tinus Osendarp. Hij is niet met politiek bezig en deze Spelen zijn voor hem een ultieme kans voor een medaille. Ondanks de winst van Jesse Owens zou Tinus later door verschillende media ‘de kampioen van het blanke ras’ worden genoemd.
Andere sporters, zoals atleet Tollien Schuurman, gaan niet. Tollien komt uit een communistische familie en is fel tegen het beleid van Adolf Hitler.
Lees hier verder.