Clas Thunberg is precies honderd jaar heersend olympisch kampioen allroundschaatsen
Op 26 en 27 januari 1924 was er op de Olympische Winterspelen in Chamonix een compleet allroundtoernooi. Het is de enige keer geweest dat dit een olympisch onderdeel was bij het langebaanschaatsen.
Clas Thunberg in 1924. Foto uit de collectie van het Helsinki City Museum via Europeana
Door Lieuwe van der Molen
De wens van schaatsers om een allroundtoernooi toe te voegen aan het olympische programma is er al vele jaren. De allroundtoernooien hebben concurrentie van de afstanden op de Olympische Spelen, vele schaatsers specialiseren zich daarom op afstanden.
De wens van Wüst
Voor de Olympische Spelen van Sotsji deed Ireen Wüst zo’n oproep. “In Nederland is het nog steeds ontzettend populair, gelukkig, maar internationaal verkeert de sport in zwaar weer”, schreef zij in een open brief in de Telegraaf aan de voorzitter van de ISU. “Dat is doodzonde, maar de oplossing is binnen handbereik. Maak het allrounden olympisch! Waar een wil is, is een weg. Ik weet dat ik namens veel schaatsers spreek, dus hopelijk neemt u mijn brief serieus.”
Dat allroundschaatsen geen deel uitmaakt van het programma op de Olympische Spelen is opmerkelijk. De kunst om alle afstanden te beheersen was decennialang de belangrijkste discipline van de schaatssport. Het wereldkampioenschap allround was (en is eigenlijk in niet-olympische jaren nog steeds) steevast het hoogtepunt van het schaatsseizoen.
In de beginjaren van de Olympische Winterspelen, in de jaren twintig, was dat niet anders. De Europese en wereldkampioenschappen allround konden rekenen op veel publieke belangstelling. In deze jaren stonden vooral veel Noren en Finnen aan de start van de grote vierkamp.
Bedroevende cijfers
Precies daarin schuilde tijdens de eerste Winterspelen van 1924 in Chamonix een probleem. Want naast de Noorse en Finse allrounders waren bijvoorbeeld ook schaatsers uit Frankrijk, Groot-Brittannië, Amerika en België naar de Franse Alpen gekomen om te strijden om olympisch eremetaal. Rijders uit de laatstgenoemde landen hadden weinig op met het allrounden en prefereerden met name de kortere afstanden. Er was toen al sprake van een vorm van specialisatie op afstanden. Zo ging het olympisch goud op de 500 meter naar de Amerikaan Charles Jewtraw, die er niet over peinsde om tien kilometer te rijden.
Het olympisch allroundtoernooi werd gewonnen door de Finse schaatslegende Clas Thunberg. De complete top vijf bestond uit Finnen en Noren. Met een zesde plaats was de Fransman Léon Quaglia de eerste niet-Scandinaviër.
Van de 27 schaatsers die aan de start stonden op de 500 meter, schaatsten uiteindelijk slechts negen deelnemers alle vier afstanden. Bedroevende cijfers, waardoor het allroundtoernooi gerust als mislukt kon worden bestempeld. De cijfers staan in contrast met de Europees en wereldkampioenschappen allround van die tijd. Deelnemers aan deze toernooien reden destijds wel alle afstanden of hadden in ieder geval die ambitie.
Clas Thurnberg in Chamonix. Foto uit de collectie van National Library of France via Europeana
Bonusmedaille
Daar komt nog eens bij dat de toppers van het olympisch allround klassement ook op de afstandsnummers de dienst uitmaakten. Het complete podium van het allroundtoernooi had op de afstanden al meerdere medailles gepakt. Daarmee hadden allroundmedailles de schijn van een bonusmedaille. Zeker in de ogen van sprinters en de vele nationaliteiten zonder ‘allroundcultuur’, zoals de Verenigde Staten.
Het eerste en enige allroundtoernooi op de Olympische Spelen was dus verre van een succes. Het is zeer aannemelijk dat allroundschaatsen hierom niet werd opgenomen in het programma van de volgende Winterspelen. De klassieke afstanden bleven in Sankt Moritz (1928) op het programma, het allround verdween.
Het olympisch schaatsprogramma is inmiddels uitgebreid, maar voor allrounden is nog steeds geen plaats. De wens van Wüst heeft nog een lange weg te gaan als erfenis van het mislukte eerste olympische toernooi.