De Olympische Spelen zijn een frontgebied van de wereldpolitiek
Het is een terugkerend debat: in hoeverre beïnvloeden sport en politiek elkaar? Nou, ontzettend enorm best wel veel.
Sport en politiek hebben niets met elkaar te maken. Via Europeana en Hellenic Olympic Committee
Sporten in een neutrale zone is onmogelijk, afgescheiden van de grote-boze-mensen-wereld. Bij elk groot sportevenement ontstaat er daarom opnieuw discussie over. Internationale sportkoepels als de FIFA en het IOC staan dan aan de ene kant en NGO’s als Amnesty International en Human Rights Watch aan de andere kant. Enkele bekende voorbeelden waren het WK voetbal van 2022 in Qatar en de Olympische Winterspelen in Beijing eerder dat jaar.
Grootste podium
In aanloop naar de Zomerspelen van 2024 in Parijs wordt dit debat steeds scherper vanwege de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Deze strijd heeft zich inmiddels verplaatst naar de sportwereld, in dit geval zonder gebruik van wapens. Oekraïne eist uitsluiting van Rusland en Belarus als veroorzakers van deze oorlog, waarbij het veel steun krijgt vanuit de westerse wereld. Als vanzelfsprekend wil Rusland juist wél meedoen, om ook zichtbaar te zijn op het grootste podium ter wereld.
Voorzitter Thomas Bach van het International Olympisch Comité huldigt het standpunt dat de olympische beweging juist de vrede en solidariteit moet stimuleren. “De geschiedenis zal uitwijzen wie meer doet voor vrede: degene die probeert de lijnen open te houden, te communiceren, of degenen die willen isoleren en verdelen”, zo zei hij in februari 2023. De Olympische Spelen zouden de ideale plek zijn als een neutrale zone tussen de oorlogvoerende landen.
Bach neemt daarmee een vergelijkbaar standpunt in als Pierre de Coubertin na afloop van de Eerste Wereldoorlog. De wereld lag compleet in puin en het was dan ook een taak van de olympische beweging om de strijd tussen de volkeren te verplaatsen van de loopgraven naar het sportveld. Dat is zelfs het basisidee van de vijf verbonden olympische ringen, die in 1920 werden geïntroduceerd: de wereld moet weer een eenheid worden. Bij de internationale sportevenementen konden mensen uit de hele wereld elkaar weer in vrede ontmoeten om samen te bouwen aan een nieuwe toekomst.
Dit idee van neutraliteit van De Coubertin was alleen bedoeld wanneer een vreselijke oorlog was afgelopen, waar Bach een neutrale zone wil bouwen tijdens zo’n conflict. En zo neutraal was de olympische beweging een eeuw geleden nu ook weer niet, want de verliezers van de Eerste Wereldoorlog werden allemaal uitgesloten van deelname. Duitsland keerde pas in 1928 terug op de Olympische Spelen, tien jaar ná de oorlog.
Joods verzet
Juist in tijden van oorlog pijnlijk wordt aangetoond dat er geen neutrale zone bestaat, waarin de sport zich ongestoord kan terugtrekken. Het boksen is een goed bijvoorbeeld van zo’n ideologische strijd in de sport, ook in Nederland.
In de jaren vóór de Tweede Wereldoorlog was die sport zeer populair in Joodse kringen, vooral als voorbereiding op straatgevechten tegen fascisten en nazi’s. De Amsterdams boksers Bennie Bluhm en David Zilverberg werden eind jaren dertig al aangevallen door NSB’ers, die snel merkten dat ze de verkeerde tegenstanders hadden uitgekozen voor hun straatterreur. “We lieten ze rustig komen,” zei Bluhm. “Wij waren boksers, we konden goed onze handen gebruiken, goed lopen.” Ze lieten geen spaan heel van hun vijanden.
Tegelijkertijd werd het boksen zeer intensief beoefend door de nazi’s als onderdeel van hun ideologie. Zij deden dit dan weer als voorbereiding op de gevechten aan het front. Het boksen was daarmee geen neutraal terrein in oorlogstijd, maar een frontgebied tussen de maatschappelijke aartsvijanden.
Joegoslavië
Begin jaren negentig claimde de internationale sport ook al eens het principe van neutraliteit, nadat er in Joegoslavië een vreselijke burgeroorlog was uitgebroken. Dat land had zich geplaatst voor het EK voetbal in Zweden en had daar zelfs al een eerste training gehad. Toch ging die deelname niet door, omdat de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op 30 mei 1992 een resolutie aannam, waarin werd vastgelegd dat er een boycot kwam voor Joegoslavië, inclusief de sport. Het land werd alsnog uitgesloten voor het EK, dat op 10 juni begon. De FIFA en de UEFA hadden geen andere keus dan het volgen van de VN.
Ook de andere internationale sportorganisaties volgden de VN, behalve het Internationaal Olympisch Comité. Dat nam rustig de tijd om een en ander te bestuderen, tot vlak voordat de Olympische Spelen in Barcelona begonnen. Spanje kwam ondertussen als organiserend land begin juni al met de verklaring dat Joegoslavië alleen onder de olympische vlag mocht deelnemen in Barcelona.
Pas vlak vóór de openingsceremonie volgde ook het IOC de VN-resolutie. “Wij moeten de besluiten volgen waar alle staten in de wereld bij betrokken zijn,” zei IOC-voorzitter Juan Antonio Samaranch. “Maar wij hebben ook de plicht om te proberen de atleten te helpen. Ik vind het recht om deel te nemen aan de Olympische Spelen heilig. Het is onze plicht te proberen de atleten te helpen. Ik ben er van overtuigd dat alle regeringen in de wereld hetzelfde zullen vinden: de atleten beschermen in plaats van hen te bestraffen.”
Desondanks zat er voor het IOC weinig anders op dan de Verenigde Naties te volgen. In laatste instantie bepaalt toch de maatschappij in hoeverre het idee van die neutrale sport in stand wordt gehouden.