De revolutie zonder bloed: hoe de Nederlandse vrouwen de topsport hebben veroverd
In Museum Rotterdam wordt de expositie Girlpower over vrouwensport afgesloten. Deze tentoonstelling gaat over de revolutie zonder doden en bloed: de opkomst van vrouwen in topsport én maatschappij.
De opening van Girlpower, fotograaf Jesje Veling, via Museum Rotterdam. Deze expositie loopt tot en met 8 maart 2020.
In de afgelopen 25 jaar is er in Nederland een revolutie geweest, die niemand lijkt te hebben gezien. Voor mij werd het in ieder geval dit jaar pas duidelijk toen het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) de Rapportage Sport 2018 publiceerde – het werk van Hugo van der Poel en Resie Hoeijmakers van het Mulier Instituut en Ine Pulles en Annet Tiessen-Raaphorst van het SCP. Door slechts vier tabelletjes werd mij opeens duidelijk dat ons land door elkaar is geschud.
Maatschappelijke revolutie
Die grafieken staan vanaf pagina 20 en tonen het levensloopprofiel van de Nederlandse mannen en vrouwen in 1991 en 2015. We zien waar ons maatschappelijke leven zich tussen ons 20e en 65e jaar grotendeels afspeelt: thuis, op een opleiding, in deeltijd of voltijd op het werk of met een uitkering of pensioen.
Dat klinkt vreselijk saai, maar het resultaat is spectaculair. Niet bij de mannen trouwens, want in één oogopslag is duidelijk dat daar in een kwart eeuw eigenlijk niet zo veel is veranderd. Ze gaan tegenwoordig wat later met pensioen, want de knik naar beneden in het donkerblauwe vlak begint in onze tijd wat later. Enkele recente politieke ingrepen in het pensioenstelsel worden daarmee zichtbaar, maar verder is het levensloopprofiel van de Nederlandse man amper onderhevig aan grote maatschappelijke schokken.
Het huis uit
De grote revolutie zien we bij de vrouwen, want in dezelfde tijd is hun levensloopprofiel ingrijpend veranderd. De auteurs van het rapport vatten dat overigens opvallend neutraal samen, alsof ze zelf niet in de gaten hebben wat er zich voor hun ogen afspeelt: ‘De verschillen tussen 1991 en 2015 zijn bij mannen kleiner dan bij vrouwen. Bij vrouwen is een grote toename zichtbaar in zowel voltijds als deeltijds arbeidsdeelname.’
Alsof een weerman het volgende hitterecord aankondigt met de terloopse opmerking dat we morgen waarschijnlijk geen jas nodig hebben. ‘Bij het weer van morgen is een grote toename zichtbaar in zowel het aantal graden als de anticyclonale circulatie.’
Maar goed, in 1991 was het voor bijna de helft van de vrouwen al vanaf hun 30e jaar de gewoonste zaak van de wereld dat hun dagelijkse leven zich thuis afspeelde – het rode vlak. Bij het 64e jaar zat bijna negentig procent thuis, waar dat bij de mannelijke leeftijdsgenoten in diezelfde tijd slechts voor zo’n tien procent gold. In 2015 daarentegen was van alle Nederlandse vrouwen nog maar zo’n vijf tot vijftien procent thuis gedurende het werkzame leven. Het rode vlak van 1991 is spectaculair gesmolten tot een dun laagje in 2015, ongeveer zoals een gletsjer zich gedraagt bij een langdurige toename in zowel het aantal graden als de anticyclonale circulatie.
Anders gezegd: het maatschappelijke leven van de Nederlandse vrouwen heeft zich vanuit huis naar buiten verplaatst. Het klassieke idee dat de vrouw achter het aanrecht behoort te staan sloeg sowieso al nergens op, maar nu hebben we ook nog eens de cijfers die aantonen dat we ons binnen een kwart eeuw van deze patriarchale beknelling hebben verlost. Niet dat alles nu goed is geregeld, maar het is wel duidelijk dat de vrouw inmiddels een maatschappelijke rol speelt, die veel verder reikt dan het huishouden.
Sportieve revolutie
Diezelfde omslag zien we heel duidelijk in de sport. Het viel afgelopen zomer weer op toen het vrouwenvoetbal ons land voor de tweede maal veroverde met een Nederlandse finaleplaats. En dan hebben we in de volgende zomer alweer Olympische Spelen met opnieuw veel sportief succes voor Nederlandse vrouwen. Het is dit millennium tenslotte nog nooit voorgekomen dat Nederlandse mannen méér gouden olympische medailles wonnen, dus voor die voorspelling durf ik als sporthistoricus wel de verantwoordelijkheid te nemen.
Om deze maatschappelijke en sportieve revolutie goed te belichten, is tot en met de volgende Vrouwendag in Museum Rotterdam de expositie Girlpower over Rotterdamse sportvrouwen. Dat is ook nog eens in het honderdste geboortejaar van zwemster Rie Mastenbroek, die in 1936 drie gouden en één zilveren olympische medaille won. Deze tentoonstelling, waarvan ik de gastcurator ben, is niet alleen een eerbetoon aan Rotterdamse sportvrouwen als Mastenbroek, Leontien Zijlaard-van Moorsel, Jolanda Paardekam (paralympisch tafeltenniskampioene in 1992) en Fatima Moreira de Melo, maar toont ook het maatschappelijke verhaal over honderd jaar sport. Want waar een sport als boksen lang gesloten was voor vrouwen, heeft Nouchka Fontijn inmiddels vele successen behaald – óók vanuit de regio Rotterdam.
Met deze tentoonstelling laten we zien dat de huidige vanzelfsprekendheid van sportende vrouwen lange tijd helemaal niet zo vanzelfsprekend is geweest. Hockey werd pas in 1980 een olympische sport voor vrouwen, wielrennen in 1984 en boksen in 2012. Nu zijn alle sporten voor vrouwen geopend, maar de grafiek hieronder toont hoe lang dat proces geduurd heeft.
Nu vinden we het normaal dat vrouwen overal aan meedoen, maar net als de grafieken over het levensloopprofiel zijn dit cijfers die een revolutie laten zien van de maatschappelijke positie van vrouwen – in dit geval op olympisch niveau.
Waardeer dit artikel!
Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je je waardering laten blijken door een kleine bijdrage te doen