De sportbestuurder die Rotterdam verdedigde
Op 14 mei 1940 was het bombardement van Rotterdam, waarna sportbestuurder Pieter Scharroo met de witte vlag naar de Duitsers liep. Na de oorlog hoopte hij dat Duitsland weer lid kon worden van het IOC.
Pieter Scharroo was één van de bekendste sportbestuurders van ons land. Op 6 juni 1940 had hij een jubileum kunnen vieren, want op die dag was het precies 25 jaar geleden dat hij tot voorzitter werd gekozen van de Nederlandsche Athletiek Unie. Nog in datzelfde jaar nam hij zitting in het NOC-bestuur. En dan was hij sinds 1924 ook nog eens lid van het Internationaal Olympisch Comité.
In het dagelijks leven was hij kolonel in het Nederlandse leger, sinds 1937 als bevelhebber van de genietroepen, zoals in deze film is te zien, afkomstig van Beeld & Geluid.
De beroepsmilitair Scharroo was daarmee de belichaming van de groeiende interesse van het Nederlandse leger voor de sport vanaf de Eerste Wereldoorlog. “Niet alleen bij ons eigen leger heeft men gezien waartoe door de sport geoefende soldaten in staat zijn”, merkte de Nieuwe Rotterdamsche Courant in 1915 op, “maar vooral bij de strijdende legers is ten duidelijkste bewezen, dat de sport een onmiskenbaren invloed ten goede op den soldaat heeft.” Er ontstond in die oorlogsjaren daarom een samenwerking tussen leger en sport, ook al was Nederland neutraal.
Sport verbroedert niet meer
In 1940 was het weer oorlog, alleen dit keer mét Nederland als partij. De sport verbroederde even niet meer en de neutraliteitspolitiek van de Eerste Wereldoorlog werkte ook al niet meer, zo ontdekte ons land na de Duitse inval. Scharroo, inmiddels al zestien jaar gerespecteerd lid van het Internationaal Olympisch Comité, moest op 14 mei 1940 zijn handtekening plaatsen onder het capitulatiedocument. Hij zat sinds maart in Rotterdam als garnizoenscommandant en was daarmee verantwoordelijk voor de verdediging.
Militair-historicus Allert Goosens schreef op Grebbeberg.nl dat Scharroo daarbij eigenlijk aan zijn lot werd overgelaten: “Zonder dat Scharroo een veldcommando had, en zonder een behoorlijke staf, werd hij plotseling geacht de plotseling in het hart van zijn stad gelande Duitsers met zijn grosso modo ongetrainde gevechtstroepen te bestrijden en het gepenetreerde zuidfront te behouden. Zonder de opleiding te hebben genoten voor een infanterie veldcommando, wist hij op bekwame wijze vijf dagen lang de strijd in Rotterdam te leiden.”
Op 6 juni 1940, ruim drie weken na de capitulatie, vierde Scharroo daarom niet zijn jubileum als sportbestuurder, maar had hij hele andere zaken aan zijn hoofd. Die dag werd hij beschermheer van het comité voor steun en opbeuring van gewonde en zieke militairen in Rotterdam. Er viel niets te vieren terwijl grote delen van de stad in puin lagen.
Pieter Scharroo (midden) tijdens de capitulatie. Foto via Stadsarchief Rotterdam
Wereldvrede
Na de oorlog ging het leven verder, ook voor Scharroo. In 1950 zat hij in het dagelijks bestuur van het IOC, dat zich boog over de vraag of Duitsland terug mocht keren in de internationale sportwereld. Het land was hieruit al enkele jaren verbannen als aanstichter van de oorlog.
“De tijd is thans gekomen”, zei Scharroo, “dat persoonlijke gevoelens niet meer mogen overheersen. Zelfs als oud-commandant van Rotterdam ben ik ervan doordrongen dat op dit ogenblik alleen praktische en vooral ook olympische overwegingen moeten gelden. In deze tijd hebben alle volkeren elkander nodig. Haat en verdeeldheid mogen geen grenzen vormen tussen de volkeren en vooral de olympische gedachte kan er in belangrijke mate toe bijdragen om de volkeren tot elkander te brengen en de wereldvrede te bevorderen.”
Als Scharroo dan toch opnieuw zijn handtekening moest zetten onder een document met de Duitsers was het daarom beter om een nieuwe samenwerking af te spreken in plaats van wraak te nemen voor Rotterdam 1940. “In de Duitse sportjeugd is een nieuwe geest gekomen”, gaf hij als argument om aan de toekomst te denken.
Scharroo bleef IOC-lid tot 1957 en is daarmee de langstzittende Nederlander in dit comité. Hij is in 1963 overleden.