De vijf grootste schandalen van het Internationaal Olympisch Comité
Het IOC heeft na 110 jaar erkend dat de Amerikaanse atleet Jim Thorpe de enige winnaar is van de vijfkamp en tienkamp op de Olympische Spelen. Er liggen nog wel een paar gevoelige dossiers, die vragen om nieuw onderzoek.
IOC-voorzitter Avery Brundage in 1968. Zijn naam duikt vaak op bij de grootste schandalen uit de internationale sport. Foto Ron Kroon via het Nationaal Archief
De Amerikaanse atleet Jim Thorpe werd onder de naam Wha-Tho-Huck geboren in het reservaat van de Sac en Fox-stam. Tijdens de Olympische Spelen van 1912 won hij zowel de vijfkamp als de tienkamp, wat hem tot één van de beste atleten aller tijden maakte.
Een jaar later pakte het IOC deze medailles opeens af, omdat de atleet geld zou hebben ontvangen als sporter, toen absoluut verboden. Dat was tenminste het officiële argument, want deze schoring werd vooral gedreven door racisme. Avery Brundage speelde een zeer kwalijke rol, de latere IOC-voorzitter, die altijd eerherstel heeft geweigerd, zelfs nadat was bewezen dat Thorpe onschuldig was.
Na precies 110 jaar heeft het IOC deze racistische affaire eindelijk ongedaan gemaakt. Het is dan weer wel typerend dat dit is gebeurd zónder diepgaand en vooral onafhankelijk onderzoek naar de gebeurtenissen van toen, onder meer de rol van Brundage. Het is vergelijkbaar met de wereldzwembond FINA, die vorig jaar voorstelde om alle dubieuze medailles van de DDR te schrappen, omdat ze onderdeel waren van een staatsgestuurd dopingprogramma. Klinkt heel sympathiek, maar het wordt pas echt interessant als de FINA zijn archieven uit die tijd onvoorwaardelijk opent en onafhankelijke onderzoekers de opdracht geeft om die te analyseren.
Een fundamenteel probleem vraagt nu eenmaal om een fundamenteel onderzoek. De racistische behandeling van Thorpe was geen incident, maar een wezenlijk onderdeel van de toenmalige sport. De dopingprogramma’s van de DDR waren geen incident, maar een wezenlijk onderdeel van de toenmalige sport.
Het kost ons in ieder geval geen enkele moeite om vijf voorbeelden uit het verleden te noemen, die vragen om nieuw historisch onderzoek.
- Het royement van het enige IOC-lid dat zich uitsprak tégen de nazi’s
Het Amerikaanse IOC-lid Ernest Lee Jahncke protesteerde in aanloop naar de Olympische Spelen van 1936 in Duitsland luid tegen de organisatie van dit sportevenement in het nationaalsocialistische land. Hij pleitte zelfs voor een Amerikaanse boycot. ”Sportiviteit en Hitler gaan niet samen,” zo ongeveer vatte hij zijn weerzin samen.
Zowel de Amerikaanse sport als het IOC kwam daarop in actie tegen Jahncke. Avery Brundage (hij weer) omschreef hem als voorzitter van het Amerikaans Olympisch Comité als een verrader. De Belgische IOC-voorzitter Henri de Baillet – Latour verzocht Jahncke om vrijwillig op te stappen. Toen dat niet gebeurde belegde het IOC een geheime vergadering tijdens de Olympische Winterspelen van 1936 in Garmisch-Partenkirchen – óók nazi-Duitsland – waar Jahncke niets van wist. In de zomer daarna werd hij met onmiddellijke ingang geroyeerd.
In zijn plaats als IOC-lid kwam – jawel – Brundage, die van 1952 tot en met 1972 IOC-voorzitter zou zijn. Deze Amerikaan behaalde dus zelf voordeel uit dit schandaal. Inmiddels erkent iedereen dat de nazi’s misbruik hebben gemaakt van de Olympische Spelen, maar het IOC heeft het royement van Jahncke nog nooit herroepen.
- Het verzwijgen van de grootste oorlogsmisdaden van de vorige eeuw
Tokio kreeg de Olympische Spelen van 1940, maar tijdens de voorbereidingen pleegde Japan een groot aantal oorlogsmisdaden in China. Zo ontstond de zeer uitzonderlijke situatie dat een gastland in aanloop naar de Olympische Spelen verantwoordelijk was voor een zeer ernstig militair conflict.
Het IOC negeerde dat allemaal. Zo zei voorzitter De Baillet-Latour: “Korte tijd geleden heeft het verantwoordelijke comité in Japan mij uitdrukkelijk bericht, dat Japan, ondanks het conflict met China met de organisatie der Spelen van 1940 wenst door te gaan en zijn verbintenissen zal nakomen. Onder deze omstandigheden kan het Internationaal Olympisch Comité slechts rustig den verdere loop der gebeurtenissen gadeslaan.”
Zelfs het bloedbad van Nanking bracht het IOC niet op andere gedachten, de Japanse massamoord op ongeveer 340.000 Chinezen vanaf december 1937, met terugwerkende kracht één van de grootse oorlogsmisdaden van de vorige eeuw.
Desondanks groeide het verzet binnen het IOC tegen deze houding van het eigen bestuur, beginnend bij de Britse sportofficial Mr. Pash. Hij vond dat Japan door zijn handelen “zich bij voorbaat het recht heeft ontnomen, de Olympische Spelen te organiseren.” Ook het Nederlandse IOC-lid Pieter Scharroo sloot zich hierbij aan, maar hij werd niet geroyeerd, zoals eerder wel bij Jahncke gebeurde.
- Het handhaven van veroordeelde oorlogsmisdadigers
Het royement van Jahncke vanwege zijn principiële stellingname tegen het nationaalsocialisme werd in 1945 nog wranger toen het IOC géén maatregelen nam tegen enkele leden, die in de voorgaande jaren oorlogsmisdaden hadden gepleegd of hun eigen land hadden verraden door te collaboreren met de Duitse bezetters. Het betrof minstens zeven IOC-leden uit Italië, Frankrijk en Duitsland, allemaal in dienst voor de fascisten en nazi’s. Zo werd Francois Pietri in eigen land voor vijf jaar het staatsburgerschap van Frankrijk ontnomen voor zijn gedrag, waar landgenoot Marquis Melchior de Polignac berucht werd als één van de ergste collaborateurs uit de Tweede Wereldoorlog.
Het IOC daarentegen handhaafde deze oorlogsmisdadigers als volwaardig lid, ook al waren ze in eigen land veroordeeld. Zelfs na hun dood werden deze sportbestuurders geëerd voor hun olympische werk, zonder melding over hun gepleegde oorlogsmisdaden. Het IOC heeft dus meer respect voor fascisten dan voor antifascisten.
- Het zwijgen over het grootste olympische bloedbad in de geschiedenis
In aanloop naar de Olympische Spelen van 1968 in Mexico-Stad kwamen scholieren en studenten in opstand tegen Gustavo Díaz Ordaz, de president van het land. Deze onlusten begonnen op 19 juli en leken aanvankelijk een lokaal probleem, maar tijdens een demonstratie op 2 oktober 1968 werden honderden demonstraten doodgeschoten op enkele kilometers afstand van het Olympisch Dorp.
Juist vanwege de Olympische Spelen, die toen bijna begonnen, wilden de Mexicaanse autoriteiten dit protest breken, op wat voor manier dan ook. Voor het IOC waren deze gruwelijke gebeurtenissen geen reden om het sportevenement af te gelasten of uit te stellen. Integendeel, na een spoedbijeenkomst een dag erna prees Avery Brundage (hij weer) als IOC-voorzitter het gastland voor de geboden gastvrijheid. Hij zei niets over het bloedbad. Dit schandaal is daarmee niet alleen een dieptepunt voor de Mexicaanse geschiedenis, maar ook voor de olympische geschiedenis.
- De fascistische IOC-voorzitter
In 1980 benoemde het IOC Juan Antonio Samaranch tot voorzitter, het begin van een periode van 21 jaar. Tijdens de Spaanse Burgeroorlog eind jaren dertig koos hij de kant van de fascisten van generaal Franco gekozen. Daarna maakte hij carrière binnen dit dictatoriale systeem, onder meer als minister en Spaans ambassadeur.
Gedurende zijn periode als voorzitter werd een groot aantal dictators onderscheiden met de Gouden Olympische Orde, de hoogste in zijn soort. Het betrof onder meer Nicolae Ceaușescu uit Roemenië, Erich Honecker uit de DDR en Kenan Evren uit Turkije. Vladimir Poetin ontving de lauweren in 2001, die hem eerder dit jaar weer werden ontnomen. Aan het einde van zijn voorzitterschap kreeg Samaranch die orde zelf natuurlijk ook.
Nieuw onderzoek
Er zijn dus nog wel wat dossiers waar het IOC wel eens opnieuw naar mag kijken, vooral hun onderlinge samenhang. Als symbolische aftrap verdient Jahncke meteen eerherstel, waarna het onafhankelijke onderzoek kan beginnen. Gezien het huidige werktempo van 110 jaar zit het er alleen niet in dat dit nog voor 2046 gebeurt.