Echt nep: de kleuren van de olympische ringen verwijzen naar de continenten
Oktober is de Maand van de Geschiedenis met als thema Echt Nep. We kijken naar de olympische vlag.
Gedragen door de Nederlandse olympiërs in 1976, via NOC*NSF/Europeana
In 1920 werden de Olympische Spelen in Antwerpen gehouden, waarmee een einde werd gemaakt aan een afwezigheid van acht jaar. De editie van 1916 in Berlijn was afgelast vanwege de Eerste Wereldoorlog.
Tijdens de openingsceremonie in Antwerpen werd voor de eerste keer de olympische vlag getoond met vijf verstrengelde ringen in de kleuren blauw, zwart, rood, geel en groen, allemaal op een witte achtergrond. Dit symbool was ontworpen door Pierre de Coubertin zelf, de voorzitter van het IOC.
Deze vlag staat stijf van de symboliek. Het aantal van vijf ringen verwijst naar het aantal continenten: Afrika, Amerika (Noord en Zuid tezamen), Australië, Azië en Europa. De kleuren zelf symboliseren alle nationale vlaggen ter wereld, die zo werden samengevoegd. Minstens één van de zes kleuren, inclusief de witte achtergrond, kwam in 1920 namelijk voor in willekeurig welke vlag ter wereld. Nederland is met rood, wit en blauw met drie kleuren tegelijk vertegenwoordigd.
Zo zijn die ringen een ijzersterk symbool, want zowel de continenten als de landen worden op de olympische vlag tot een eenheid gesmeed – geniaal in eenvoud.
Het was geen toeval dat net in 1920 dit symbool voor eenheid en samensmelting werd gepresenteerd, omdat de wereld de jaren daarvoor letterlijk was verscheurd door de Eerste Wereldoorlog. De sport presenteerde de ringen daarom als een oproep voor een nieuwe eenheid. De olympische vlag is in feite het antwoord van de internationale sport op het grootste maatschappelijke probleem van die tijd.
De kleuren blauw, zwart, rood, geel en groen verwijzen dan weer niet naar de huidskleur van de bewoners op de continenten, waarbij bijvoorbeeld zwart zou staan voor Afrika en geel voor Azië. Want waar wonen dan de groene en blauwe mensen?