Echt nep: de Olympische Spelen hebben recht op de Nobelprijs voor de Vrede
Oktober is de Maand van de Geschiedenis met als thema Echt Nep. We kijken of de Olympische Spelen recht hebben op de Nobelprijs voor de Vrede.
Sport verbroedert. Sport bevordert de vrede. En toch heeft het Internationaal Olympisch Comité nog nooit de Nobelprijs voor de Vrede gekregen, al wordt het al bijna honderd jaar geprobeerd.
Bekroning
De eerste poging was in 1928. Het Noorse sportblad Idrättslief had toen het idee om het IOC met deze ereprijs te onderscheiden, na afloop van de Olympische Spelen in Amsterdam. ‘Het blad is van meening,’ aldus de Nieuwe Rotterdamsche Courant, ‘dat juist de Amsterdamsche Olympische Spelen bewezen hebben, dat de sport de volken tot elkaar brengt. De sport brengt de naties vaak gemakkelijker tot elkaar dan de diplomatie.’
Het Nobelcomité was het er niet mee eens en negeerde de voordracht.
In 1936 kwam het IOC zelf met het voorstel om Pierre de Coubertin voor te dragen, als oprichter van deze organisatie. De Coubertin was er op dat moment erg slecht aan toe, aldus een uitvoerig verhaal in Het Vaderland. ‘Te Garmisch-Partenkirchen heeft het Internationale Olympische Comité de zaak besproken en o.a. besloten een bedrag te zijner beschikking te stellen, waardoor de ergste zorgen verlicht konden worden.’
Verschillende landen ondersteunden de kandidatuur, ook het Nederlands Olympisch Comité. ‘Zou het niet een waardige en verdiende bekroning zijn van het werk van De Coubertin, indien aan hem die prijs werd toegekend?’ aldus voorzitter Schimmelpenninck van der Oye. Zelfs een algemeen pleidooi tijdens de opening van Berlijn 1936 mocht niet baten, mede omdat het IOC niet werd erkend als organisatie die met dergelijke voorstellen mocht komen. In september 1937 stierf de oprichter van het IOC.
In 1952 waren de Zomerspelen in Helsinki en de Winterspelen in Oslo, om de hoek van de vergaderzaal van de feestcommissie van de Nobelprijs. Daarom werd in 1953 opnieuw een poging gewaagd, op verzoek van Zweedse en Finse parlementariërs, ‘zulks op grond van de zending welke het I.O.C. vervult in het belang van de toenadering tussen de volken.’
Ook dit keer kreeg het verzoek geen gehoor, net als in 1956 toen het IOC wederom werd genoemd. Dat jaar werd er zelfs helemaal geen prijs uitgereikt, omdat niemand ‘zich zodanig verdienstelijk heeft gemaakt voor de bevordering van de vrede, dat hem de hoge eer waardig gekeurd kon worden’.
Liever niemand dan het IOC.
Olympische afgang
In de jaren tachtig herleefde de interesse voor de Nobelprijs. Het was het tijdperk van voorzitter Juan Antonio Samaranch, voormalig minister in het dictatoriale en fascistische Spanje van generaal Franco. Zo was er een voordracht in 1982, net als twee jaar later van de internationale gewichtheffederatie en de internationale federatie van het amateurboksen. ‘Volgens beide federaties levert het lOC onder president Samaranch een grote bijdrage aan de wereldvrede door het stimuleren en organiseren van internationale sportuitwissellngen, en het stimuleren van de sportbeoefening in 157 landen.’
In 1986 stond het IOC in dezelfde rij als Nelson Mandela, maar beide haalden het niet. Anton Geesink deed in 1988 een oproep, als IOC-lid in De Telegraaf: ‘Samaranch verdient geen gouden medaille, maar niets minder dan de Nobelprijs voor de Vrede.’ Het Joegoslavische ministerie voor Sport deed enkele maanden na Geesink een vergeefse poging.
In 1993 werd het pijnlijk toen het IOC zichzelf opdrong vanwege het naderende eeuwfeest, opgericht in 1894. Een reclamebureau werd ingehuurd om die Nobelprijs even te regelen. Het liep uit op een regelrechte afgang, want geheel tegen de protocollen in werd de aanvraag vóóraf al publiekelijk afgeschoten.
Hanna Kvanmo van het Nobelcomité kwam niet meer bij van het lachen toen zij van de actie van het IOC hoorde en ook collega Odvar Nordli wist niet wat hij meemaakte: “Natuurlijk worden er voor andere kandidaten eveneens campagnes gevoerd, maar om daarvoor een reclamebureau in te schakelen, is volledig nieuw. Nogal heftig naar mijn smaak.”
Wél is er ooit een olympisch medaillewinnaar onderscheiden. Philip Noel-Baker kreeg in 1959 de Nobelprijs voor de Vrede. In 1920 won hij zilver op de Olympische Spelen in Antwerpen.
FIFA
De FIFA aast ook al lange tijd op een Nobelprijs. In 1956 werd de voormalige voorzitter Jules Rimet voorgedragen, maar die stierf tijdens de beraadslagingen van het comité. De voetbalwereld probeerde het in 1989 opnieuw met de voordracht van FIFA-voorzitter Joao Havelange. De Noorse voetbalbond bracht deze kandidatuur over na een initiatief van Heinrich Rothlisberger, voorzitter van de Zwitserse voetbalbond. Tevergeefs, net als een volgende poging in 1994.
Vladimir Poetin zei in 2015 dat Sepp Blatter als toenmalig voorzitter de onderscheiding verdiende, nota bene een dag voordat de ethische commissie van de FIFA zijn verhoren begon die zouden leiden tot de schorsing van de Zwitser. Poetin liet zo ongetwijfeld zijn waardering blijken voor het toekennen van het WK voetbal van 2018 aan zijn land.
De relatie tussen de FIFA en het centrum van de Nobelprijs voor de Vrede in Oslo is sinds 2015 zelfs zo slecht dat het partnership met de FIFA eenzijdig werd stopgezet vanwege de aanhoudende schandalen.
Zo is de sport in 2024 wederom niet onderscheiden. Het Nobelcomité heeft vandaag dus weer eens laten zien dat het echt nep is dat de Olympische Spelen recht hebben op de Nobelprijs voor de Vrede.