Een ooggetuigenverslag van de eerste openingsceremonie in de geschiedenis van de Olympische Spelen
Op 22 april 1906 was er voor de eerste keer een openingsceremonie op de Olympische Spelen. Het was alleen niet op de Olympische Spelen zélf.
Foto Sportimonium via Europeana
Officieel was de eerste openingsceremonie op de Olympische Spelen van 1908 in Londen. Er is echter een nuance.
Twee jaar eerder waren in Athene namelijk de zogenaamde Interim-Spelen of Tussen-Spelen. Hierover is al jaren een sporthistorisch debat. Het IOC erkent dit evenement inmiddels niet meer als olympisch, alhoewel het op het moment zelf wél een grote waarde had voor deze organisatie als reddingsboei in moeilijke tijden.
De Olympische Spelen van 1900 in Parijs en van 1904 in St. Louis waren zo slecht georganiseerd dat toen al het einde van het IOC nabij leek – acht jaar ná de eerste moderne Olympische Spelen. Dankzij de Interim Spelen van 1906 in Athene werd dit echter voorkomen, omdat die een groot succes waren.
Olympischer dan de Olympische Spelen
Aanvankelijk was het de bedoeling geweest deze Interim-Spelen elke vier jaar te houden in Athene, maar het bleef bij die ene keer. De sporthistorici Ian Buchanan en Bill Mallon benadrukten in 1995 in het boek Historical dictionary of the Olympic Movement de grote waarde hiervan. ‘Ze zijn de redding geweest van de olympische gedachte,’ schreven ze. ‘Hier werd de openingsceremonie geïntroduceerd, met de landenteams en de vlaggendragers.’
Hun conclusie was duidelijk: ‘De Interim Spelen waren olympischer dan de Spelen van 1900 en 1904.’ Het IOC weigert alleen hierin mee te gaan, en houdt de Interim-Spelen van 1906 buiten de officiële olympische geschiedschrijving.
En dat terwijl de openingsceremonie met vlagvertoon, waar in onze tijd miljarden mensen naar kijken, in 1906 dus werd geïntroduceerd. Op 24 april 1906 stond hierover een klein artikeltje in Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië: ‘De koning van Griekenland, vergezeld door den koning en de koningin van Engeland, den Prins en de Prinses van Wales, heeft te Athene de Olympische spelen geopend. De optocht van 900 athleten bood een schoon en treffend schouwspel aan. Koning Edward is door den koning van Griekenland verheven tot Admiraal van de Grieksche vloot.’
Athene viert feest
Het Algemeen Handelsblad was een week later lyrisch in zijn uitgebreide verslag: ‘Waarlijk, heel Athene viert feest.’ Uiterst gedetailleerd gaf de verslaggever hierin weer wat er allemaal gebeurde in Griekenland.
‘Heel het volk leeft mee. Men heeft hier voor dit klassieke sportfeest alle hens aan dek geroepen. De koning vooraan, die zijn gast koning Edward — wat begint die al zwakjes ter been te worden! — en zijn ganschen hofstoet overal meetrekt; de sympathieke kroonprins, die het eere-lidmaaischap van het feestcomité heeft aanvaard; de hoogleeraren der Atheensche universiteit, de officieren van alle rangen, manschappen van alle regimenten, geneesheeren, staatsambtenaren, de haute volée, de bezittende klasse – de adel is in Griekenland afgeschaft – diplomaten, allen, ook de schoenpoetsers, gaan thans op in de Olympische spelen; alles stroomt vaar het Stadion.
De negen Nederlandsche officieren, de vier civiele schermers, die hen met den journalist uit het vaderland deze brieven neerschrijft, aan het station opwachtten, en later de drie Nederlandsche tennisspelers Beukema, Scheurleer en G. Kessler, zijn door het comité voor de olympische spelen Zaterdagochtend met groote hartelijkheid ontvangen. Door de goede zorgen van den heer Ruyter, secretaris van den Griekschen consul te Amsterdam, liepen de Nederlanders vooraan in dezen internationalen stoet.
De muziekkorpsen deden hun uiterste best, en de Atheners, langs de hoofdwegen in drommen opgesteld, klapten in de handen, ook uit de hoogste vensters, dat het een aard had. Maar deze optocht der deelnemers, hoe treffend ook, was eigenlijk niets bij de plechtige opening, die gisteren in het Stadion plaats had.
Het huidige Stadion, dat thans voor de tweede maal de eer heeft, in zijn geweldige ruimte zooveel goede en vaak eerste sportkrachten der geheele aarde vereenigd te zien, is herbouwd, volgens het model van het antieke Stadion van Lycurgus (329 v. Chr.) dank zij der mildheid van een Griek uit Alexandrië, Georges Averoff.
Welk gedenkteeken deze vaderlandslievende Griek ook voor zijn eigen onsterfelijkheid heeft opgericht, dat heb ik, te midden van een vijftigduizend toeschouwers op de marmeren trappen en met zekeren evenvelen op de bergen in de onmiddellijke nabijheid, gisteren kunnen bewonderen. En zoo een pen onmachtig is tot het weergeven van indrukken, die alleen het oog in hun volle heerlijkheid kan opnemen, dan was zij het zeker ter beschrijving van dezen eersten feestdag in een zoo zeldzaam-schoone en overweldigend-grootsche omgeving.
Wilt ge u van vorm en omvang van deze uit marmer en blank bergsteen opgetrokken arena eenig denkbeeld vormen, dan moet ge u denken de zaal van Carré aan den Amstel, met den warmen Oosterschen hemel tot dak, twee-, driemaal zoo hoog de rangen, en twintig maal zoo lang, terwijl de rechte wand waarin het tooneel ligt, geheel verwijderd ligt, zoodat het stadium aan die zijde geheel open is.
En op die rangen, tot in de uiterste hoogten, alle plaatsen bezet door vrouwen en burgers, officieren en soldaten, in alle kleuren en uniformen; in het midden van de gesloten bocht, op marmeren zetels, de Koninginnen van Griekenland en Engeland, met hare echtgenooten, de Grieksche prinsen; daarachter de officieren van koning Edward’s jacht, dat te Piraeus voor anker ligt.
Midden in de arena de „turners” van bijna alle Europeesche nationaliteiten (Nederland behoorde hierbij tot de uitzonderingen) en vóór deze het comité met den wakkeren Griekschen hoogleeraar en oudminister Georges Streit aan het hoofd, naast den kroonprins, die als eere-voorzitter zijn koninklijken vader verzoekt de Olympische spelen van dit jaar geopend te verklaren, na een toespraak. Toen kon op ’s Konings wenk het spel beginnen.’
Aldus het Handelsblad in 1906 over de eerste officiële openingsceremonie met vlagvertoon bij de Olympische Spelen. Het IOC zou die Interim-Spelen eigenlijk gewoon eens moeten erkennen. Simpelweg omdat dit comité waarschijnlijk niet eens meer had bestáán als die er in 1906 niet waren geweest.