Een volk dat beweegt, bouwt aan zijn toekomst
De Olympische Spelen zijn vaak een bedreiging geweest voor de plaatselijke natuur. Er komen gelukkig steeds meer ideeën in de sport om dat te veranderen.
In 1982 plaatste de Volkskrant een verhaal over de nieuwe gevaren, die de wintersport bedreigden. “De skiër heeft er geen weet van hoe zijn sport het milieu bedreigt.”
Dankzij de welvaartstijging in de voorgaande jaren waren de Alpen veranderd van een populaire bestemming voor de zomervakantie in een populaire bestemming voor de wintersporten. ‘Nog maar vijftien jaar geleden richtte het berggebied zich voor zeventig percent op de zomertoerist en voor dertig percent op de wintersporter. Die verhouding is in korte tijd omgekeerd.’
Dat had schadelijke consequenties voor het plaatselijke landschap, meende de Nederlandse Milieugroep Alpen, die toen net was opgericht. Rotspartijen werden met dynamiet opgeblazen, bossen gekapt en plantengroei platgewalst. In de omgeving van Grenoble, waar in 1968 de Winterspelen waren, kregen lawines zo vrij spel, waar ze eerder amper voorkwamen. Hierbij waren al meer dan honderd doden gevallen.
Deze eerste kritiek richtte zich vooral op het toerisme, maar al snel daarna kwamen de sportevenementen in beeld. In Oostenrijk bijvoorbeeld werd tussen 1964 en 1975 tienduizend hectare bos gekapt voor skipistes, onder meer voor de aanleg van olympische pistes in Axamer Linzum. Die oppervlakte is te vergelijken met de helft van de gemeente Amsterdam in 2023.
Internationale sportevenementen werden daarmee een bedreiging van hun eigen omgeving. Het is er sindsdien alleen maar erger op geworden.
Kunstsneeuw
Eén van die ecologische bedreigingen is het gebruik van kunstsneeuw, dat schadelijk is voor het plaatselijke milieu. Tijdens de Winterspelen van 1932 bestond er weliswaar nog geen kunstsneeuw, maar na grote tekorten werden vanuit nabijgelegen gebieden de tekorten aangevuld met vrachtauto’s. De politie legde deze sneeuwtransporten alleen heel snel weer stil, omdat douanebeambten hadden ontdekt dat hieronder flessen whisky waren verstopt als smokkelwaar!
De organisatoren van de Winterspelen van 1988 in Calgary kozen Mount Allan uit voor de ski-onderdelen, waar geen goede voorzieningen waren. Hele stukken van deze berg werden daarvoor opgeblazen met dynamiet. Verder werd er kunstsneeuw ingezet, waarmee de milieuschade nog groter werd.
Biologen en natuurbeschermers begonnen hierop een onderzoek naar de eventuele gevolgen, onder meer met inspecties vanuit vliegtuigen. Op 6 juni 1988 stortte een toestel neer met piloot Ken Wolff en bioloog Orval Pall, waarna twéé reddingsoperaties ook nog crashten. In totaal vielen er dertien doden, maar de Winterspelen gingen door.
Duurzaamheid
In 1994 voegde het IOC de duurzaamheid toe als één van de hoofdthema’s van de Olympische Spelen, naast sport en cultuur. Volgens het Olympic Charter moet er aandacht zijn voor een positieve nalatenschap van de Spelen. Verder moet er een verantwoorde omgang komen met milieuzaken en duurzame ontwikkeling in de sport. Sinds 1995 is hiervoor het adviesorgaan Sustainablity and Legacy Commission.
Zo is er dus al zo’n dertig jaar aandacht voor dit onderwerp, maar de ontwikkelingen verlopen moeizaam. Eén van de grootste problemen bij de organisatoren van grote sportevenementen is dat ze na afloop achterblijven met stadions, die ze bijna nergens meer voor kunnen gebruiken. Enkele jaren later dwingen die objecten het gastland dan voor onverwachte kosten voor onderhoud, renovatie of sloop. Bij de Winterspelen zijn deze problemen nog groter, omdat er wordt gebouwd in kwetsbare natuurgebieden.
Het is een enorme verspilling van materiaal, waarmee vooral het WK voetbal en de Olympische Spelen vaak worden geconfronteerd. Juist in onze tijd van toenemend schaarste en discussies over hergebruik is dat één van de zwakke punten van de internationale sport.
Toch zijn er in de afgelopen decennia veel nieuwe ontwikkelingen in de stadionbouw, ook in Nederland. In 2008 bijvoorbeeld presenteerden de Amsterdamse architecten Tom Bergevoet en Maarten van Tuijl een innovatief plan voor een herbruikbaar stadion, waarbij een bouwwerk wordt gemaakt met allemaal losse onderdelen, als een gigantisch Lego.
Het Olympisch Stadion werd hiervoor als voorbeeld genomen, sinds 1928 in gebruik en beschermd met de monumentenstatus. “Architectuur is in de ogen van de meeste mensen statisch en bedoeld voor de eeuwigheid,” aldus Bergevoet. “Met name in de crisistijd zijn we druk geweest met onderzoek naar tijd en bouwen, en opdrachten voor tijdelijke bouwwerken.”
Het duo ontwikkelde losse tribuneonderdelen, die tijdens grote evenementen aan het stadion worden bevestigd, waardoor er tijdelijk veel meer toeschouwers plaats kunnen nemen. Indien nodig zou de capaciteit kunnen worden verdubbeld. Na afloop wordt alles weer verwijderd en keert het stadion terug in zijn oude gedaante. De tribuneonderdelen worden opgeslagen totdat ze ergens anders worden ingezet.
Wetten en voorschriften
De stadions van de toekomst zullen steeds meer volgens duurzame principes worden gebouwd, al was het maar omdat nieuwe wetgeving dat simpelweg oplegt. Er mag niet zomaar een hele berg zwerfafval in de plaatselijke rivier belanden. Er zijn geluids- en milieueisen. Dit juridische raamwerk verandert permanent, met nieuwe eisen en voorschriften.
Los daarvan heeft de sport vooral in de afgelopen 25 jaar veel creatieve innovaties toegepast. Er kan tenslotte ook vooruit worden gelopen op de wetgeving. Nieuwe coalities zorgen daarbij voor nieuwe mogelijkheden.
De Zevenheuvelenloop uit Nijmegen is hierbij al tientallen jaren koploper. In 1992 werden afspraken gemaakt met de NS voor goedkopere treinkaarten voor de deelnemers. De route werd zelfs verplaatst zodat start en finish nu dichter bij het treinstation liggen. Mensen die toch met de auto komen, betalen vijf euro méér. Die toeslag wordt in de eigen regio in duurzame projecten geïnvesteerd. Ook een opvallende maatregel is dat deelnemers korting krijgen als ze afzien van een medaille. Dat scheelt weer grondstoffen voor de productie.
De NN Marathon Rotterdam begon een samenwerking met de NS en het Rotterdamse vervoersbedrijf RET, waarbij deelnemers en supporters met korting reizen. De deelnemers komen elkaar zo in de trein al tegen, waar ze met elkaar in gesprek raken over trainingen en streeftijden. Via de metro kunnen vooral de supporters zich snel door de stad verplaatsen om zoveel mogelijk aanmoedigingen te geven langs de route.
Natuurinclusief
Sport en natuur moeten elkaar zoveel mogelijk versterken, wat inmiddels bekend staat natuurinclusief. De motorsportvereniging TCD Hummelo in de Achterhoek zoekt zo naar een nieuwe organisatievorm. ‘De wereld verandert,’ merkt de club zelf op. ‘De druk op de motorsport neemt toe, terwijl het draagvlak afneemt. Vooral met betrekking tot uitstoot en geluid krijgen critici steeds meer voet aan de grond.’
In 2008 begon de club met actief natuuronderhoud van haar accommodatie op De Heksenplas. Tijdens een symposium over biodiversiteit in 2016 bleek zelfs dat zulke plekken een goede leefomgeving zijn als hier actief aan wordt gewerkt. De resultaten zijn sindsdien zo succesvol dat de club twee milieuprijzen heeft gewonnen. Deze milieuvriendelijke motorclub trekt inmiddels internationale belangstelling als een goed voorbeeld van natuurinclusief sporten.
Een volk dat beweegt
Duurzaamheidsmaatregelen zorgen daarmee voor innovatie en een versterkte sociale cohesie. Fundamenteel is dat de sportorganisaties hierbij opgaan in een groter maatschappelijk netwerk, waardoor die nieuwe mogelijkheden ontstaan.
Dat netwerkdenken is essentieel voor de toekomstige ontwikkelingen, waarbij we elkaar steeds meer nodig zullen hebben. Zo kunnen er praktische oplossingen worden bedacht voor nieuwe problemen, die worden gerealiseerd in onderlinge samenhang tussen sport en maatschappij, waarbij verschillende vormen van kennis elkaar kunnen versterken.
Zulke ambities zijn nodig bij de aanleg van innovatieve stadions en andere locaties voor recreatie. Als voorbeeld kunnen we de Afsluitdijk gebruiken, die honderd jaar geleden werd gebouwd als antwoord op de permanente dreiging van het water, vooral na de grote overstromingen van 1916 in het Zuiderzeegebied. Alle kennis en ervaring kwam hierin samen, onder het motto Een volk dat leeft, bouwt aan zijn toekomst.
In onze tijd hebben we andere bedreigingen, zoals het klimaat en de bewegingsarmoede van de bevolking. Waarom beginnen we dan niet aan een nieuw project, met dezelfde ambities als een eeuw geleden bij de Afsluitdijk? Met als motto Een volk dat beweegt, bouwt aan zijn toekomst.