NieuwOlympische Spelen

Het Internationaal Olympisch Comité werd 130 jaar geleden opgericht in de stad waar dit jaar ook de Olympische Spelen zijn

Op 23 juni 1894 was de oprichting van het Internationaal Olympisch Comité. Niemand kon toen weten dat dit zou uitgroeien tot één van de grootste organisaties ter wereld. 

Het IOC in 1894. Foto uit het publieke domein via Wikicommons

Parijs bereidt zich voor op de Olympische Spelen van deze zomer. In die stad komen veel historische verhalen bij elkaar. Zelden was de sportgeschiedenis zo actueel.

Parijs 1894

Om te beginnen heeft het Internationaal Olympisch Comité een mooi jubileum, want dat bestaat precies 130 jaar. De oprichting was op 23 juni 1894 in – jawel – Parijs onder leiding van Pierre de Coubertin, de geestelijk vader van de moderne olympische beweging. En óók De Coubertin kwam uit Parijs. Van Parijs naar Parijs.

Die olympische beweging stelde bij de oprichting helemaal niets voor. Precies 130 jaar geleden pasten alle IOC-leden makkelijk op één foto, zónder een Nederlandse vertegenwoordiger. Ze waren allemaal afkomstig uit de hoogte adellijke en militaire kringen.

In 2024 is de olympische sport één van de grootste culturele verschijnselen ter wereld. De hele wereld kent nu het symbool van de vijf olympische ringen. Wat precies 130 jaar geleden heel klein in Parijs is begonnen, is nu een mondiale gebeurtenis.

Parijs 1900

Het IOC was bij de oprichting nog zo zwak dat het niet eens zelfstandig de Olympische Spelen kon organiseren, maar daarvoor regelmatig de hulp moest inroepen van buitenaf. Zo waren de Spelen van 1900 in – jawel – Parijs, maar het IOC slaagde er alleen maar in om een paar atletiekwedstrijden te organiseren. Voor alle andere sportonderdelen vroeg het de hulp van de organisatie van de Wereldtentoonstelling, die dat jaar ook in Parijs was. Dat was voor het IOC heel handig, omdat het zo gebruik maakte van een grotere infrastructuur. De deelnemers zelf hadden ondertussen geen idee dat ze meededen aan de Olympische Spelen, omdat die officieel in actie waren gekomen op de zogenaamde Tentoonstellingswedstrijden.

De Nederlandse roeiers bijvoorbeeld spraken de hele tijd over ‘den grooten Tentoonstellings-wedstrijd’. Er werd verder geen woord gezegd over de Spelen, omdat niemand wist dat ze daarvoor waren uitgenodigd. Roelof Klein en François Brandt eindigden op de eerste plaats bij de twee met stuurman en werden daarmee olympisch kampioen, volgens de huidige statistieken althans. Brandt heeft echter tot aan zijn dood in 1949 gezegd dat hij de Tentoonstellingswedstrijd had gewonnen en werd daarmee de man die niet wist dat hij olympisch kampioen was.

Zo had niemand van het IOC eind negentiende eeuw het vermoeden dat zojuist de basis was gelegd voor één van de meest invloedrijke organisaties ter wereld. Niemand had kunnen voorzien dat de sport in de 21e eeuw zo groot zou zijn dat landen bereid zijn om er miljarden dollars in te investeren, al dan niet legaal en al dan niet met respect voor de mensenrechten. De sportwereld is inmiddels zelfs internationaler dan de grootste internationale organisaties. De Verenigde Naties tellen 193 landen, maar het IOC heeft er 205 – twaalf méér! De wereldvoetbalbond FIFA telt zelfs 211 aangesloten landen.

De Olympische Spelen in die begintijd waren dan ook absoluut niet te vergelijken met de mega-evenementen van nu. Stel dat we met een tijdmachine naar het Athene van 1896 konden reizen om met eigen ogen de eerste editie mee te maken. Zonder voorkennis zouden die tijdreizigers geen idee hebben waar ze waren. Er waren in Athene géén olympische ringen. Er was géén olympisch vuur. Er was géén fakkeltocht vanuit Olympia. De openings- en slotceremonie waren nog niet uitgevonden. Er deden geen vrouwen mee. Sporters deden individueel mee en niet namens hun land. Dat kwam allemaal pas later.

Even een vergelijking tussen de eerste en de laatste Olympische Spelen. In 1896 waren er in Athene ongeveer 250 atleten uit veertien landen, alleen maar mannen. In 2021 waren er 11.420 olympiërs in Tokio, afkomstig uit 206 landen. Alleen al het Nederlandse team van 2021 bestond uit méér sporters dan de complete Spelen van 1896.

Parijs 1919

De meest actuele geschiedenis van de komende sportzomer betreft de olympische emancipatie, omdat er in Parijs voor de eerste keer evenveel mannen als vrouwen meedoen aan de Spelen. Die emancipatie begon in 1919 in – jawel – Parijs.

Bij de eerste Olympische Spelen werd geen enkele vrouw toegelaten, hadden we bij de tijdreis al gezien. Ook in de jaren daarna werden zij zoveel mogelijk geweerd, omdat De Coubertin er niets van wilde weten. Alice Milliat kwam hiertegen in 1919 in opstand, als Franse pionier in de vrouwensport van begin vorige eeuw. Na de Eerste Wereldoorlog deed ze onder meer aan roeien, voetbal, basketbal en zwemmen – allemaal activiteiten waarvoor vrouwen toentertijd officieel waren uitgesloten. Ze deed het dan ook vooral op eigen gelegenheid, buiten de officiële sportwereld om.

Milliat vroeg in 1919 aan het IOC om vrouwen toe te laten tot de atletiekwedstrijden op de Olympische Spelen in – jawel – Parijs, maar De Coubertin weigerde. Ze haalde haar schouders even op en richtte in 1921 de eerste internationale vrouwensportbond op, de Fédération Sportive Féminine Internationale. Nog in datzelfde jaar organiseerde zij de eerste Vrouwen Olympiade met honderd deelnemers uit vijf landen. Een jaar later waren er al 300 vrouwen uit zeven landen. Nederland was er die eerste keer trouwens niet bij, omdat onze nationale sportcultuur van ruim honderd jaar geleden bijna nóg conservatiever was dan die van het IOC.

Toch waren die Vrouwen Olympiades zo succesvol dat het IOC alsnog aan Milliat vroeg of zij iets kon regelen voor de atletiekwedstrijden voor vrouwen op de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam – een primeur. Daarbij dachten de IOC-bestuurders dat ze de vrouwen eenmalig mee zouden laten doen om Milliat daarna stiekem te lozen, en met haar de hele vrouwensport. Dit plan mislukte, want de vrouwenatletiek was zo succesvol dat Amsterdam 1928 een doorbraak bleek. Milliat was ooggetuige van de sportieve revolutie, die ze zelf was begonnen. Ze speelde in Amsterdam een officiële rol als jurylid bij de atletiekwedstrijden, de enige vrouw aan een hele lange tafel met verder alleen mannen met snorren.

Ondanks deze doorbraak duurde het daarna nog heel lang voordat de vrouwensport internationaal werd aanvaard. Amsterdam 1928 was daarmee niet het begin van een sprint, maar het startpunt van een marathon zónder finish. Parijs 2024 is namelijk absoluut geen eindpunt van de olympische emancipatie, met een IOC dat zelf nog steeds grotendeels uit mannen bestaat, net als de sportjournalistiek en het trainersgilde.

Kijk maar naar de langetermijnontwikkeling in onderstaande grafiek. In de blauwe lijn zien we het aantal vrouwelijke deelnemers per Olympische Zomerspelen; de oranje lijn weerspiegelt de mannen.

Van 1928 tot 1960 steeg de blauwe lijn amper, omdat vrouwen alleen werden toegelaten tot de individuele sporten. Dat ging dus om kleine aantallen. In 1964 kwam de grote ommekeer met de introductie van het volleybal, de eerste olympische teamsport voor vrouwen. Dan gaat het natuurlijk opeens een stuk sneller met het aantal vrouwelijke deelnemers.

Het was geen toeval dat volleybal de eerste teamsport voor vrouwen was, omdat de deelnemers hierin worden gescheiden door een net. De sporters kunnen elkaar daarom tijdens de wedstrijd niet aanraken, wat wél gebeurt bij contactsporten als handbal, hockey of voetbal. Volgens het IOC-bestuur uit die tijd, natuurlijk alleen maar met mannen, was dat veel te vooruitstrevend. Het was pas in 1976 dat vrouwen voor de eerste keer aan contactsporten mee mochten doen op de Olympische Spelen, bij het handbal en basketbal. Dat is nog maar heel kort geleden, niet eens een halve eeuw! Het boksen onttrok zich tot 2012 het langste aan deze emancipatie.

De reden dat het aantal vrouwelijke deelnemers na 1990 zo snel is gestegen, net als de mannen, is omdat de Sovjet-Unie en Joegoslavië uit elkaar waren gevallen, waardoor er opeens zo’n twintig nieuwe landen waren ontstaan. En die stuurden ieder voor zich een volwaardig olympisch team, inclusief vrouwen. Het einde van het communisme heeft dus een directe invloed gehad op het aantal vrouwelijke olympiërs.

Parijs 1924

Precies honderd jaar geleden waren de Olympische Spelen voor de laatste keer in Parijs. Ook heel bijzonder, want nooit eerder organiseerde een stad dit sportevenement precies een eeuw later nog een keer. Athene heeft het weliswaar geprobeerd in 1996, maar tevergeefs. Berlijn overweegt een kandidatuur voor 2036, maar we moeten nog afwachten of dat lukt.

Er is komende zomer nóg een sportief eeuwfeest in Parijs. Tegenwoordig zijn we eraan gewend dat na afloop van de Olympische Spelen de Paralympische Spelen worden gehouden. Dit gehandicaptensportevenement bestaat sinds 1960 en is van onschatbare waarde geweest voor de emancipatie van mensen met een handicap, in die beginjaren vooral slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog.

Deze geschiedenis van sportieve emancipatie gaat verder terug dan 1960. Precies honderd jaar, om precies te zijn, met een begin in – jawel – Parijs. Na afloop van de Zomerspelen van 1924 werden daar voor de eerste keer de Internationale Doven Spelen gehouden, ook wel de Dooven Olympiade genoemd. Het markeert de begintijd van de dovensport, omdat er binnen de bestaande sportstructuren geen aandacht was voor slechthorenden. Dat hieraan behoefte was onder slechthorende sporters meldde de Nieuwe Rotterdamsche Courant al in 1922: ‘In bestaande sportvereenigingen kunnen zij niet opgenomen worden en bovendien zouden zij er niet op hun plaats zijn.’

Er was daarbij nogal wat maatschappelijke tegenstand te overwinnen, blijkt uit een zeer bot commentaar van Het Dagblad van Noord-Brabant: ‘Men mag zich in dezen tijd vol dwaasheden en gezoek naar excentriciteiten niet verbazen dat er hier en daar menschen zijn, die tot vreemdsoortige plannen komen, maar hoe men tot een internationale organisatie kan geraken om doove menschen aan sportspelen (tegen betaling toegankelijk natuurlijk) te zetten, is een raadsel, dat bij de vele, die men zich dagelijks stelt, kan gevoegd worden.  Sportspelen zijn voor de kerngezonde, valide, jonge menschen, maar niet voor hen, die misdeeld zijn.’

De dovensporters trokken zich er niets van aan. Dat gold ook voor de Nederlandse zwemster Heiny van der Heijden, die in 1904 doof werd geboren in Djokjarkata, Java. Als zesjarig meisje kwam ze naar Nederland voor een opleiding aan een Rotterdamse dovenschool. Haar ouders bleven in Nederlands-Indië en kregen één foto per jaar om te zien hoeveel hun dochter was gegroeid.

Heiny van der Heiden in het midden in 1924 in Parijs

Haar nazaten bezitten nog steeds een deelnemerskaart van Van der Heijden van 8 juni 1924 voor een nationale zwemwedstrijd voor doven, onder startnummer 15. Twee maanden later vertrok ze met de Nederlandse ploeg naar Parijs voor die eerste Dooven Olympiade, die werd gehouden van 10 tot en met 17 augustus. Van der Heijden won een gouden medaille – in onze tijd compleet vergeten. Alsof die prestatie niet historisch genoeg was, deed ze dat in een wedstrijd tegen vijf mannen. Ook de andere Nederlandse zwemmers presteerden bijzonder goed met in totaal drie keer goud, vijf keer zilver en één keer brons, genoeg om als eerste te eindigen in het landenklassement bij het zwemmen.

Behalve dit sportieve succes werd er dat jaar ook organisatorisch grote vooruitgang geboekt met de oprichting van een internationale bond voor de dovensport. Later dat jaar volgde de Nederlandsche Doovensportbond. Henk Nederlof was één van de initiatiefnemers, die in 1928 weer trouwde met Van der Heijden. Vier jaar later was Amsterdam gastheer van de Dooven Olympiade, ook meteen na de Olympische Spelen. Het sportevenement bestaat nog steeds, maar dan onder de naam Deaflympics.

De Paralympische Spelen van Parijs beginnen op 28 augustus, exact in dezelfde maand als honderd jaar eerder de eerste editie van de Internationale Doven Spelen.

Parijs 2024

Op 26 juli beginnen dan eindelijk die Zomerspelen, in het land waar het IOC 130 jaar geleden werd opgericht. Om een heel lang verhaal heel kort samen te vatten: we gaan deze zomer van Parijs 1894 naar Parijs 1900 naar Parijs 1919 naar Parijs 1924 naar Parijs 2024.

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -

Jurryt van de Vooren
https://sportgeschiedenis.nl
Specialist in sporterfgoed. Al meer dan 25 jaar de enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.