Het olympisch vuur is een heidens verkleedpartijtje
In 1936 werd voor de eerste keer het olympisch vuur ontstoken, wat niet door iedereen werd gewaardeerd.
Er is niets tegen vanuit Griekenland een estafette te organiseren naar Berlijn, waarbij een met “Olympisch vuur” aangestoken fakkel overgebracht wordt, maar de ceremonieën, die men er bij maakt en de overdreven beteekenis, die er aan toegekend wordt, zijn zonder meer heidensch.
De eerste keer dat het olympisch vuur werd ontstoken was in 1936 voor de Olympische Spelen in Berlijn. Net als nu is dat één grote verkleedpartij, waarbij volwassen mensen doen alsof ze in direct contact staan met de Griekse goden – een religie die toch al enkele duizenden jaren weinig volgers meer heeft. Al vanaf het begin werd hier daarom wat fronsend naar gekeken – vooral door christenen.
De Limburger Koerier bijvoorbeeld scheef hierover op 31 juli 1936 een polemisch artikel, waarmee het één van de eerste kritieken werd in de geschiedenis van deze fakkeltocht. Dat maakt het met terugwerkende kracht bijzonder interessant, want hoe waren de reacties bij het begin van deze traditie?
‘In Olympia verzamelden zich vele burgerlijke autoriteiten, als op een zomerschen dag het Olympische vuur ontstoken werd,’ opende de krant het betoog. ‘Twaalf jonge meisjes, gekleed als moesten ze in het bad, op geen stukken na zoo zedig als haar heidensche voorgangsters van weleer, knielden tusschen de ruïnes der heidensche godentempels rondom een spiegel, waarin zij een vonk van de zon vingen om daarmee het heilige [cursiveringen van de krant, redactie] vuur te ontsteken.
Zo gauw zij dit hadden, brachten zij het onder rhythmisch gezang en dans naar de resten van het Herculesaltaar en vandaar naar den uitgang van de ruïnes, waar de heilige vlam op een altaar werd neergezet en een vijftigtal ongeveer naakte jongelingen het omringden als een heilige wacht, die het straks in hun geestelooze ontdaanheid zullen verder dragen duizenden en duizenden kilometers ver!’
Na deze beeldende beschrijving werd de aanval geopend op ‘dat nageaapt heidendom’: ‘Een bisschop van de zich christelijk noemende Grieksch-orthodoxe kerk treedt in vol liturgisch gewaad naar voren en zegent het vuur, in naam van den eenen, waren God, die de vlam moge heiligen, uit een zonnestraal geboren.’
Hiermee werd de vinger op de merkwaardige tegenstelling van het olympisch vuur gelegd: een Grieks-orthodoxe priester verricht handelingen, die in tegenspraak zijn met zijn eigen religie, die tenslotte een andere god eert dan de oude Grieken.
‘Wie wordt er niet droef te moede,’ verzuchtte de Limburger Koerier daarom, ‘bij de steeds verdere afdwaling en de daardoor groeiende verwarring in de zielen in deze dwalende kerken. De eene afgrond roept den anderen op: wat moet het gewone volk nog van het christendom verstaan, als een zich op het christendom beroepende kerk zich op dergelijke wijze afgeeft en zoo goed als vereenzelvigt met het heidendom?’
Ook na afloop van de estafetteloop van 1936 hield deze kritiek aan. De Nieuwe Leidensche Courant bracht ook de Olympische Spelen in verband met het heidendom. ‘We doelen hier op de fakkel-estafette met het Olympisch vuur, overigens een heel aardige gedachte. Er is niets tegen vanuit Griekenland een estafette te organiseren naar Berlijn, waarbij een met “Olympisch vuur” aangestoken fakkel overgebracht wordt, maar de ceremonieën, die men er bij maakt en de overdreven beteekenis, die er aan toegekend wordt, zijn zonder meer heidensch.’
Al 76 jaar lang weerlegt het olympisch vuur echter moeiteloos alle kritiek, en is het uitgegroeid tot één van de beroemdste symbolen ter wereld. Dat het nog steeds een heidens verkleedpartijtje is, doet daarbij niet zo ter zake.