In het belang van de mensheid: de sportwetenschap
Wetenschap en sport ontmoetten elkaar tijdens de Olympische Spelen in Amsterdam. Het was een doorbraak, volgens sommigen zelfs één van de meest gewichtige gebeurtenissen van dat jaar.
De groeiende populariteit van de sport in de jaren na de Eerste Wereldoorlog zorgde voor een nieuwe academische stroming. ‘De adembenemende bloei waarin de lichaamsoefeningen zich sedert 1920 mogen verheugen,’ schreef Het Leeuwarder Nieuwsblad hierover in 1928, ‘was mede oorzaak dat de wetenschap, in het bijzonder de medische, de bakens verzette en deze volkszaak tot een studie-object maakte.’
Tot dat moment was er nog maar medische kennis over sport, hoogstens bij een pionier als de Duitse dokter Schmit. In 1906 onderzocht hij de harten van 500 deelnemers van een olympisch evenement in Athene, zowel voor als na een wedstrijd. Hieruit bleek dat een Amerikaanse sporter het beste hart had, waar de Duitsers, Fransen, Italianen en Grieken ondergemiddeld presteerden. Het is het oudste voorbeeld van wetenschappelijk onderzoek in de olympische beweging.
Instemming met het plan
In de jaren 20 bleek al snel dat meer medische inzichten van groot belang waren, onder meer voor het opzetten van deugdelijke sportkeuringen. Het idee ontstond daarom om tijdens de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam een Internationaal Congres voor Lichamelijke Opvoeding te houden, de eerste in zijn soort. ‘Vele medici zouden gaarne in het belang der menschheid en der sport in 1928 willen experimenteeren,’ aldus professor dr. Frits Buytendijk. ‘Van alle zijden wordt uit het buitenland instemming met het plan betuigd,’ aldus De Telegraaf.
Begin 1927 hielp zowel het IOC als het NOC mee aan de realisatie van een laboratorium, waar Buytendijk medisch onderzoek kon doen naar de deelnemers aan de Spelen in Amsterdam. Vanuit de hele wereld kreeg de professor medewerking, ‘betreffende de organisatie van de onderzoekingen en waarnemingen, de benoodigde instrumenten, de financieele zijde van de zaak, enz’. Maar liefst vijftig wetenschappers van naam werkten samen met Buytendijk. Een jaar na de Spelen werden de onderzoeksresultaten gebundeld in Ergebnisse der sportärtzlichen Untersuchungen bei den IX. Olympischen Spielen in Amsterdam 1928 – een doorbraak in het internationale sportmedische onderzoek.
Wetenschappelijk verbond
Dat gold ook voor het internationale wetenschappelijke congres van 2 en 3 augustus 1928, met als vanzelfsprekend een centrale rol voor Buytendijk. Om het grote belang te benadrukken werden de congresgangers in de Ridderzaal toegesproken door minister Slotemaker de Bruïne: “Uwe inzichten moeten nu doordringen in sportkringen, in de onderwijsinrichtingen, laag en hoog, in de huisgezinnen; en ik wensch u daarvoor van ganscher harte welslagen toe.” Hiermee maakte de minister een klein beetje goed dat de regering heel weinig had bijgedragen aan het congres – ‘beschamend’ volgens De Telegraaf.
Zo sloten de medische wereld en de olympische beweging een wetenschappelijk verbond tijdens de Olympische Spelen van 1928. ‘Het is niet uitgesloten,’ oordeelde De Leeuwarder Courant over de aanwezigheid van de internationale medici, ‘dat deze tot de gewichtigste der blijvende resultaten der Olympische Spelen zullen blijken te behooren.’ Het IOC was in ieder geval bijzonder tevreden, zei het een jaar later. Tijdens een bijeenkomst droeg het zijn voorzitter De Baillet-Latour op om ‘prof. Buytendijk geluk te wenschen met de uitnemende resultaten die bereikt zijn met het door hem geleide laboratorium in het Olympisch Stadion te Amsterdam’.