Nederland is het enige land ter wereld dat de statistieken van alle olympiërs en paralympiërs op orde heeft
Er zijn tot nu toe ongeveer 3500 Nederlandse sporters naar de Olympische Spelen geweest. Daarnaast kwamen er circa 800 in actie op de Paralympische Spelen. Al hun gegevens zijn bekend – een vliegende start voor het Rijksmuseum van de Sport.
De Nederlandse atleten op de Olympische Spelen van 1924
Nederland verkeert in een luxe positie, maar realiseert zich dat amper. Dankzij het harde werk van enkele personen zijn de statistieken van de olympiërs en de paralympiërs op orde.
Ton Bijkerk begon zijn onderzoek naar de Nederlandse deelnemers op de Olympische Spelen al in 1960, wat hij tot aan zijn overlijden in 2017 heeft volgehouden. Hij bundelde dit in het boek Olympisch Oranje, waarvan sinds 2004 enkele verschillende edities zijn verschenen.
Dit werk is inmiddels overgenomen door NOC*NSF. Zo hebben we de beschikking over de gegevens van alle Nederlandse olympiërs. Zelfs de namen van de olympiërs in 1900 (Parijs) en 1906 (Interim-Spelen van Athene) staan in dit bestand, waar toch nog wel wat discussie over is in sporthistorische kringen. Het IOC erkent namelijk niet alle onderdelen van 1900 als olympisch, en het evenement van 1906 zelfs helemaal niet.
In 2022 verscheen het boek Van Rome 1960 naar Tokio 2020 van Steven Snijders, Marianne Stikvoort en Irene Louwers-Schmidt. Hierin staan de gegevens van alle Nederlandse paralympiërs tot dat moment. De Vereniging van Nederlandse Paralympische Deelnemers heeft die bestanden waar nodig verbeterd en aangevuld. Zo hebben we dus ook de gegevens van alle Nederlandse paralympiërs, overigens nog niet online.
Dit is uniek, want geen enkel ander land heeft zowel de gegevens paraat van de olympiërs als de paralympiërs. Dat is ideaal voor het Rijksmuseum van de Sport, omdat dit heel veel mogelijkheden biedt.
Ik heb drie voorbeelden.
Koppelen
Om te beginnen moeten al die bestanden online beschikbaar worden gesteld via het systeem van Linked Open Data. Hierdoor wordt het mogelijk om ook de informatie over deze sporters bij erfgoedinstellingen te koppelen, waardoor er maar één zoekopdracht nodig is om dit allemaal te vinden. Dat kan gaan om Wikidata, net als foto’s of objecten bij musea en archieven, waar dan ook ter wereld. De kennis hiervoor is beschikbaar bij Netwerk Digitaal Erfgoed.
In het geval van bokser Ohran Delibas bijvoorbeeld, die in 1992 zilver won op de Olympische Spelen, worden zijn gegevens verbonden aan deze filmbeelden van RTV Arnhem. Bij Arie van Vliet, olympisch kampioen baanrennen in 1936, zien we in ieder geval deze elf filmpjes automatisch verschijnen, net als nog eens 56 foto’s in het publieke domein. NOC*NSF blijkt de complete prijzenkast van zwemster Truus Klapwijk in beheer te hebben, olympiër in 1924 en 1928.
En dan zijn er nog eens gegevens van zo’n 4300 sporters, waarmee een gigantisch kennisnetwerk kan worden opgebouwd.
De Nederlandse ploeg op de Paralympische Spelen van 1960 in Rome. Foto uit het publieke domein via Wikicommons
Geografisch ordenen
Als we die statistieken geografisch ordenen op geboorte-, verblijf- en sterfplaatsen zien we meteen welke regionale achtergrond die sporters hebben. De geschiedenis komt daarmee opeens heel dichtbij voor lokale onderzoekers, journalisten en erfgoedspecialisten. Die kunnen zo tot hun verrassing ontdekken dat de sportgeschiedenis letterlijk bij hun op straat ligt.
Hun verhalen, verslagen en exposities moeten ze dan natuurlijk wel weer koppelen aan het Rijksmuseum van de Sport, waarmee dat groeit als een boom met elke keer nieuwe jaarringen. Door die netwerkfunctie groeit de collectie.
Eerbetoon
Hoe beter de gegevens op orde zijn, hoe meer gelegenheid er is om die sporters een eerbetoon te geven. De grootste kampioenen kennen we vaak nog wel, maar dat geldt niet voor de meeste andere olympiërs.
En ook van de kampioenen kennen we vaak maar een beperkt aantal verhalen, die we via de digitale koppelingen kunnen aanvullen, verdiepen en – vooral – in een grotere historische en maatschappelijke context kunnen plaatsen.
De gehandicaptensporters zijn nog helemaal onbekend, want voor hun werk en leven is pas relatief kort belangstelling. Gerard van Opdorp, Arie Prins, Frits van Ommen en Rinus Hoogendoorn gingen in 1952 als eerste Nederlanders ooit naar de Stoke Mandeville Games, de voorloper van de Paralympische Spelen. Dit verhaal is nog onbekend, behalve op Sportgeschiedenis natuurlijk.
Er wordt zelfs al gewerkt aan zo’n eerbetoon, want vanaf dit jaar gaat NOC*NSF alle debutanten op de Olympische Spelen en Paralympische Spelen onderscheiden met een speciaal speldje. ‘Dit doen we om onze sporters te eren en waarderen en te laten voelen dat ze deel uitmaken van een historische lijn,’ zoals de organisatie zegt. Het is een idee van Pieter van den Hoogenband.
Dat gaat met terugwerkende kracht gebeuren, zodat al die gegevens van olympiërs en paralympiërs nodig zijn. Met het uitreiken van die speldjes zullen we in de komende jaren heel veel nieuwe en onbekende verhalen optekenen, die allemaal bewaard moeten worden in het Rijksmuseum van de Sport.
De onderscheidingen voor de olympiërs en paralympiërs
Vereisten
Die informatie moet niet zomaar ergens op een site worden gekwakt in de hoop dat er daarna spontaan iets mee gebeurt. Om te beginnen moet de sportwereld haar dank uitspreken voor mensen als Bijkerk, Snijders, Stikvoort en Louwers-Schmidt voor hun doorzettingsvermogen.
NOC*NSF moet daarnaast de verantwoordelijkheid nemen om die gegevens bij te houden, te beheren en aan te vullen. Dat betekent niet dat deze organisatie er zelf mensen voor vrij moet maken, want daarvoor heeft de afdeling communicatie en marketing waarschijnlijk geen tijd en expertise. Die extra taak is voor een team aan specialisten uit de sportwereld en de erfgoedsector.
Nog vier jaar
In 2028 is het honderd jaar na de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam. Het is een ideaal startpunt voor het Rijksmuseum van de Sport, onder meer met de gegevens van die duizenden sporters. In die vier jaar kunnen we die gebruiken als basis.
Nederland is het enige land ter wereld dat zijn olympische en paralympische administratie op orde heeft. Wat een luxe, zolang we er maar wel iets mee doen.