BalsportenNieuwOlympische SpelenZomerspelen

Nederlandse pers in 1928: lacrosse is geen sport voor zwakke knapen

Lacrosse was een demonstratiesport tijdens de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam. Het zorgde niet voor een doorbraak in Nederland.

Foto uit de collectie van NOC*NSF via Europeana

Door Micha Peters en Jurryt van de Vooren

Tijdens de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam was lacrosse een demonstratiesport. Het organiserende comité had namelijk het recht om zowel een nationale als een internationale sport toe te voegen aan het programma, waarbij korfbal werd aangewezen als de Nederlandse sport waar de rest van de wereld maar eens kennis mee moest maken. Tegen de afspraken in werd ook het kaatsen als tweede nationale sport deze Spelen in gerommeld, zodat er twee nationale demonstratiesporten waren.

Op het lijstje kanshebbers van internationale demonstratiesporten stonden onder meer lacrosse, basketbal en handbal. ‘Na veel beraadslagingen en afwegingen’, meldde het officiële rapport van Amsterdam 1928, ‘viel de keuze op lacrosse, dat was voorgesteld door het Canadese Olympische Comité.’

Aan de vooravond van deze demonstratiewedstrijden in het Olympisch Stadion benadrukte de Nieuwe Rotterdamsche Courant het historische karakter hiervan: ‘Een spel, dat, voor zoover wij weten, in Nederland nog nooit gespeeld, noch vertoond is, is lacrosse.’ De landen waarin die sport toen – en nu eigenlijk nog steeds – het meest werd beoefend, waren Canada, de Verenigde Staten en enkele universiteitssteden in Groot-Brittannië. De drie deelnemende teams van 1928 kwamen zodoende uit deze landen.

Zalm

De Canadese spelers stonden bekend als de ‘Salmonbellies’, omdat ze afkomstig waren van de oevers van de zalmrijke Fraser-rivier. ‘In Canada dragen de leden van het team dan ook een zalm op de borst,’ wist het Algemeen Handelsblad. Tijdens de Spelen werd dat echter vervangen door het esdoornblad en het woord “Canada”. Om de link met zalm niet helemaal te verliezen, namen de spelers deze vis in het blik mee vanuit het vaderland, ‘want de Canadezen schijnen zonder zalm niet fit te blijven.’ Om deze bijzonder band nog meer te benadrukken stond in het Handelsblad die dag ook nog een foto van drie ‘Salmonbellies’ tussen tientallen versgevangen zalmen.

Zo maakte Nederland dus kennis met lacrosse – óók de sportjournalisten die hiervan geen flauw benul hadden. Ze waren daarom erg blij met een informatief en geïllustreerd boekje over deze sport. ‘Het zijn bijzonder flinke boys,’ viel de verslaggever van Het Vaderland op toen hij de foto’s bestudeerde, ‘welke wel tegen een duwtje kunnen. Het lijkt ons trouwens een vrij forsch spel.’

De medewerker van Het Centrum wist eigenlijk niet wat hij ervan moest denken toen hij een wedstrijd tussen de Amerikanen en Canadezen zag. ‘Er ontstaan dikwijls verwoede gevechten, waarbij zoo vervaarlijk met de crosse [de stick, redactie] wordt gezwaaid, dat men zich er over verwondert, dat niemand gekwetst wordt. Lacrosse is dan ook geen spel voor zwakke knapen.’

Indianen

Dit had de verslaggever goed gezien, want sport heeft van oudsher een band met geweld en oorlog. Lacrosse vindt zijn oorsprong bij de Noord-Amerikaanse indianen, die verschillende benamingen voor de sport hadden: dehuntshigwa’es (mannen slaan een rond voorwerp), da-nah-wah’uwsdi (kleine oorlog) of Tewaarathon (klein broertje van de oorlog). De sport kreeg zijn huidige naam toen Fransen de indianen het spel zagen spelen. De naam is een verwijzing naar de kolf (la crosse), het slaghout dat tegenwoordig stick wordt genoemd.

Met lacrosse trainden de indianen de jonge mannen van de stam en bereidden hen voor op oorlogssituaties. Er werden ook conflicten tussen stammen mee uitgevochten. Het veld was dan ook groot (500 meter tot enkele kilometers lang) en het spel duurde soms wel 2 tot 3 dagen.

Het publiek in het Amsterdam van 1928 vond het volgens de NRC allemaal prachtig: ‘Het vermaakte zich buitengewoon en scheen in het bijzonder te genieten wanneer de spelers elkaar weinig zachtzinnig op het hoofd timmerden; zij schenen daar volkomen tegen bestand, ’t kon hun niet deren.’

In de jaren na deze Olympische Spelen braken basketbal en handbal definitief door in Nederland. Lacrosse zou dat moment echter nooit zou meemaken – tot nu dan tenminste. ‘Het komt ons voor,’ verzuchtte de medewerker van Het Centrum in 1928, ‘dat het beter is, lacrosse maar niet in Holland in te voeren. Dit wilde spel zou het lijstje sportongevallen maar verlengen.’

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -