Nederlandse turnvrouwen wonnen in 1928 olympisch goud
Epke Zonderland was in 2012 de eerste Nederlandse turner sinds 1928 met olympisch goud. De turndames wonnen toen in Amsterdam deze titel. Zij waren hiermee de eerste Nederlandse vrouwen, die zoiets presteerden.
De Nederlandse turnvrouwen van 1928 met coach Gerrit Kleerekoper. Foto’s digitaal ingekleurd, in dit geval met een merkwaardige vlek in het gezicht van Kleerekoper
Twintig turnsters betraden op 5 april 1928 een gymnastiekzaal, waar ze werden toegesproken door de secretaris van het Gewest Zuid-Holland van het Koninklijk Nederlandsch Gymnastiek Verbond. “Het wordt geen prettige avond, omdat er geturnd moet worden met de wetenschap dat een bepaald aantal moet afvallen.”
De bijeenkomst draaide om de naderende Olympische Spelen in Amsterdam, waarvoor Nederland een team van tien damesturnsters zocht. Die selectie was overigens geen idee van het KNGV, maar van de dames zelf, ‘omdat men gaarne wilde weten wie definitief aangewezen zou worden’.
De Nederlandse turnvrouwen in actie
Huppen met dijheffen
Een jury beoordeelde een groot aantal oefeningen voor een maximaal aantal punten van 360. Na de eerste indruk van houding, figuur en aanblik volgden onder meer huppen met dijheffen, kreits van voor naar achter met één been tot steun, de kippen tot spreidzit en knotsoefeningen.
De jury was niet bepaald tevreden: “Het toestelturnen behoeft nog zeer veel verbetering. Men is te spoedig voldaan over zichzelf, terwijl men toch de eer van ons land moet ophouden.” Daarom werden slechts vijf vrouwen geselecteerd en kwam er ‘ter completeering van de ploeg’ nog een tweede selectiemoment.
Eind mei was het proces afgerond: ‘Er zijn veertien dames gekozen, waarvan er vier eenige weken voor het groote gebeuren als reserves zullen worden aangewezen.’ Net als een maand eerder was er kritiek op het niveau van de turnsters: ‘Als men bedenkt, dat 360 punten het maximum is, dat behaald kan worden terwijl 268 ½ punt het fraaiste resultaat was, dan blijkt hieruit duidelijk, dat het turnen van de dames nog wel voor eenige verbetering vatbaar is.’
Gerrit Kleerekoper werd als coach aangesteld om hierin verbetering aan te brengen. Het belang was groot, want het was niet alleen de eer van het land waar het in 1928 om ging. Wat ook van belang was, was dat vrouwen in 1928 voor de eerste mee mochten doen aan olympisch turnen. Amsterdam kende daarmee dus een heuse primeur.
Geestdrift en gejuich
In de maanden dat Kleerekoper aan zijn team werkte, boekt hij gelukkig veel resultaat. Waar de Nederlandse mannen teleurstelden op de Spelen, haalden de vrouwen juist het maximale uit hun oefeningen.
Koningin Wilhelmina, prins Hendrik en prinses Juliana zaten speciaal voor deze wedstrijd op de eretribune. Voor de rest was het stadion helaas nagenoeg leeg, maar het weinige publiek dat er wél was ‘roert zich evenwel geweldig, waarvan een geweldige geestdrift en een telkens opstekend luidruchtig gejuich de gevolgen zijn’.
Na drie onderdelen – vrije oefeningen, toestel en springen – toonden de Nederlandse vrouwen zich het beste. De kritiek van enkele maanden daarvoor was daarmee natuurlijk verdwenen: ‘De Hollandsche turnsters werkten aan een lage, vervolgens aan hooge brug om met ringenzwaai te eindigen. Mooie oefenstof – niet te zwaar -, logisch samengesteld, keurig klassikaal uitgevoerd, prachtig van orde en leiding, in één woord subliem.’
De Telegraaf schreef zelfs een gedicht:
Turnsters van Holland, aanvaardt mijn hulde
Gij hebt ons landje keurig verrast
Voor U ging, wat niemand onzer verwachtte
De Hollandsche driekleur aan middelste mast.
De Haagse turnsters werden met veel vertoon binnengehaald in hun stad. Het stationsplein stond bomvol mensen toen de kampioenen met de trein arriveerden. ‘De dames werden met luid gejuich en hoera’s ontvangen.’ Hierop volgde een rondrit, die werd gadegeslagen door een enthousiaste massa. ‘Nog langen tijd is men gezellig bijeengebleven. Een strijkje zorgde voor muzikale afwisseling.’
Kleerekoper werd daarna een Bekende Nederlander met vanaf 1931 een eigen radioprogramma bij de VARA. Dagelijks zond hij gymnastieklessen uit, die duizenden Nederlanders in beweging brachten. “Luisteraars, staat u allen klaar?” Hij was hiermee de eerste, die de lichamelijke beweging via de Nederlandse radio naar de huiskamer bracht.
Concentratiekampen
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de Joodse turnsters van deze ploeg en coach Kleerekoper – ook Joods – afgevoerd en vermoord in de concentratiekampen. Pas in 1997 werd dit voor het grote publiek duidelijk bekend toen deze namen werden vermeld op de International Jewish Sports Hall of Fame.
Het gaat om de volgende sporters en familieleden:
- Estella Blits – Agsteribbe (1909 – 1943), met man en twee kinderen vermoord in Auschwitz
- Anna Dresden – Polak (1906 – 1943), met dochter vermoord in Sobibor, haar man sterft in Auschwitz
- Helena Kloot – Nordheim (1904 – 1943), met man en dochter vermoord in Sobibor
- Judik Themans – Simons (1904 – 1943), met twee kinderen vermoord in Sobibor
- Gerrit Kleerekoper (1897 – 1943), met vrouw en twee kinderen vermoord in Sobibor, coach
Van alle Joodse teamleden overleefde alleen Elka de Levie de oorlog. In 1979 overleed ze na een teruggetrokken leven.
In 2000 werd het Olympisch Stadion heropend na een grondige renovatie. Ali van den Bos was hierbij aanwezig als enige nog levende turnster van 1928. “Ik denk nog vaak aan die joodse meisjes en aan meneer Kleerekoper,”zei ze toen. “Dan vraag ik me af waarom ze zijn weggevoerd. Waarom moest dat nou? Wat zat daar voor drijfveer achter?” In 2003 is ze overleden, 101 jaar oud.
Op initiatief van het Olympisch Stadion en de Liberale Joodse Gemeente in Utrecht werden in 2010 gedenkstenen gelegd voor de voormalige woonhuizen van de turnsters en Kleerekoper.