Olympisch in 1936: zweefvliegen
Zweefvliegen is één keer onderdeel geweest van de Olympische Spelen – nota bene op de Nazi-Spelen van 1936 in Berlijn. Deze olympische discipline vond zijn oorsprong in de Eerste Wereldoorlog en zijn einde in de Tweede Wereldoorlog.
De ontwikkeling van het zweefvliegen kwam niet geheel toevallig precies in de jaren twintig in een stroomversnelling. De Duitsers waren de grote verliezers van de Eerste Wereldoorlog, en mochten daarom van de overwinnaars geen gemotoriseerde luchtmacht meer hebben. De oosterburen richtten hun pijlen daarom op vliegtuigjes zonder motor en ontwikkelden in rap tempo hoogwaardige zweefmodellen.
Kwam een zweefvliegtuigje begin jaren twintig niet verder dan een kleine twee kilometer, tien jaar later was die afstand al toegenomen tot ruim 270 kilometer. Nieuwe materialen en nauwkeurige bestudering van windstromen leverden de Duitsers hoogwaardige zweefmodellen op. Sport diende een nationaal belang.
In de loop van de jaren dertig werd zweefvliegen ook in andere landen steeds populairder. Met de Olympische Spelen van 1936 in eigen land in aantocht grepen de Duitsers hun kans. Zo staat in Het Vaderland van 15 juni 1936: ‘Het programma der Olympische Spelen bevat zoals bekend een tweetal sportwedstrijden, waarvan de ene het min of meer nationale karakter draagt van het land dat als gastheer optreedt, terwijl de andere een meer internationalen tak van sport vertegenwoordigt. Als nationale sportwedstrijd is reeds enigen tijd geleden het zweefvliegen gekozen. In de laatste vergadering is als sportwedstrijd met meer internationalen inslag het baseball aangewezen.’
Dodelijk ongeluk
Het zweefvliegen op de Spelen van Berlijn was overigens niet competitief van aard. Vliegers uit Bulgarije, Hongarije, Italië, Joegoslavië, Zwitserland, Oostenrijk en natuurlijk het gastland Duitsland hielden alleen demonstraties. Toch ontving de Zwitserse zweefvlieger Hermann Schreiber een echte gouden medaille, maar dat was omdat het hem een jaar eerder was gelukt om de Alpen in een zweefvliegtuig over te steken. Het IOC beschouwde dat als een olympische prestatie, die met goud diende te worden beloond.
Een veel minder heugelijke gebeurtenis was het ongeluk van de Oostenrijkse zweefvlieger Ignaz Stiefsohn. Tijdens zijn demonstratie overbelastte hij zijn vliegtuig, waardoor een van de vleugels afbrak. Het vliegtuig werd onbestuurbaar, Stiefsohn stortte neer en overleed ter plekke. De Duitse luchtmacht betoonde de laatste eer aan hun verongelukte collega door zijn stoffelijk overschot naar Oostenrijk te vliegen.
Nederland
Het zweefvliegen is in Nederland nooit echt groot geworden. Tijdens de crisis van de jaren dertig had de armlastige Nederlandse overheid dan ook weinig zin om in de sport te investeren. Helaas gebeurden er in ons land in die periode regelmatig ernstige ongelukken bij het zweefvliegen, de kranten stonden er vol mee.
Het ging dan vaak om (beginnende) amateurs, maar op 17 januari 1937 stortte er een zweefvliegtuig neer met aan boord twee ervaren piloten. De Nieuwe Tilburgse Courant schreef: ‘Zaterdagmiddag omstreeks half vier heeft in de omgeving van Nootdorp een vliegongeluk plaats gehad, waarbij een der inzittenden om het leven gekomen is, terwijl de ander er met een gebroken been afkwam. Inzittenden waren de heeren J. K. Hoekstra en P. Bosch, beiden uit Amsterdam en instructeur van het Nederlandsen Instituut voor zweefvliegen.’
Het zweefvliegtuig was door een technisch mankement onbestuurbaar geworden. ‘Het toestel viel neer en werd geheel vernield. De heer Hoekstra is een bekend deskundige op het gebied van zweefvliegen. Op zijn naam staat het Nederlandsch record voor den langsten afstand dat hij op 22 Augustus 1936 bracht op 120 K.M., en het record voor de grootste hoogte sinds hij op dezelfde datum 900 meter bereikte.’
Het olympische zweefvliegen was uiteindelijk geen lang leven beschoren. Op een vergadering van het I.O.C. in Cairo in 1938 werd besloten dat de sport een zogenaamde facultatieve sport zou worden op de eerstvolgende Spelen in Helsinki. Dit hield in dat een organiserende land zelf mocht bepalen of het de sport op het olympische programma wilde zetten.
Waar de Eerste Wereldoorlog de kiem legde voor het zweefvliegen, maakte de Tweede Wereldoorlog er een eind aan. Eind 1939 brak de Fins-Russische Winteroorlog uit, waardoor die Spelen van 1940 niet doorgingen, net als het olympische zweefvliegen. Na de Tweede Wereldoorlog keerde de sport nooit meer terug op het programma.