Ook Friesland leverde een bijdrage aan de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam
Op 10 juni 1928 was er in Amsterdam een olympische demonstratiewedstrijd in het kaatsen. De Friese deelnemers stapten na een paar regendruppels van het veld, tot verbazing van de aanwezige journalisten.
De olympische kaatsdemonstratie van 10 juni 1928. Foto uit de collectie NOC*NSF via Europeana
Op 17 mei 1928 werd het Olympisch Stadion in Amsterdam officieel in gebruik genomen met een hockeywedstrijd tussen Nederland en Frankrijk. Hiermee waren de Olympische Spelen begonnen, die tot en met 12 augustus duurden.
Friesland heeft ook een grote bijdrage geleverd aan deze Olympische Spelen, want vanuit deze provincie kwam veel steun voor een nationale inzamelingsactie om geld op te halen voor dit evenement. Dat was nodig omdat de Tweede Kamer in mei 1925 een regeringsvoorstel had afgewezen voor subsidie, vooral omdat ultraconservatie christelijke politici de Olympische Spelen zagen als een heidens evenement. Nederland dreigde zo de organisatie terug te moeten geven aan het Internationaal Olympisch Comité, maar aan deze afgang weigerde het liberale en progressieve deel van ons land mee te werken en besloot daarom zelf het geld op te halen. Er moest snel worden gehandeld, want er waren maar tien dagen voordat het IOC zich erover zou spreken. De eerste stemmen daar gingen al op om de Spelen van 1928 aan Duitsland te geven, dus er was heel veel haast.
Een golf van actiebereidheid spoelde door het land en zo ook door Friesland. De Provinciale Friesche Vereeniging van Vreemdelingenverkeer sloot zich meteen aan. De Kamer van Koophandel voor Friesland hield vanwege deze actie zelfs voor de eerste keer in haar geschiedenis een spoedzitting om erachter te komen dat de meningen bijzonder verdeeld waren. De ene bestuurder roemde ‘het groote verband tusschen de lichamelijke opvoeding en het belang van handel en industrie’. De ander waarschuwde juist tegen overdrijving, ‘waarvan hij voorbeelden in de pers had gelezen’. Na een harde discussie werd er toch duizend gulden overgemaakt.
Door het hele land sloten zich ook burgemeesters aan om hun eigen bevolking in beweging te krijgen voor de Olympische Spelen. In Harlingen deed burgemeester Nicolaas Simonsz dat en werd zo erevoorzitter van het Comité voor Actie voor de Olympische Spelen in 1928.
De Friese sport zelf had het ondertussen erg druk. De IJsclub van Leeuwarden bijvoorbeeld gaf honderd gulden. Tijdens een zeilwedstrijd op het Snekermeer werd 27 gulden verzameld. Een spontane inzameling tijdens een sportdemonstratie in Sneek leverde weer ruim zestig gulden op. De plaatselijke sporters haalden ook nog eens huis-aan-huis op tot een eindbedrag van bijna 250 gulden.
In deze bijzondere dynamiek werd binnen twee weken in heel Nederland anderhalf miljoen gulden opgehaald – nu vergelijkbaar met bijna twaalf miljoen euro. Dat was meer dan voldoende, want met dit geld werd niet alleen het Olympisch Stadion gebouwd, maar ook twee tijdelijke hallen en het zwemstadion met een capaciteit van 6.000 toeschouwers. De overwinning van de voorstanders van de Spelen van 1928 op de christelijke critici was compleet – óók in Friesland.
Olympisch kaatsen
Er stond op die Olympische Spelen zelfs een kaatswedstrijd op het programma, als één van de drie demonstratiesporten. Eigenlijk waren er maar twee toegestaan – één internationale sport en één Nederlandse sport – maar het kaatsen werd er gewoon tussen gerommeld.
Als buitenlandse demonstratiesport waren verzoeken ingediend voor basketbal, lacrosse, handbal en pelote basque, een balspel dat lijkt op kaatsen. ‘Na veel beraadslagingen en afwegingen’, meldde het officiële rapport van Amsterdam 1928, ‘viel de keuze op lacrosse, dat was voorgesteld door het Canadese Olympische Comité.’
Bij de binnenlandse sporten ging het om kaatsen en korfbal. De Kaatsbond vond het belangrijk dat dit gebeurde, zo verklaarde de 31ealgemene jaarvergadering plechtig op 17 april 1927: ‘Sportief is van groote waarde, dat de kaatssport de meest nationale en zuiverste landssport, ook in 1928 zal worden gedemonstreerd op de Olympische Spelen.’
Helaas had de organisatie van Amsterdam 1928 al toegezegd dat er zou worden gekorfbald, maar dat hield de kaatsers niet tegen. Het mocht dan misschien niet volgens het officiële regelement, maar toch was er op 10 juni 1928 een demonstratie waarmee de kaatssport zijn plaats opeiste in de olympische geschiedenis. Deze demonstratie vond alleen niet in het Olympisch Stadion zelf plaats, maar er net buiten. ‘Ze zal dan gehouden worden op het cricketveld in de onmiddellijke nabijheid van de groote arena van het Stadion,’ wist De Leeuwarder Courant. ‘Op een tijd dat er veel publiek verwacht kan worden.’
De kaatsers hadden hiervoor een heel goed moment uitgekozen, want meteen na afloop van de demonstratiewedstrijd was in het Olympisch Stadion de voetbalfinale tussen Uruguay en Argentinië met tienduizenden toeschouwers – één van de hoogtepunten van Amsterdam 1928. Mensen met kaarten voor die finale mochten gratis het kaatsen bekijken; de rest betaalde vijftig cent.
Deze historische demonstratiewedstrijd werd gespeeld door twee parturen, waarvan de ene met alleen maar Friezen en de andere van de zogenaamde buiten-afdelingen. Ids Jousma, H. Jepma en K. Terpstra speelden namens Friesland tegen de Amsterdammers R. Wijngaarden en S. Harkema en Van de Meulen uit Den Haag.
Er waren zo’n duizend toeschouwers, onder wie de verslaggever van De Delftsche Courant, die met veel interesse keek naar ‘dit echt oud Hollandsch spel’. Voor de zekerheid kregen alle aanwezigen een uittreksel van het spelreglement, ‘zoodat zij het spel behoorlijk konden volgen.’
De strijd ging verrassend gelijk op. ‘Jammer genoeg komt er nu een flinke regenbui,’ aldus Het Vaderland. ‘Het publiek verdwijnt meerendeels.’ Voor de Friezen was blijkbaar de lol er toen ook meteen af en stapten daarom uiteindelijk als verliezers van het veld. ‘Wij gelooven niet dat er werkelijk propaganda uitgaat van een dergelijk slap optreden,’ oordeelde Het Vaderland over de Friese kaatsers, die volgens de krant niet hadden begrepen wat het inhield om hun sport serieus onder de aandacht te brengen tijdens de Olympische Spelen.
In september 1928 werd in Joure het persoonlijke kampioenschap van de Kaatsbond georganiseerd, waar nog één keer werd teruggekeken op het afgelopen jaar. ‘Vooral 1928 was, door de Olympische Spelen, wat de kampioensgedachte betreft, een zeer bijzonder jaar geworden,’ zo werd daar geoordeeld. Niet dat ergens ter wereld de kaatssport was doorgebroken door de demonstratie van 10 juni 1928, maar goed: lacrosse is ook niet bepaald een volkssport in Nederland.
Kaatsen heeft in ieder geval een olympische geschiedenis. Als de sport ooit nog een kans krijgt, moeten de Friezen wel beloven iets beter hun best te doen.