Ook goed voor nieuw onderzoek: hoe prins Bernhard de Olympische Spelen van 1956 gebruikte om Greet Hofmans te lozen
Het Koninklijk Huisarchief heeft de NSDAP-lidmaatschapskaart van prins Bernhard vrijgegeven. In dat archief ligt vast ook een mapje over de Olympische Ruiterspelen van 1956 in Stockholm, die door Bernhard zijn gebruikt om de affaire met Greet Hofmans op de spits te drijven. Dit is wat we tot nu toe weten.
Door Jan Nijdam
Prins Bernhard in 1948 op het Concours Hippique in Bennekom. Foto J.D. Noske via het Nationaal Archief
Voor de Olympische Spelen van 1956 had het Nederlands Olympisch Comité om financiële redenen aanvankelijk geen enkele ruiter geselecteerd. Op de valreep echter diende zich toch nog een kandidaat aan. De 68-jarige Alexis Pantchoulidzew, die op 17 juni inderdaad de zware dressuurproef aflegde. Nota bene in 1956 toen Nederland de Spelen boycotte vanwege de Russische inval in Hongarije. Een merkwaardig verhaal, zoals wel vaker als prins Bernhard zich ermee bemoeide. Want hij was het die de kandidatuur van de voormalige Rus er doorgedrukt had. Een wild card had uitgedeeld, zoals Jolande Withuis het in haar biografie van Juliana noemt.
Uit de notulen van het NOC over 1955 en 1956 blijkt hoe dat in zijn werk is gegaan. En ook hoe de hoge heren van het NOC en de hippische bond zich als kleine jongens in de hoek lieten zetten door de prins. Om zijn biograaf Gerard Aalders te citeren: ‘De gedachte dat je Bernhard überhaupt zou kunnen tegenspreken of, erger nog, lastigvallen was voor velen kennelijk te gek voor woorden’. Het kruiperige gedrag van deze sportbobo’s is daarvan het beste voorbeeld.
Paardengekte
De zomer van 1955 brengt Bernhard door in het Spaanse Bilbao, waar hij een internationaal springconcours bijwoont in gezelschap van Pantchoulidzew, een wel heel oude bekende van de prins. De voormalige Rus was in 1922 op de vlucht voor de Bolsjewieken komen aanwaaien op het landgoed van de familie Zur Lippe Biesterfeld in het toen nog Duitse Reckenwalde. Hij gaat er zich bezighouden met het fokken van paarden, toentertijd een gewild artikel doordat er in de voorgaande oorlog zo’n acht miljoen het loodje hadden gelegd op het strijdtoneel.
Hij is er goed in. ‘Niemand wist zoveel van paarden als Pantchoulidzew’, aldus Oranje-kenner J.G. Kikkert. Wanneer hij na de oorlog voor de tweede maal op de loop voor de Bolsjewieken in Nederland belandt, samen met Bernhards moeder Armgard, wordt hij dankzij die paardengekte al snel door de Oranjes in de armen gesloten. Hij wordt er onder meer verantwoordelijk voor de paarden op Soestdijk. Althans, tot oktober ’55 wanneer hij tot persona non grata wordt verklaard. Maar daarover later meer.
Het verblijf in Bilbao was geen toeval. Bernhard had dat jaar het voorzitterschap aanvaard van de Fédération Equistre Internationale, die dit paardenevenement in de Noord-Spaanse havenstad georganiseerd had. Deze hippische wereldbond was ook belast met de organisatie van de paardenonderdelen van de Olympische Spelen van 1956 in het Australische Melbourne. Een complicatie daarbij was dat door de strenge quarantaineregels van de Australische overheid het in de praktijk onmogelijk bleek ook de hippische onderdelen daar af te werken. De FEI besloot daarop de olympische ruiterspelen in Stockholm te organiseren. Dat maakte het echter wel noodzakelijk ze te vervroegen naar juni, omdat in december in Zweden de poolwinter al zou zijn ingevallen.
Dat vergde een rappe organisatie. Uiteraard een kolfje naar de hand van een doener als Bernhard, die zich dan ook duchtig liet gelden. Wat hem er overigens niet van weerhield ook de vinger aan de pols te houden aan de Nederlandse afvaardiging aan deze ruiterspelen. Bernhard was tenslotte beschermheer van het Nederlands Olympisch Comité, dat het laatste woord had bij het aanwijzen van de Nederlandse deelnemers. Een materie die Bernhard zeer aan het hart ging. Zelf had hij in 1951 in een moment van zelfoverschatting een poging gedaan deelneming aan de Spelen van Helsinki af te dwingen, wat echter door een valpartij op een letterlijk pijnlijk fiasco was uitgelopen.
Zomer 1955 laat de Nederlandse Hippische Sportbond het NOC weten dat het in de bedoeling van de NHS ligt met één equipe van Nederlandse springruiters deel te nemen aan de Olympische Spelen in Stockholm. ‘Noch dressuurruiters, noch samengestelde wedstrijdruiters zullen worden uitgezonden’, wordt daar voor alle duidelijkheid nog aan toegevoegd.
In het harnas
De NHS kon daarbij op dat moment putten uit een kernploeg van vijf springruiters, waarvoor drie paarden beschikbaar waren. Dat hield in dat er nog twee paarden aangeschaft dienden te worden, wat in de praktijk echter gemakkelijker gezegd dan gedaan bleek.
Zo schrijft voorzitter J.H.W. Pasman van de NHS eind december aan het NOC dat de financiële middelen ontbreken voor dergelijke aankopen. Het is een boodschap die bij het NOC hard aankomt. Niet zozeer vanwege de mededeling zelf, als wel hoe deze door te brieven aan de prins. De man die die klus moest klaren was Charles Ferdinand Pahud de Mortanges, een goede bekende van Bernhard.
‘Ik zou de heer Pahud wel dringend willen vragen de zaak bij de Prins duidelijk te maken wanneer hij daartoe gelegenheid heeft. Wij moeten niet het risico nemen, dat de heer Pasman onze Beschermheer tegen ons in het harnas jaagt’, zo schrijft NOC-bestuurslid A.W. Sabel op 22 december 1955 aan zijn collega-bestuurders. De toon van de brief – en niet alleen van deze overigens – maakt duidelijk dat er weinig animo onder bestuurders bestond de prins hem onwelgevallige berichten te moeten doorgeven. Bernhard had op dat moment een enorm gezag, niet alleen bij het bedrijfsleven dat dankzij hem in de naoorlogse jaren honderden miljoenen aan buitenlandse opdrachten in de wacht had gesleept, maar ook onder politici. Hij werd regelmatig bij ministerraden uitgenodigd om zijn kijk op de situatie te geven. Kortom, een man die je geen knollen voor citroenen moest verkopen, en al helemaal geen nee. En dat was precies de boodschap van Pahud.
Wie de notulen van het NOC leest uit die tijd kan tussen de regels door constateren dat het uitstel van aankoop van de paarden bij de prins volledig verkeerd moet zijn gevallen. En zijn humeur zal er niet beter op geworden zijn toen Pahud voorjaar 1956 moest melden dat van uitstel afstel gekomen was. Een boodschap die in de sportwereld juist wel op begrip kon rekenen. ‘Gezien de gang van zaken bij de voorbereiding en selectie en de bij voorbaat tot mislukken gedoemde pogingen om op het nippertje nog enkele klasse-paarden in reserve te verkrijgen, is het besluit om niet te gaan wel te begrijpen en te rechtvaardigen’, zo vat sportjournalist Aad van Leeuwen in De Telegraaf de situatie samen.
Pantchoulidzew
Half mei komt de zaak in een stroomversnelling terecht. Uit de notulen van de bestuursvergadering van het NOC op 22 mei blijkt dat de NHS alsnog een kandidaat een dressuurruiter heeft weten te vinden. ‘Telefonisch heeft de Hippische Sportbond enkele dagen geleden voor deelneming aan de zware dressuurproef voorgedragen de heer Pantchoulidzew, nadat daarover eerder slechts een voorlopige aanduiding aan het bureau was gedaan’.
Diezelfde dag nog gaat er bij het NOC een brief de deur uit waarin ergernis doorklinkt over de selectiemethode. ‘Voor zover wij kunnen nagaan, is van uw zijde destijds zeer terloops aan ons bureau medegedeeld, dat er enige kans zou zijn, dat deze ruiter voor deelneming zou worden voorgedragen. Ofschoon van een officiële voordracht Uwerzijds naar onze mening sprake is geweest, willen wij, wanneer Uw bestuur inderdaad meent, dat deze uitzending verantwoord is, hiertoe wel onze medewerking verlenen en de inschrijving, welke na uw telefonische mededeling ter voorkoming van moeilijkheden reeds was geschied, sanctioneren’.
Maar, zo besluit het schrijven: ‘Zou de heer Pantchoulidzew dus deelnemen, dan moet dit buiten bezwaar van de fondsen van het NOC geschieden’. De reden laat zich achteraf raden. Pantchoulidzew was in 1953 al eens geselecteerd voor de Nederlandse équipe die in november deelnam aan het Concours Hippique in Genève. Zijn prestaties daar gaven blijkbaar geen aanleiding tot een nieuwe uitnodiging, zodat het bij dit eenmalige optreden bleef.
De NHS reageert eveneens ietwat gepikeerd per kerende post. Pantchoulidzew blijkt door ‘een deskundige commissie’ beoordeeld te zijn op zijn kunnen. ‘Het vertrouwelijk rapport, hetwelk wij daarover ontvingen en hetwelk wij u ter inzage deden toekomen, was voor bestuur aanleiding te besluiten accoord te gaan met het verzoek van de Heer Pantchoulidzew om aan de Olympische Spelen te Stockholm te mogen deelnemen’. De NHS acht zijn deelneming ‘wel verantwoord’, hoewel uit de toevoeging ‘dat gelet ook op de deelneming van andere landen de heer Pantchoulidzew geen slecht figuur zou slaan’ er wel heel duidelijk voor de olympische gedachte gekozen wordt dat deelnemen belangrijker is dan winnen.
Ook de financiering blijkt rond te zijn. De NHS laat weten dat Pantchoulidzew bereid is zelf voor alle kosten op te draaien, wat in het paardencircuit wel verwondering wekte. ‘De kolonel deed nooit iets op eigen kosten’, zo weet een ingewijde te vertellen. Waardoor het er alle schijn van heeft dat Bernhard voor de kosten opdraaide. Zoals deze ook de hele zaak op poten moet hebben gezet. Want Pantchoulidzew mocht dan zelf gevraagd hebben uitgezonden te worden, het initiatief zal toch ongetwijfeld van de prins zelf zijn uitgegaan, die zichzelf blijkbaar een pleziertje beloofd had.
Crisis
Daar was hij overigens ook wel aan toe. De sfeer op Soestdijk was om te snijden door een smeulend vuurtje in de relationele sfeer. Een huwelijkscrisis die later als de Greet Hofmans-affaire de boeken in zou gaan. Waarbij vooral Bernhards intimi het moesten ontgelden. Armgard, die sowieso al slecht lag bij Juliana en Wilhelmina, is vanaf september niet meer welkom op Soestdijk. Pantchoulidzew word in oktober tot zijn grote woede en die van de prins door Juliana de toegang tot het paleis ontzegd. Hij krijgt vier dagen de tijd om zijn kamers te ontruimen en zijn biezen te pakken. ‘Het land wordt door mijn vrouw geregeerd; thuis bepaal ik wat er gebeurt’, zo placht Bernhard tegenover vrienden schertsend maar daarom niet minder gemeend zijn positie op Paleis Soestdijk te omschrijven. Dat hij het nu beleven moest dat zijn moeder en in haar kielzog haar trouwe huisgenoot en zijn beste vriend door zijn vrouw als ongewenst bezoek werden beschouwd, paste allerminst in dat beeld.
Daar kwam bij dat Bernhard zelf er op 7 augustus door Juliana schriftelijk van verwittigd was dat zij van hem wilde scheiden. Eerder al had de vorstin premier Drees gepolst over de mogelijkheid van een scheiding. Deze had het haar afgeraden, omdat dat volgens hem dat de kortste weg naar abdicatie was. Dat zou de macht van Bernhard juist vergroten omdat hij als regent van zijn dochter Beatrix dan alle touwtjes in handen zou krijgen. Juist Bernhard had het meest te verliezen bij een scheiding. Niet alleen zijn Nederlanderschap, ook zijn inkomen, zijn invloed en zijn band met de kinderen zouden op de tocht te komen staan.
Tilde Bernhard dan ook aanvankelijk niet al te zwaar aan de brief – liet ‘m zelfs ondanks de vertrouwelijke inhoud aan wie het maar wilde lezen alsof het een goede grap betrof – al snel drong de realiteit tot hem door toen mensen die het goed met hem voor hadden Bernhard op deze consequenties wezen. De prins bond in, maar meer dan een gewapende vrede was het niet. Het ergste moest nog komen.
Tussenstop Hamburg
Op 9 juni vertrekt Bernhard met de regerings-Dakota naar Stockholm waar de dag erop de Ruiterspelen van start zullen gaan. Op weg naar de Zweedse hoofdstad wordt een tussenlanding in Hamburg ingelast. Hier krijgt hij op de redactieburelen van het Duitse weekblad Der Spiegel de drukproef te zien van het artikel dat de journalist Claus Jacobi over de problemen aan het hof in Nederland geschreven heeft. Bernhard leest de papieren vluchtig door en verklaart zich ermee akkoord. Geen wonder. De prins heeft de gegevens zelf aangeleverd, zoals hij naderhand toegegeven heeft. Het resulteert in een artikel de week erop waarin uit de doeken wordt gedaan dat de gebedsgenezeres die het paleis binnen was gehaald om de oogkwaal van de jongste prinses te genezen zich ontpopt heeft als een Raspoetin in de polder.
Nederland staat op zijn kop en ook Nederlandse officials en journalisten in Stockholm zijn in alle staten wanneer de Zweedse kwaliteitskrant Dagens Nyheter de primeur heeft dat de Nederlandse koningin niet alleen zal aftreden, maar ook zal scheiden van haar echtgenoot. Op initiatief van sportjournalist Aad van Leeuwen stuurt de verontwaardigde Nederlandse goegemeente in Stockholm Juliana een telegram om de vorstin een hart onder de riem te steken.
Bernhard ziet in alle commotie geen reden voortijdig naar huis terug te keren. Wel geeft hij zijn medewerking aan een poging van Drees de zaak te sussen. Via zijn secretaris F.A. de Graaff krijgt Bernhard de vraag voorgelegd of de geruchten in de buitenlandse pers officieel moeten worden tegengesproken. De prins laat weten dat mondelinge tegenspraak gewenst is, wat diezelfde dag nog door directeur G.J. Lammers van de RVD gedaan wordt. Pas nadat Pantchoulidzew op 17 juni zijn dressuur gereden heeft en de Spelen officieel afgesloten zijn vindt Bernhard de tijd rijp de thuisreis te aanvaarden. Het is dan inmiddels 18 juni.
Een volslagen verrassing
Inderdaad was de 28e plaats in een veld van 36 die Pantchoulidzew in Stockholm behaalde niet om over naar huis te schrijven, ‘hoewel het nog meeviel’, aldus Aad van Leeuwen in De Telegraaf de dag erop. De journalist hekelt de vage selectiecriteria van de NHS, waarbij aan de springruiters onjuiste selectie-eisen werden gesteld, terwijl ‘voor de zware dressuur geen enkele selectie plaatsgevonden heeft en is geen enkele andere combinatie in de gelegenheid gesteld zich kandidaat te stellen. De inschrijving was dan ook voor de Nederlandse ruitersportwereld een volslagen verrassing’.
Dat het NOC niet financieel opdraaide voor de uitzending van Pantchoulidzew had volgens Van Leeuwen geen rol mogen spelen. ‘De Nederlandse inschrijving voor de zware dressuur wekt de stellige indruk, dat andere overwegingen een rol hebben gespeeld. De Nederlandse ruitersport heeft het recht daarover opheldering te verlangen’, aldus Van Leeuwen.
Van Leeuwen is in de jaren vijftig niet zomaar iemand in de Nederlandse sportwereld. Hij is chef van de sportredactie van De Telegraaf en heeft zelfs elke maandag een eigen column op de voorpagina. De ruim bemande redactie heeft dagelijks vijf pagina’s te vullen en de krant is erin geslaagd na de herverschijning in 1949 haar positie als toonaangevende sportkrant van voor de oorlog te heroveren. Daarnaast doet Van Leeuwen na de oorlog voor de AVRO-radio verslag van wedstrijden van het Nederlands elftal. Hij is daarmee de opvolger van de in de oorlog vermoorde Han Hollander, die hij overigens voor de oorlog al verving tijdens vakanties. Vanaf 1951 wordt hij ook voetbalcommentator bij de dat jaar geïntroduceerde televisie. Kortom, een man om rekening mee te houden.
Ook bij het NOC wordt de dan nog niet grootste krant van Nederland nauwgezet gelezen. Onder meer door bestuurslid A.W. Sabel, die het niet verwondert ‘dat de Telegraaf een dergelijk infaam stukje publiceert maar wel had ik gedacht dat Aart van Leeuwen verstandiger zou zijn’.
Zijn idee is Van Leeuwen op andere gedachten te brengen of de ‘waarheid’ via het ANP te publiceren. Zijn collega P.C. van Houten ziet de bui echter al hangen: ‘Voor zwijgen voel ik weinig; voor alles openbaren in het geheel niets’. Ook NOC-voorzitter J. Linthorst Homan zit met de zaak in de maag. Hij erkent dat het NOC weliswaar verantwoordelijk gehouden mag worden voor wat inmiddels een affaire mag heten, maar alles geschiedde op advies van de NHS. ‘Wij kunnen nu drie dingen doen’, aldus Linthorst: ‘1. Zwijgen, 2. alles openbaren, 3. de heer van Leeuwen alles vertellen, aan de hand der schriftelijke stukken (ook rapporten over dressuurruiter)’.
Voor welke oplossing gekozen is wordt niet duidelijk uit het NOC-archief. In ieder geval niet voor volledige transparantie. Feit is dat Van Leeuwen de zaak als afgedaan beschouwt. Hij schrijft er in de krant in ieder geval geen letter meer over. Een klokkenluider in spe die het verder maar laat lopen. Al dan niet na wat telefoontjes met de sportbonden en mogelijk met Soestdijk die uiteraard niet gearchiveerd zijn. Heren onder elkaar.
Voor hem is de verhouding met Oranje voortaan weer als vanouds: business as usual. Hij stuurt de prins 29 juni zoals gebruikelijk een gelukstelegram op diens verjaardag. En zoals altijd ontvangt hij daarvoor enige dagen later een bedankje van de prins, eveneens per telegram.
Stil in Warmelo
Inhoudelijk komt hij nog één keer op de zaak terug. In een interview met Bernhard op 30 augustus dat jaar voor de AVRO-radio brengt hij de zaak ter sprake. In zijn persoonlijk archief bevindt zich een aantekening waarin hij de teneur van het gesprek samenvat: ‘Als Prins der Nederlanden en als voorzitter van de F.E.I. moet het hem hebben verdroten, dat de Nederlandse hippische sport in Stockholm slechts vertegenwoordigd was door één combinatie in de zware dressuur, en in beide andere evenementen (de samengestelde wedstrijd en het springconcours) ontbrak’. Zelfreflectie is inderdaad nooit Van Leeuwens sterkste punt geweest.
Na 1956 wordt het stil op Warmelo, een kasteel bij het Overijsselse Diepenheim, waar Armgard en Pantchoulidzew zich in 1952 gevestigd hebben. De voormalige Rus betrok een zijvleugel van het kasteeltje waar hij alle tijd aan de paarden kon besteden. Slechts een enkele maal begeeft de olympiër zich buiten de hekken van het kasteel, onder meer begin maart 1957, als hem door de Zweedse ambassadeur een koninklijke medaille opgespeld wordt vanwege zijn deelname aan de Spelen. Een plaats- en tijdgenoot herinnert zich Pantchoulidzew ‘als een kleine man met een grote snor, die meestal kortaf, op commandotoon reactionaire ideeën verkondigde’.
In 1960 wordt hij door een kennis uit de paardenwereld in het Zwitserse Basel bij het station gespot. Wanneer hij Pantchoulidzew aanspreekt houdt deze zich van de domme. ‘Ik dacht dat dit wellicht iets te maken had met ’s mans gevorderde leeftijd, maar later zag ik in de krant dat dit precies gebeurde op de datum, waarop hij het geld van Lockheed in Zwitserland had opgehaald’, aldus de anonieme bron. De exacte toedracht staat beschreven in het Rapport van de Commissie van Drie. Onderzoek naar de juistheid van verklaringen over betalingen door een Amerikaanse vliegtuigfabriek. De Lockheed-affaire dus, een corruptieschandaal in de VS dat in 1975 aan het licht kwam en dat in een aantal westerse landen tot veel rumoer leidde.
Ter promotie van de verkoop van vliegtuigen was aan hoge regeringsfunctionarissen in die landen illegaal commissie betaald. In Nederland werd de naam van prins Bernhard genoemd, die voor bewezen diensten zo’n één miljoen dollar zou hebben opgestreken. Hoe die som van eigenaar moest verwisselen, kreeg een functionaris van Lockheed op Soestdijk van de prins zelf te horen.
We citeren het rapport: ‘Hem werd bij die gelegenheid medegedeeld dat de heer Pantchoulidzew zich op 3 oktober 1960 in hotel Dolder in Zürich bij hem zou vervoegen, ten einde aanwijzingen te geven op welke bankrekening de te betalen bedragen moesten worden gestort’.
Ongetwijfeld zullen de dollars op rekeningnummer 62728 van de Schweizerische Bankverein zijn gestort, maar Bernhard hield tegenover de enquêtecommissie vol het bedrag nooit te hebben ontvangen. Zijn verweer dat Fred Meuser, een oude vriend en tot 1958 verkoopmanager bij Lockheed, met de buit was gaan strijken, stuitte bij de commissie op scepsis. Maar de man die uitsluitsel had kunnen geven was inmiddels overleden.
In 1968 stierf Pantchoulidzew op 79-jarige leeftijd, diep betreurd door de hele koninklijke familie die aan zijn groeve stond. Ook Bernhard, wiens afkeer van begrafenissen spreekwoordelijk was.
Pantchoulidzew is inmiddels niet meer dan een voetnoot in de geschiedenis. Slechts in de naam van twee dochters van Bernhard leeft hij voort. Kinderen uit zijn buitenechtelijke avonturen wel te verstaan, zo gaf hij toe in het Volkskrant-interview net voor zijn dood. Alexia en Alicia heten de dochters van respectievelijk een Franse vriendin en een tuinarchitecte, van wie Bernhard de nationaliteit voor zich wilde houden. Of ze mogelijk naar Alexei Pantchoulidzew zijn vernoemd vermeldt het verhaal niet. Er werd de prins ook niet naar gevraagd.