Pieter Scharroo maakte Nederland (en de kolonie) warm voor de Olympische Spelen
In 1923 verscheen het boekje Nederland en de Olympische Spelen van P.W. Scharroo. De schrijver wilde hiermee zijn land warm maken voor Amsterdam 1928. Tot in Nederlands-Indië reageerden lezers positief.
‘Van de hand van den heer P. W. Scharroo, tweeden voorzitter van het Nederlandsch Olympisch Comité, verscheen een brochure getiteld Nederland en de Olympische Spelen. In de inleiding schrijft hij, dat het Comité International Olympique in Juni 1921 te Lausanne besloot om in het jaar 1928 de Olympische Spelen te Amsterdam te doen plaatsvinden. Dit besluit van Lausanne wordt beschouwd als een openlijke waardeering van de ridderlijke sportiviteit van den Nederlandschen sportsman, welke in het buitenland spreekwoordelijk is geworden.
Hij wijst verder op den plicht welke op de schouders van de Regeering en ons geheele volk gelegd is om in eendrachtige samenwerking van allen en met volle inspanning van alle nationale krachten, van het grootsche internationale feest van 1928 eene gebeurtenis te maken, die van blijvende beteekenis is voor ons vaderland. De eer van ons volk, de naam, welken wil tegenover het buitenland hebben hoog te houden, eischen, dat wij ons reeds nu krachtig voorbereiden voor een waardige viering van de negende Olympiade te Amsterdam in 1928.
Baron F.W.C.H. van Tuijll van Serooskerken schreef een voorwoord in het boekske, dat een 24-tal afbeeldingen bevat van vroeger gehouden Olympiaden. Verder vinden wij de geschiedenis van de Olympische Spelen beschreven, alsmede de Olympische Spelen der Oude Grieken en de moderne Olympische Spelen.
Het boekje zal zijn weg onder de sportbeoefenaren wel vinden.’
Aldus De Tijd van 20 september 1923. NOC*NSF heeft deze brochure nu gedigitaliseerd zodat het ook in onze eeuw zijn weg onder de sportbeoefenaren wel vinden. Je kan het hier lezen.
Nederlandsch-Indië
Tot in Nederlands-Indië kreeg het werk van Scharroo weerklank. De Sumatra Post schreef als reactie:
‘Waar het belang van de Olympische spelen een zoo verstrekkend, nationaal als internationaal karakter heeft, is het onze meening, dat ook Nederlandsch Indië in dezen niet mag achterblijven. Uit den aard der zaak zal het deelnemen aan de spelen, op sportief gebied vele bezwaren mede brengen, alhoewel er gelukkig reeds plannen bestaan, een vertegenwoordigend voetbalelftal af te vaardigen, doch juist daarom achten wij een blijk van belangstelling, door een financieele steunverleening, zoowel van particulieren als van de verschillende sportvereenigingen en bonden, zeer gewenscht.
Terwijl voorts door, tijdens de spelen met verlof in Holland vertoevende personen, die op sportgebied iets presteeren, waarschijnlijk wel een soort vertegenwoordigende Indische groep kan worden gemaakt, al was het alleen maar bij wijze van vlagvertoon.’
Van die Indische sporters met een eigen vlag zou uiteindelijk niets terechtkomen, want de Nederlandse regering zat niet te wachten op een groeiend zelfbewustzijn van de kolonie. Het zou zomaar kunnen leiden tot de behoefte aan meer onafhankelijkheid, dus daar kwam niets van in.
De kolonie zou wél veel geld ophalen voor de organisatie van de Spelen van 1928 – misschien wel door dit boekske van Scharroo uit 1923.