Precies tachtig jaar geleden werd Stella Agsteribbe vermoord, de joodse turnkampioene van 1928
Op 17 september 1943 werd Stella Agsteribbe vermoord in Auschwitz. In 1928 won zij olympisch goud bij het turnen. Tijdens de Holocaust werden er vanuit Nederland negentien joodse olympiërs afgevoerd en vermoord – het hoogste aantal in heel Europa.
De Nederlandse turnvrouwen van 1928 met coach Gerrit Kleerekoper. Foto via NOC*NSF / Collectie Gelderland
Twintig turnsters betraden op 5 april 1928 een gymnastiekzaal, waar ze werden toegesproken door de secretaris van het Gewest Zuid-Holland van het Koninklijk Nederlandsch Gymnastiek Verbond. “Het wordt geen prettige avond, omdat er geturnd moet worden met de wetenschap dat een bepaald aantal moet afvallen.”
De bijeenkomst draaide om de naderende Olympische Spelen in Amsterdam, waarvoor Nederland een team van tien damesturnsters zocht. Die selectie was overigens geen idee van het KNGV, maar van de dames zelf, ‘omdat men gaarne wilde weten wie definitief aangewezen zou worden’.
Huppen met dijheffen
Een jury beoordeelde een groot aantal oefeningen voor een maximaal aantal punten van 360. Na de eerste indruk van houding, figuur en aanblik volgden onder meer huppen met dijheffen, kreits van voor naar achter met één been tot steun, de kippen tot spreidzit en knotsoefeningen.
De jury was niet bepaald tevreden: “Het toestelturnen behoeft nog zeer veel verbetering. Men is te spoedig voldaan over zichzelf, terwijl men toch de eer van ons land moet ophouden.” Daarom werden slechts vijf vrouwen geselecteerd en kwam er ‘ter completeering van de ploeg’ nog een tweede selectiemoment.
Eind mei was het proces afgerond: ‘Er zijn veertien dames gekozen, waarvan er vier eenige weken voor het groote gebeuren als reserves zullen worden aangewezen.’ Net als een maand eerder was er kritiek op het niveau van de turnsters: ‘Als men bedenkt, dat 360 punten het maximum is, dat behaald kan worden terwijl 268 ½ punt het fraaiste resultaat was, dan blijkt hieruit duidelijk, dat het turnen van de dames nog wel voor eenige verbetering vatbaar is.’
Gerrit Kleerekoper werd als coach aangesteld om hierin verbetering aan te brengen. Het belang was groot, want het was niet alleen de eer van het land waar het in 1928 om ging. Wat ook van belang was, was dat vrouwen in 1928 voor de eerste mee mochten doen aan olympisch turnen. Amsterdam kende daarmee dus een heuse primeur.
Geestdrift en gejuich
In de maanden dat Kleerekoper aan zijn team werkte, boekte hij veel resultaat. Waar de Nederlandse mannen teleurstelden op de Spelen, haalden de vrouwen juist het maximale uit hun oefeningen.
Koningin Wilhelmina, prins Hendrik en prinses Juliana zaten speciaal voor deze wedstrijd op de eretribune. Voor de rest was het stadion helaas nagenoeg leeg, maar het weinige publiek dat er wél was ‘roert zich evenwel geweldig, waarvan een geweldige geestdrift en een telkens opstekend luidruchtig gejuich de gevolgen zijn’.
Na drie onderdelen – vrije oefeningen, toestel en springen – toonden de Nederlandse vrouwen zich het beste. De kritiek van enkele maanden daarvoor was daarmee natuurlijk verdwenen: ‘De Hollandsche turnsters werkten aan een lage, vervolgens aan hooge brug om met ringenzwaai te eindigen. Mooie oefenstof – niet te zwaar -, logisch samengesteld, keurig klassikaal uitgevoerd, prachtig van orde en leiding, in één woord subliem.’
De Telegraaf schreef zelfs een gedicht:
Turnsters van Holland, aanvaardt mijn hulde
Gij hebt ons landje keurig verrast
Voor U ging, wat niemand onzer verwachtte
De Hollandsche driekleur aan middelste mast.
De Haagse turnsters werden met veel vertoon binnengehaald in hun stad. Het stationsplein stond bomvol mensen toen de kampioenen met de trein arriveerden. ‘De dames werden met luid gejuich en hoera’s ontvangen.’ Hierop volgde een rondrit, die werd gadegeslagen door een enthousiaste massa. ‘Nog langen tijd is men gezellig bijeengebleven. Een strijkje zorgde voor muzikale afwisseling.’
Kleerekoper werd daarna een Bekende Nederlander met vanaf 1931 een eigen radioprogramma bij de VARA. Dagelijks zond hij gymnastieklessen uit, die duizenden Nederlanders in beweging brachten. “Luisteraars, staat u allen klaar?” Hij was hiermee de eerste, die de lichamelijke beweging via de Nederlandse radio naar de huiskamer bracht.
Concentratiekampen
Vier vrouwen uit dit team, samen met Kleerekoper, waren joods. In de oorlog werden de meeste vermoord door de nazi’s. Pas in 1997 werd dit voor het grote publiek duidelijk bekend toen deze namen werden vermeld op de International Jewish Sports Hall of Fame.
Alie van den Bos zat ook in dit team. In 1999 sprak ze hierover met de NOS. “Het is erg dramatisch afgelopen, dat weet u. Het is natuurlijk vreselijk wat er gebeurd is. Leider weg en de meisjes weg. Je vraag je af waarvoor.”
Van den Bos heeft nog geprobeerd een teamgenoot te helpen. “Toen heb ik eens aan Stella Agsteribbe gevraagd. Zal ik je kinderen nemen? Dat doe ik graag. Zegt ze tegen me: Zou jij je kinderen achterlaten? Nou, toen waren we uitgesproken natuurlijk. En ik vond het heel begrijpelijk dat ze zo reageerde, want dat doe je natuurlijk ook niet zo makkelijk.”
Precies tachtig jaar geleden werd Agsteribbe vermoord, met haar man en twee kinderen. Van alle joodse teamleden overleefde alleen Elka de Levie de oorlog. In 1979 overleed ze na een teruggetrokken leven.
Op initiatief van het Olympisch Stadion en de Liberale Joodse Gemeente in Utrecht werden in 2010 gedenkstenen gelegd voor de voormalige woonhuizen van de turnsters en Kleerekoper.
Holocaust
In totaal kwamen er in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog 39 olympiërs om het leven, van Koos Schouwenaar op 19 september 1940 tot en met Gerardus van der Wel op 31 mei 1945.
Hieronder waren zestien joodse olympiërs, onder meer de turners. De Duitse turnneven Gustav en Alfred Flatow komen daar nog bij, want zij waren na de machtsovername van Hitler in 1933 naar Nederland gevlucht om uit handen te blijven van de nazi’s. Tevergeefs, want ze werden alsnog gedeporteerd en in Theresienstadt vermoord. De Hongaarse voetballer Árpád Weisz werd vanuit Dordrecht afgevoerd met zijn hele gezin, als voormalig coach van DFC.
Daarmee zijn er negentien joodse olympiërs vanuit Nederland afgevoerd naar een concentratiekamp, waar ze werden vermoord. Geen enkel ander land verloor méér Joodse olympiërs in oorlogstijd! Deze kille cijfers weerspiegelen de algemene omstandigheden van de oorlog in Nederland, waar zo’n 75% van alle Joden is vermoord, veel meer dan in bijvoorbeeld België en Frankrijk. En dat zien we dus keihard terug in de gegevens van omgekomen Nederlandse sporters.