Rie Beisenherz was in 1920 de eerste Nederlandse vrouw op de Olympische Spelen
Het is de dertigste sterfdag van zwemster Rie Beisenherz. In 1920 was zij de eerste Nederlandse vrouw op de Olympische Spelen.
Rie Beisenherz, geboren in 1901 in Amsterdam, groeide op in een zeer sportieve familie met vader Louis als een bekende wielrenner, tijdgenoot en collega van Jaap Eden. Zelf was ze twaalf jaar toen ze zich aanmeldde bij de Hollandse Dames Zwemclub, samen met enkele leeftijdgenoten. Vanwege hun lage leeftijd werden ze echter geweigerd, waarna de meisjes diep verontwaardigd een eigen zwemclub oprichtten, De Jonge Waterratten, in het bad aan de Heiligeweg. Ze vertrokken alweer snel, omdat ze er geen prijzenkast mochten ophangen vanwege de spijkergaatjes.
De wetten van de wedstrijdsport
In 1920 zwom Beisenherz vooral in het bad van Obelt aan het IJ. “Ik herinner mij dat ik nog heb gezwommen in een rood katoenen pak met pijpen tot mijn knieën en een geplooid pasje. Kunt u zich voorstellen hoe zwaar al die plooien werden in het water?” Ze trainde dagelijks om mee te doen aan de Olympische Spelen. “Dat had uiteraard heel wat voeten in de aarde eer het zo ver was,” merkte ze in 1960 op in het radioprogramma In het dal van Olympia. Haar ambities botsten namelijk frontaal met de leefwereld van de sportbestuurders, onwetend van de wetten van de wedstrijdsport.
Niemand bij de zwembond geloofde daarom dat dit Amsterdamse meisje die olympische limiet kon halen, smaalde ze in 1988 tegenover de Telegraaf. “Toch lukte het mij op een avond aan de Ruysdaelkade in Amsterdam om de 100 meter vrije slag binnen de gestelde tijd af te leggen. Maar daarvoor moest wel de aantikpaal, die op 80 meter stond, uit de bodem van het zwembad worden getrokken om er twintig meter verderop weer te worden in geslagen.”
Deze kwalificatie bracht de heren niet tot andere inzichten. “Ik kreeg derdeklas trein vergoed en vier dagen verblijf. Mijn vader is met mij meegegaan, maar van de Zwembond was praktisch geen verzorging sprake.” Verder wist niemand dat het bij internationale wedstrijden al jarenlang de gewoonte was om te duiken tijdens de start. Beisenherz kwam er pas achter toen ze zich in Antwerpen gereed maakte voor haar olympische debuut. ‘Men krijgt bij het overdenken van al deze dingen den indruk alsof de Ned. Zwembond de Olympiade geen evenement van groote beteekenis vindt,’ hoonde Algemeen Handelsblad twee dagen na haar optreden.
Ondanks een slechte start verbrak de Amsterdamse het nationale record met maar liefst zes seconden, als snelste Europeaanse zwemster van deze Spelen. Het bondsbestuur weigerde alleen deze tijd te erkennen, omdat die niet was gemeten in Nederlands water. Dat maakte het Handelsblad helemaal razend: ‘Wanneer dat inderdaad in het reglement staat, dan wordt het toch werkelijk meer dan tijd, zoo’n reglement overboord te werpen en een nieuw te maken.’ Na wat gewichtige gedachtenuitwisselingen erkenden de zwemofficials dit nieuwe nationale record daarna alsnog.
Plezier
Beisenherz bleef nuchter onder al die opwinding. “Je kan veel plezier van de zwemsport beleven, zoals ik nog altijd heb, maar het moet toch niet een hoofdzaak worden dat alles, alles en alleen, om de sport draait.” Dat ze als eerste Nederlands vrouw aan de Olympische Spelen heeft meegedaan, vond ze heel plezierig, waarbij ze ook nog was opgeroepen voor een demonstratiewedstrijd waterpolo – als hele verre voorloper op de olympische titel van de Nederlandse waterpolovrouwen in 2008.
Het allerleukste van de Spelen van 1920, zo vond ze zelf tenminste, was om door de stad te lopen, samen met haar vader. “In Antwerpen ging ik alles bekijken, tussen de wedstrijden door, ik kon precies doen wat ik wilde.”
Beisenherz zwom tot 1982 dagelijks 400 meter in het Sportfondsenbad in Naarden tot de dokter het verbood.